Belang van executieve functies -8-
Emiel van Doorn
Trainer, mediator, coach, ontwikkelaar mediërend leren en IVP-trainer bij Stichting StiBCO
Geraadpleegd op 04-12-2024,
van https://wij-leren.nl/relatie-cognitieve-executieve-functies-belang-executief-functioneren.php.
Cognitieve en executieve functies. Wat zijn dat? En hoe staan deze in relatie met elkaar? Dit artikel is onderdeel van een serie waarin de cognitieve en executieve functies uitgelegd worden en waarin de relatie gelegd wordt tussen deze functies. Hier staat een overzicht van alle artikelen en bronnen.
Storingen in de executieve functies volgens Muriel Deutsch Lezak
Storingen in de executieve functies zijn vaak (relatief) makkelijk zichtbaar, want (de mate van) zelfcontrole en de zelfhandhaving is afwezig of gaat achteruit. Ook meer psychosociale problemen die lastiger te herkennen zijn kunnen wijzen op verstoringen in de executieve functies. Er wordt dan gedoeld op psychosociale problemen als uitstelgedrag, verminderende/afwezige motivatie, verstoring in planmatig werken en het in de verkeerde volgorde uitvoeren (deze vormen allen de basis voor doelgeörienteerd gedrag).
Een bijkomend probleem is dat de onderzoekssituaties waarin men tot deze resultaten komt en waarin personen geobserveerd worden, vaak (voor)gestructureerd zijn, waardoor herhaaldelijk tot een verkeerde conclusie wordt gekomen en een individu lui of ongemotiveerd wordt genoemd. Een (gestructureerde) onderzoekssituatie kan er dus toe leiden dat het probleemgedrag van een individu (stoornis in de executieve functies) verkeerd benoemd wordt.
- Een verstoring van de executieve functies kan leiden tot dezelfde globale IQ-score;
- echter lagere scores op enkele subtesten is ook mogelijk;
- verstoringen in cognitieve functies zullen echter altijd op specifieke subtesten verminderde scores laten zien.
Executieve functies - onderzoeken Muriel Deutsch Lezak
Stoornissen in de executieve functies worden vaak onderzocht op basis van hun effecten op de cognitieve functies, cognitieve capaciteiten of persoonlijkheidstrekken en niet door middel van testen die strikt executieve functies meten. Aparte testen voor executieve functies zijn er bijna niet.
In een onderzoekssituatie structureert de onderzoeker de situatie (hij/zij bepaalt wanneer de test begint, wanneer die klaar is, wat er gedaan moet worden, benoemt de kaders, plant en initieert gedrag). Dit zijn precies die elementen waar mensen met verstoringen in de executieve functies moeite mee hebben. Dus testen maken (met regelmaat) verstoringen in de executieve functies niet zichtbaar, vanwege de aard van de testsituaties. Dit vergt van de onderzoeker extra klinische, observatie vaardigheden.
Executieve problemen
Peg Dawson en Richard Guare hebben onderzoek gedaan naar de executieve functies van kinderen en adolescenten. Ze hebben geconstateerd dat kinderen/jongeren problemen kunnen ondervinden met leren op grond van zwakke executieve functies (indien correct vastgesteld). Ze zijn van mening dat kinderen/jongeren met leerproblemen baat hebben bij interventies die gericht zijn op het verbeteren van (executieve) vaardigheden en hen helpen om hun gedrag te reguleren. We kunnen de 'executieve functies problemen' onderverdelen in twee groepen:
1. Kinderen en jongeren met 'executieve functies problemen' op het vlak van het onderwijs/leren
- Wat gaat er mis in het denken?
- Wat gaat er mis in het (be)redeneren?
- ........
Wat zijn de gevolgen hiervan voor school, stage, werk en privé?
- Welke concrete leerdoelen kunnen we o.b.v. bovenstaande gegevens samen met het kind/de jongere formuleren?
- Wat beheerst het kind/de jongere wel, wat zijn zijn/haar kwaliteiten, talenten en krachten?
2. Kinderen en jongeren met 'executieve functies problemen' op het vlak van structureren
- Wat gaat er mis bij het organiseren?
- Wat gaat er mis in het plannen?
