Kennisplatform
Hoe geef je een passend schooladvies?

Autisme / ASS - Een persoonlijke handleiding

Inge Verstraete
Autismespecialist VO, Consulent SWV VO Zuid Kennemerland en eigenaar / trainer bij Edu-support  

Verstraete, I. (2014). Een persoonlijke handleiding.
Geraadpleegd op 13-12-2024,
van https://wij-leren.nl/autisme-handelingsgericht-werken.php
Geplaatst op 1 juni 2014
Autisme handleiding

Persoonlijk communicatieprofiel

´Doe maar een gooi als je het antwoord weet’, waarop Oscar de leerkracht bekogelt met zijn potlood. ‘Hadden ze maar een handleiding bij Oscar meegeleverd’, verzucht zijn leerkracht. Oscar heeft autisme en ondanks alle informatie van ondersteuners en tiplijstjes over deze informatieverwerkings-problematiek is de handelingsverlegenheid bij de leerkracht vaak nog groot. Leerlingen met een ontwikkelingsstoornis zoals odd, adhd of autisme kunnen in hun handelen soms onhandig, moeilijk stuurbaar of lastig te begrijpen zijn. Ook al weet de leerkracht dat de leerling handelt uit ‘onmacht in plaats van onwil’, het blijft een uitdaging om deze leerling adequaat te begeleiden. 

Dit artikel is een betoog voor het opstellen van een persoonlijk communicatieprofiel, een persoonlijke handleiding voor de omgang met de leerling met een ontwikkelingsstoornis. 

Van ‘wat heeft de leerling’ naar ‘wat heeft de leerling nodig’

Auteurs zoals Pameijer (2008) en Meijer (2004) waarschuwden ons al jaren geleden voor de ‘psychiatrisering van het onderwijs’ en de gevolgen voor de professionaliteit van de leerkracht. En ondanks deze waarschuwingen werd diagnostiek de belangrijkste basis voor bekostiging van extra ondersteuning bij gedragsproblemen in het onderwijs. Zo werd de dromer na onderzoek door een gedragswetenschapper de add-er, het stille teruggetrokken kind kreeg het stempel Asperger en de clown van de klas kreeg het label ADHD. 

De nadruk op diagnostiek dreef steeds meer onderwijsprofessionals voor aanvullende informatie naar het kennisdomein van de kinder -en jeugdpsychiatrie en de neuropsychologie. Congressen werden bezocht,  de bijsluiter van de ritalin in het bureaulaatje van de leerkracht grondig bestudeerd, ondersteuning van de ambulant begeleider welkom ontvangen en literatuur en wetenschappelijke onderzoeken werden leesvoer voor in de vakantie.

Onderwijsprofessionals kregen hierdoor meer inzicht in de werking van het brein en de processen die ten grondslag liggen aan het denken, voelen en gedrag van de leerling. Door deze nieuwe kennis werd het gedrag van deze leerlingen in een ander perspectief geplaatst en in de context van de leeromgeving sneller gesignaleerd en beter begrepen. Maar zijn we door deze kennis ook handelingsbekwamer geworden?

Een diagnose en literatuur bieden het onderwijs informatie over de kenmerken en de neurobiologische basis van een ontwikkelingsstoornis, maar geeft geen antwoord op de vraag ‘wat de stoornis betekent voor de individuele leerling en wat de specifieke ondersteuningsvragen zijn?’ Handelingswijzers die circuleren doen de individuele leerling vaak tekort. De autist of de add-er bestaat namelijk niet, het is een persoonskenmerk.

Iedere leerling is uniek. Zo ook de wijze waarop de leerling last heeft van zijn beperking (of niet) en de uitingen in het gedrag. Niet elke leerling met ADHD in de klas praat veel of is motorisch onrustig en niet voor elk kind met autisme is oogcontact een probleem. Daarom levert de vraag ‘wat heeft de leerling’ te weinig informatie op voor de leerkracht om aan te kunnen sluiten op de ondersteuningsbehoefte(n) bij specifieke gedragsvragen. 

