Slim maar.. Hoe je de executieve functies kunt versterken
Geplaatst op 1 juni 2014
Kerpel, A. (2014). Slim maar.. .
Geraadpleegd op 12-04-2021,
van https://wij-leren.nl/executieve-functies-slim-maar.php
>> Slim maar... direct bestellen.
Talenten en problemen
Executieve functies
- Respons-inhibitie: nadenken voordat je iets doet.
- Werkgeheugen: informatie in je geheugen houden bij het uitvoeren van complexe taken.
- Emotieregulatie: emoties reguleren om doelen te behalen of gedrag te controleren.
- Volgehouden aandacht: aandachtig blijven, ondanks afleiding.
- Taakinitiatie: op tijd en efficiënt aan een taak beginnen.
- Planning/prioritering: een plan maken en beslissen wat belangrijk is.
- Organisatie: informatie en materialen ordenen.
- Timemanagement: tijd inschatten, verdelen en deadlines halen.
- Doelgericht gedrag: doelen formuleren en realiseren zonder je te laten afschrikken.
- Flexibiliteit: flexibel omgaan met veranderingen en tegenslag.
- Metacognitie: een stapje terug doen om jezelf en de situatie te overzien en te evalueren.
Opbouw
- Deel 1. Hoe het komt dat je slimme kind zo ongefocust is. In dit gedeelte staan onder andere testjes voor jou en je kind om de sterke en zwakke kanten te bepalen.
- Deel 2. Hoe je kunt helpen. Dit deel behandelt tien principes waarmee je de executieve functies van je kind kunt verbeteren.
- Deel 3. Aan de slag. In dit deel komen alle executieve functies een voor een aan de orde.
Deel 1. Hoe het komt dat je slimme kind zo ongefocust is
- Probeer je kind over te halen om jouw hulp te accepteren, zodat hij niet continu vastloopt.
- Wees creatief bij het gebruiken van jouw sterke kanten om je kind te helpen.
- Kijk ook wat jouw zwakke kanten zijn en de sterke kanten van je kind.
- Zorg ervoor dat je er samen om kunt lachen.
- Bedenken samen oplossingen voor de problemen van je kind.
- Als je wanhopig wordt, bedenk dan dat je er zelf met dezelfde problemen ook bent gekomen.
- Je kunt je eigen zwakke kanten tegelijk met die van je kind aanpakken.
Help! De taak past niet bij het kind
- Let goed op de emoties en het gedrag van je kind bij de taken die hij moet uitvoeren.
- Controleer of het kind de taak niet wil of dat hij het niet kan.
- Check of er een omgevingsfactor is die het kind belemmert.
- Kijk welke functies voor de taak nodig zijn en ga na of het kind die bezit.
Deel 2 Hoe je kunt helpen
Tien principes
- Een vaardigheid aanleren is beter dan afwachten of het kind het vanzelf leert.
- Houd rekening met het ontwikkelingsniveau van het kind.
- Ga van buiten naar binnen. Begin dus met iets dat buiten het kind is, en trek je geleidelijk terug als de vaardigheid geïnternaliseerd is.
- Bij het veranderen van externe factoren gaat het om de omgeving, de taak of de interactie.
- Gebruik de intrinsieke motivatie van het kind om iets te leren beheersen.
- Zorg dat taken passen bij het inspanningsvermogen van het kind.
- Zorg voor aanmoediging.
- Geef het kind precies genoeg steun om succes te behalen.
- Steun net zo lang totdat het kind succes heeft.
- Als je stopt met steun en beloningen, doe dat geleidelijk en niet abrupt.
ABC-model
- A staat voor Antecedent. Dus: gedrag veranderen door de omgeving aan te passen.
- B staat voor Behavior (gedrag). Dus: het gedrag zelf aanpassen.
- C staat voor Consequenties. Dus: gedrag veranderen door sancties en/of beloningen.
De omgeving aanpassen: Antecedenten
- Beperk de afleiding.
- Zorg voor ordeningssystemen. Maak een planning. Zorg voor geheugensteuntjes.
- Maak een activiteit of gebeurtenis minder complex. Je kunt een taak korter maken, een pauze inlassen of de stappen duidelijk uitleggen.
- Verander de sociale samenstelling.
Executieve functies aanleren: Gedragsverandering
- Bepaal aan welk probleem je gaat werken.
- Formuleer samen met het kind een doel en tussendoelen.
- Beschrijf de stappen en verwerk ze in een lijst of checklist.
- Houd toezicht terwijl het kind de lijst afwerkt, bouw dit geleidelijk af.
Consequenties
Deel 3 Aan de slag
- Beperk je tot het noodzakelijkste.
- Leer de principes die aan effectieve strategieën ten grondslag liggen.
- Pak specifieke, dagelijkse activiteiten aan.
- Pak daarna specifieke zwakke executieve functies aan.