- Wat gaat er mis in het reguleren van het gedrag?
- ….
Wat is er zichtbaar m.b.t. het niet correct structureren zowel thuis, school, werk en privé?
- Wanneer vertoont hij/zij gewenst gedrag, hoe en bij wie?
- Wat beheerst het kind/de jongere wel, wat zijn zijn/haar kwaliteiten, talenten en krachten?
- Welke concrete leerdoelen kunnen we o.b.v. bovenstaande gegevens samen met het kind/de jongere formuleren?
Executieve functies versus cognitieve functies volgens Muriel Deutsch Lezak
- Als de executieve functies intact zijn, maar toch enkele cognitieve functies deficiënt zijn, dan kan het individu nog steeds onafhankelijk, doelgericht en zelfregulerend functioneren.
- Wanneer de executieve functies zijn aangetast, zal het individu niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen, geen betaald/zinvol werk kunnen verrichten of normale sociale contacten onderhouden. Hoe goed de cognitieve functies ook ontwikkeld zijn of hoe hoog de persoon ook scoort op een intelligentietest.
- Bij cognitieve tekorten gaat het meestal om specifieke functies of betreft het problemen op specifieke functionele gebieden. Problemen met executieve functies hebben invloed op alle terreinen van het functioneren en handelen. De executieve stoornissen hebben rechtstreeks invloed op het cognitief functioneren; op gebieden als starten met een taak, leerstrategieën, plannen, uitvoering van simpele cognitieve taken en het controleren van het eigen werk/gedrag.
Executieve functies’ belangrijk voor onderwijs
Door: Marthe van der Donk en Jelle Jolles / Centrum Brein & Leren, VU Amsterdam
‘Waarom heeft deze leerling alweer zijn boek niet bij zich? En waarom gaat hij nog steeds niet aan het werk? Ik heb het toch al drie keer uitgelegd?!’ De vaardigheden die ten grondslag liggen aan dergelijke gedragingen zijn de zogeheten ‘executieve functies’, en deze zijn bij kinderen nog volop in ontwikkeling. Wat weten we al van de executieve functies? Waarom zijn ze zo belangrijk en wat heeft de leraar aan die kennis?
De term executieve functies verwijst naar een aantal complexe vaardigheden die nodig zijn voor het plannen en uitvoeren van doelgericht gedrag. Deze vaardigheden worden verworven vanaf de vroege kindertijd en zijn uiterst belangrijk voor de ontplooiing van kind en jeugdige. Executieve functies zoals impulscontrole (het kunnen remmen van gedrag), het werkgeheugen en plannen spelen een grote rol bij schools presteren en studiemotivatie. Het wetenschappelijk onderzoek heeft de laatste jaren een vlucht genomen, maar de brug naar de praktijk is nog niet geslagen.
Veel leraren zijn al wel op zoek naar kennis. Bewust of onbewust zijn zij al bezig om hun leerlingen vaardigheden als planning, het organiseren van hun werk en impulscontrole bij te brengen; schoolbreed, in de les of aan individuele leerlingen. Zonder te weten dat hier wetenschappelijke handvatten voor worden ontwikkeld. Het rapport van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) uit 2014 was een eerste stap om aandacht te vragen voor het grote belang van de executieve functies (in dat rapport nog samengevat onder de term ‘niet-cognitieve functies’).
- Wat weten we nu in?
- En waarom zijn de executieve functies belangrijk voor de praktijk?
Hieronder worden drie belangrijke bevindingen en hun relevantie voor het onderwijs kort besproken. Executieve functies zijn onderliggend aan veel verschillende gedragingen.
1. De eerste belangrijke bevinding is dat executieve functies een rol spelen in vele aspecten van het dagelijks leven.
Ze zijn cruciaal, niet alleen voor een goede cognitieve ontwikkeling maar ook voor een adequaat sociaal en emotioneel functioneren. Ze zijn nodig voor de ontplooiing en voor de aanpassing aan onze steeds veranderende omgeving. Executieve functies zorgen ervoor dat jongeren andere vaardigheden kunnen ontwikkelen zoals samenwerken, beslissingen nemen en kritisch denken. Tevens zorgen ze ervoor dat jongeren zich bewust worden van eigen en andermans gevoelens. En ze zijn verantwoordelijk voor een goed functioneren in het onderwijs: ze zorgen dat de meer schoolse vaardigheden zich ontwikkelen zoals het onthouden van simpele en complexe instructies, en het doorzetten bij moeilijke taken. Tenslotte zorgen ze ook dat de leerling zich kan concentreren en in staat is om efficiënt om te gaan met afleidende prikkels. Ook in de volwassenheid blijven de executieve functies mede bepalend voor de mate waarin een individu succesvol is.