Vanaf 2014, in het nieuwe stelsel passend onderwijs, is het voor de formulering en het aanbod van de ‘zorg –en ondersteuningsbehoeften’ niet meer relevant of een leerling wel of geen gelabelde gedragsstoornis heeft. Dit betekent een permanente accentverschuiving van ‘wat heeft de leerling’ naar ‘wat heeft de leerling nodig’(Gijzen & Pameijer, 2009). 

De Onderwijsraad (2010) geeft aan dat naast sterk onderwijs en een helder pedagogisch-didactisch klimaat, een goede relatie tussen leraar en leerling een belangrijke factor is bij preventie en het adequaat begeleiden van gedragsproblemen. De ontwikkeling van een goede relatie tussen de leerkracht en de leerling is mogelijk als de communicatie tussen beiden goed verloopt. Helaas zorgt juist onduidelijk of ongewenst gedrag vanuit ontwikkelingsstoornissen voor veel misstanden in de communicatie tussen leerkracht en de leerling. Zo vroeg de leerkracht van Oscar zich af, ‘gooide Oscar het potlood nu bewust, was hij boos of nam hij de vraag letterlijk?’

Gedrag is een vorm van communicatie, zo ook ongewenst of onduidelijk gedrag. Het niet kunnen vertalen van ongewenst of onduidelijk gedrag naar de juiste hulpvraag zorgt voor miscommunicatie tussen de leerkracht en de leerling. Miscommunicatie leidt tot het niet adequaat kunnen afstemmen op de ondersteuningsbehoefte(n) van de individuele leerling en heeft in veel gevallen handelingsverlegenheid bij de leerkracht en onvermogen bij de leerling tot gevolg. Dit staat de ontwikkeling van een goede relatie in de weg. 

Zwak functionerende executieve functies

Om  in een schoolomgeving doelgericht en zelfstandig te kunnen functioneren moeten leerlingen instaat zijn om hun denken, emotie en gedrag goed te reguleren. Vooral voor leerlingen met ontwikkelingsstoornissen is dit een extra uitdaging omdat zij problemen ondervinden in de regelfuncties van het gedrag, de executieve functies.  Executieve functies is een verzamelterm voor denkprocessen (functies) in het brein die belangrijk zijn voor het denken (cognitie) en het uitvoeren (executie) van sociaal, efficiënt en doelgericht gedrag. Zonder deze functies is goed georganiseerd gedrag niet mogelijk. Executieve functies functioneren dus als een dirigent die ons gedrag organiseert en aanstuurt.

Bedenk dat het onderwijs voor een leerling met executieve disfuncties vaak frustrerend kan zijn omdat je gedragstaken en opdrachten wel goed wilt uitvoeren, maar zonder de juiste externe instructie en ondersteuning lukt dit niet. Executieve disfuncties vormen voor deze leerlingen een groot obstakel in het adequaat kunnen aansturen van het gedrag. Met de Briefvragenlijst (Hogrefe, 2012) kunnen de executieve functies bij kinderen en jongeren in beeld worden gebracht. 

Een persoonlijk communicatieprofiel

Vanuit de vraag ‘wat hebben leerling en leerkracht nodig om beter op elkaar af te kunnen stemmen en een goede relatie te ontwikkelen’ kan het opstellen van een persoonlijk communicatieprofiel ondersteuning bieden. In het profiel kan met de leerling en ouder(s) in kaart worden gebracht hoe deze leerling communiceert, ook in gedrag. Het opgestelde profiel biedt de leerkracht informatie over de wijze waarop de persoonlijke communicatie met de leerling tot stand kan komen en biedt aanknopingspunten waar en welke ondersteuning in de onderwijspraktijk wenselijk is.