Respons-inhibitie
- Zorg dat je kind begrijpt dat er consequenties verbonden zijn aan slechte impulsbeheersing.
- Bereid je kind (zo mogelijk) voor op situaties door er vooraf over te praten.
- Oefen respons-inhibitie door rollenspel.
Werkgeheugen
- Maak oogcontact voordat je de opdracht geeft.
- Beperk afleiders.
- Laat het kind de opdracht herhalen.
- Gebruik visuele geheugensteuntjes.
- Help het kind met bedenken hoe hij/zij iets belangrijks kan onthouden.
Emotieregulatie
- Pas bij jonge kinderen de omgeving aan.
- Bereid het kind (zo mogelijk ) voor.
- Geef het kind strategieën of een script voor probleemsituaties.
Volgehouden aandacht
- Zorg voor toezicht.
- Vergroot langzaam de spanningsboog.
- Gebruik een timetimer.
- Maak de taak interessant.
- Gebruik een beloningssysteem.
Taakinitiatie
- Moedig aan om gelijk te beginnen.
- Deel de taak in kleine stukken.
- Laat het kind vooraf bedenken hoe en wanneer hij de taak doet.
- Laat het kind verzinnen hoe je hem kunt aansporen, bijv. met een wekker.
Planning/prioritering
- Betrek het kind bij het plannen en beschrijf de stappen.
- Als je deze vaardigheden wilt aanleren, zet ze dan allereerst in bij dingen die je kind graag wil hebben of doen. Bijv. een boomhut bouwen.
- Laat het kind aangeven wat het belangrijkst is en dus het eerst moet gebeuren.
Organiseren
Timemanagement
- Zorg thuis voor een voorspelbare dagelijkse routine. Dit draagt bij aan het besef dat tijd ordelijk verloopt.
- Praat met het kind over hoe lang het duurt om iets te doen.
- Maak gebruik van kalenders en roosters en moedig je kind aan om hetzelfde te doen.
- Gebruik een timetimer.
Flexibiliteit
- Introduceer niet teveel veranderingen tegelijk.
- Vertel vooraf wat komen gaat.
- Houd je zoveel mogelijk aan de planning.
- Maak een taak minder complex.
- Maak gebruik van sociale verhalen.
- Bedenk met het kind een strategie om inflexibele situatie aan te kunnen.
Doelgericht gedrag
- Begin vroeg, met korte taken die een duidelijk doel hebben.
- Help je kind om steeds verder gelegen doelen te halen.
- Geef het kind iets om naar uit te kijken als het doel behaald is.
Metacognitie
- Stel evaluerende vragen, zoals: Hoe vind je dat je de opdracht hebt uitgevoerd?
- Leer het kind vragen, die het aan zichzelf kan stellen. Bijvoorbeeld: Wat is het probleem? Houd ik me aan mijn plan?
- Laat het kind beschrijven hoe een voltooide taak eruit ziet.
Bestellen
Bestellen
Het boek Slim maar... is te bestellen via:
Kerpel, A. (2014). Slim maar.. .
Geraadpleegd op 12-04-2021,
van https://wij-leren.nl/executieve-functies-slim-maar.php
Gerelateerd

Medilex Onderwijs




















































47 adhd
41 autisme
58 concentratie
68 executieve functies
106 gedragsproblemen
16 huiswerk
22 huiswerkbegeleiding
65 metacognitie
26 performaal