De executieve functies zijn onder andere gerelateerd aan fysieke en mentale gezondheid en ook aan successen in de carrière maar ook aan crimineel of antisociaal gedrag.
Als jongeren/leerlingen dus de mogelijkheid krijgen om deze vaardigheden goed te ontwikkelen, dan heeft het individu en ook de samenleving daar levenslang voordeel van.
2. Omgeving is nodig.
Een tweede belangrijke bevinding is dat jongeren/leerlingen niet worden geboren met deze vaardigheden, maar wél met de potentie om deze vaardigheden te ontwikkelen. De ontwikkeling hiervan hangt direct samen met de rijping van het brein, maar het is de omgeving (zoals ouders en leraren) die bepaalt hoe efficiënt de hersenen kunnen rijpen. De omgeving zorgt voor de prikkels en ervaringen die nodig zijn voor de ontwikkeling van de executieve functies. Daarbij zijn zintuiglijke prikkels en opgedane ervaringen bepalend voor de veranderingen in hersenstructuur en -functie.
3. De executieve functies zijn veranderbaar.
De derde belangrijke kernbevinding is dat executieve functies veranderbaar zijn; ze ontwikkelen zich en kunnen dus getraind worden. Hierboven werd al kort benoemd dat de input van de omgeving van essentieel belang is voor de ontwikkeling van executieve functies. Al vanaf zeer jonge leeftijd zullen de meeste ouders, vaak onbewust, dit stimuleren. En vanaf de start van de schooltijd met vier jaar (en zelfs eerder, via de peuterschool en kinderopvang) dragen ook leraren bij aan de ontwikkeling van de executieve functies. Ze modelleren sociaal gedrag, leren routines aan, voorzien in warme en betrouwbare relaties en bieden activiteiten aan die een beroep doen op de executieve functies van jongeren/leerlingen.
Rol van de leerkracht
De eerste jaren van de ontwikkeling zorgen voornamelijk ouders voor de noodzakelijke ‘voeding’ – de emotionele en cognitieve steun – voor de ontwikkeling van deze vaardigheden. Ook in contexten waar de ouder niet beschikbaar is, zoals op school, zal de ontwikkeling van deze vaardigheden niet vanzelf gaan en heeft een kind de steun van een volwassene nodig. Factoren die thuis deze vaardigheden bevorderen – warmte, organisatie en voorspelbaarheid – blijken ook van cruciaal belang in de klas.
Executieve functies, ontplooiing en kansenongelijkheid in het onderwijs
Wat nu bekend is over de enorme invloed van de sociale omgeving betekent dat deze ontwikkeling niet voor alle jongeren/leerlingen even optimaal zal verlopen. De invloed van omgevings- of biologische factoren is groot, en deze draagt bij aan de kansenongelijkheid in het onderwijs. Ook in deze gevallen blijkt dat verschillende activiteiten en interventies effectief zijn in het versterken van executieve functies. En dat is van groot belang aangezien de leraar een belangrijke bijdrage kan leveren aan de persoonlijke groei en ontplooiing juist door de condities te helpen creëren die de ontwikkeling van de executieve functies gaat versterken.
Kortom, de leraar doet ertoe. Hij kan het verschil maken door in te zetten op de ontwikkeling van de executieve functies. Daarmee stimuleert hij de leermotivatie en studieprestaties en legt een stevige brede basis voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling.
Bron: Donk, M., van der, & Jolles, J. (2017). ‘Executieve functies’ belangrijk voor onderwijs.
Boek: Zet in op de ontwikkeling van cognitieve functies!
Dit boek van Emiel van Doorn en Floor van Loo geeft handvatten om de cognitieve functies te stimuleren.