Tevens kunnen andere obstakels die de leerling ervaart door zijn ontwikkelingsstoornis in de communicatie worden geïnventariseerd bijvoorbeeld taal -en spraakproblemen en problemen in de sociale communicatie. Ouder(s) en de leerling kunnen zelf suggesties aanbieden voor ondersteuning. Er ontstaat zo een persoonlijke handleiding voor de omgang met de leerling. De leerkracht kan op die manier in de communicatie beter aansluiten bij de individuele ondersteuningsvraag van de leerling. 

Ook bij Oscar en zijn leerkracht was er sprake van ‘miscommunicatie’. Oscar beantwoordde met zijn gedrag de vraag van zijn leerkracht, ‘doe maar een gooi’. Omdat Oscar niet werd begrepen in zijn gedrag kon de leerkracht zijn hulpvraag niet ondersteunen. De leerkracht heeft met Oscar en zijn ouders het communicatieprofiel bij autisme uit Communicatiebox voor school en ouders (Verstraete, 2012) gebruikt voor het opstellen van een persoonlijk profiel. Hieruit blijkt dat Oscar de reden van zijn gedrag niet kan verklaren vanuit zelfreflectie.

De leerkracht weet nu dat hij zijn gedachten over het gedrag kan voorleggen aan Oscar zelf. Hij biedt deze gedachten aan in een meerkeuzevorm zodat Oscar kan kiezen welke gedachte van de leerkracht klopt namelijk;

 gooide je het potlood als grapje?

 gooide je het potlood omdat ik vroeg ‘doe maar een gooi’?

 gooide je het potlood omdat je boos bent?

De handelingsverlegenheid kan hierdoor plaatsmaken voor handelingsbekwaamheid.

De belangrijkste partners in het leveren van relevante informatie voor het persoonlijke communicatieprofiel zijn de leerling en de ouder(s). Daarnaast kunnen betrokken begeleiders bijvoorbeeld de ambulant begeleider, behandelaar, therapeut, intern begeleider of de leerkracht aanvullende informatie bieden. Het verdient de aanbeveling om de sterke en zwakke executieve functies in het communicatieprofiel op te nemen. 

Tot slot

De psychiatrisering van het onderwijs  werd aangejaagd door de komst van de leerlinggebonden financiering. Hierdoor kwam het accent te liggen bij de diagnose en daarmee de beperking van de leerling in plaats van bij de ‘zorg -en onderwijsbehoeften en de mogelijkheden. De deskundigheid van de leerkracht werd vergroot door deze nieuwe kennisstroom maar in de vertaling naar een leerling- specifiek ondersteuningsaanbod bleef er nog regelmatig sprake van handelingsverlegenheid.

Het opstellen van een persoonlijk communicatieprofiel kan deze handelingsverlegenheid verminderen. Voor het opstellen van een communicatieprofiel is niet de diagnose maar de persoonlijke informatie van de leerling en zijn ouder(s) van belang. Zij weten tenslotte, als ervaringsdeskundigen, wat er nodig is in de individuele communicatie om het gedrag beter te kunnen begrijpen en begeleiden.

Literatuur

Gijzen, W., & Pameijer, N. (2009). Handelingsgericht integraal indiceren. Toewijzing van onderwijs- en zorgarrangementen op basis van de behoeften van kind en opvoeders. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 48, 415-430.

Huizinga, M., & Smidts D.P. (2012). BRIEF Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers.

Meijer, W. (2004). Professionele hulpverlening in de basisschool. Maar wie is eigenlijk de professional? Kind en Adolescent Praktijk, 3, 1, 24 – 26.

Pameijer, N. (2008). Handelingsgericht classificeren in het onderwijs. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 47, 100-116.

Onderwijsraad (2010). De school en leerlingen met gedragsproblemen. Den Haag: Uitgave van de Onderwijsraad, Nr. 20100016/954.

Verstraete, I. (2012). Communicatiebox voor school en ouders. Voor ondersteuning van normaal begaafde kinderen en jongeren met autisme. Huizen: Uitgeverij Pica.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.