Kennisplatform
Nog enkele plaatsen vrij bij Medilex: Congres Kleutertaal.

Inleiding op executieve functies -5-

Emiel van Doorn
Trainer, mediator, coach, ontwikkelaar mediërend leren en IVP-trainer bij Stichting StiBCO  

van Doorn, E. (2022). Inleiding op executieve functies -5-.
Geraadpleegd op 12-11-2024,
van https://wij-leren.nl/relatie-cognitieve-executieve-functies-uitleg-executief-functioneren.php
Geplaatst op 18 januari 2022
Executieve functies definitie

Cognitieve en executieve functies. Wat zijn dat? En hoe staan deze in relatie met elkaar? Dit artikel is onderdeel van een serie waarin de cognitieve en executieve functies uitgelegd worden en waarin de relatie gelegd wordt tussen deze functies. Hier staat een overzicht van alle artikelen en bronnen.

Korte omschrijvingen m.b.t. de executieve functies 

  • De executieve functies horen bij het denkvermogen (cognitie).
  • Executieve functies worden ook wel zelfregulerende functies genoemd.
  • Het oplossen van verschillende dagelijkse problemen vraagt de beheersing van executieve functies.
  • Executieve functies zijn die capaciteiten die een mens in staat stellen met succes onafhankelijk, doelgericht en zelfregulerend gedrag te vertonen.
  • Elk mens maakt gebruik van executieve functies; we kunnen niet zonder.
  • De term ‘executieve functies’ is een verzamelnaam voor denkprocessen (cognitieve functies) in het brein die belangrijk zijn voor het denken (cognitie) en het uitvoeren (executie) van sociaal, efficiënt en doelgericht gedrag.
  • De term komt uit de neuropsychologie en heette eerst de frontale functies en vanaf de jaren 90 van de twintigste eeuw worden het de executieve functies genoemd.
  • OESO noemt het voor het onderwijsdomein: De ‘niet cognitieve functies’ ofwel de executieve functies.
  • Executieve functies worden ook wel hoogontwikkelde cognitieve functies genoemd: Vaardigheden die helpen te beslissen op welke activiteiten of taken we onze aandacht richten en welke we uitvoeren.
  • Executieve functies zijn die functies in de hersenen die het mogelijk maken dat je rationele beslissingen neemt, tijd gestuurd bent, gereguleerd werkt, je niet impulsief reageert, systematisch werkt en doelgericht handelt.

Executieve functies en de verschillende definities

  • Executieve functies zijn de functies in je brein die het mogelijk maken dat een mens rationele beslissingen neemt, zijn/haar impulsen beheerst en zich kan focussen op wat belangrijk is (Slim maar… help kinderen hun talenten benutten door hun executieve functies te versterken, Peg Dawson en Richard Guare). 
  • De term executieve functies is afkomstig uit de neurowetenschappelijke literatuur. Ze verwijst naar die vaardigheden (mogelijk gemaakt door eigenschappen van de hersenen) die mensen nodig hebben om taken effectief uit te voeren en problemen op te lossen (Bron: Slim maar… help adolescenten hun talenten benutten door hun executieve functies te versterken, Richard Guare, Peg Dawson en Colin Guare)
  • De term ‘Executieve functies’ betreft een neurologisch begrip dat verwijst naar cognitieve processen die betrokken zijn bij het plannen, aansturen van activiteiten (Bron: Coachen van kinderen en adolescenten met zwakke executieve functies, Peg Dawson en Richard Guare)
  • De term ‘executieve functies’ is een containerbegrip voor mentale processen die een superviserende rol hebben bij het denken en het gedrag. De term omvat een aantal functies met een neurologische basis, die samenwerken bij het leiden en coördineren van onze inspanningen om een doel te bereiken (Executieve functies versterken op school van Joyce Cooper-Kahn en Margaret Foster). 
  • Executieve functies zijn hersenprocessen die verantwoordelijk zijn voor het verwerken van informatie en het effectief uitvoeren van taken. Kinderen/jongeren met zwakke executieve functies begrijpen vaak heel goed het ‘wat’, maar worstelen met het ‘hoe’ (Bron: Executieve functies versterken op school een praktische gids voor leerkrachten, Joyce Cooper-Kahn en Margaret Foster). 
  • Met het ontwikkelen van de zelfregulerende of executieve functies kunnen kinderen/jongeren controle krijgen over hun denken, voelen en handelen. Omdat deze functies gekoppeld zijn aan hersenstructuren die mensen vooral na hun geboorte tot diep in hun volwassenheid ontwikkelen, spelen omgevingsfactoren een belangrijke rol in het adaptieve niveau dat in de opeenvolgende leeftijdsfasen wordt behaald (Bron: Zelfregulatie Albert Ponsioen en Esther ten Brink). 
  • ‘Executieve functies’ is een verzamelterm voor denkprocessen die belangrijk zijn voor het uitvoeren van sociaal en doelgericht gedrag (Bron: Gedrag in uitvoering, Diana Smidts en Mariëtte Huizinga). 
  • Executieve functies zijn aansturend en controlerend voor iemand zijn/haar hele doen en laten. Ze beïnvloeden gedrag en leren. Die aansturing gebeurt grotendeels onbewust. Een persoon gebruikt deze executieve functies vooral in nieuwe situaties, maar ook (alhoewel in mindere mate) in situaties die hij/zij vaak meemaakt (Bron: website gedragsproblemen in de klas). 
  • Executieve functies zijn hogere cognitieve processen die nodig zijn om activiteiten te plannen en te sturen. Alle executieve functies hebben een controlerende en aansturende functie. Ze kunnen worden gezien als de 'dirigent' van de cognitieve vaardigheden. Executieve functies helpen iemand bij alle soorten taken. Ze geven niet weer hoe intelligent, charmant of verbaal vaardig iemand is. De executieve functies bevinden zich in de prefrontale cortex van de hersenen (Bron: SLO.nl). 

Hoewel de definities van elkaar verschillen, is men het er in de literatuur over eens dat executieve functies bestaan uit vermogens die de mens in staat stellen om intentioneel en doelgericht problemen op te lossen. Als paraplubegrip gebruikt men hiervoor de term ‘executief functioneren’. Het omvat alle controlerende of zelfregulerende functies die ervoor zorgen dat cognitieve activiteit, emotionele respons en openlijk gedrag georganiseerd en gestuurd worden.

Verschil tussen de executieve en cognitieve functies

  • Executieve functies gaan volgens Muriel Deutsch Lezak over de vragen: Will you do it and, if so, how? Ook wel: Of je het gaat doen en als je het doet, hoe dan?
  • Cognitieve functies gaan over de vragen: How much do you know? What can you do? Ook wel: Wat kan je en hoeveel kan je?
  • De executieve functies en cognitieve functies werken samen en beïnvloeden elkaar. 

Geschiedenis executieve functies

Werkgeheugen en uitvoerende taken (executieve functies) zijn gerelateerd, maar hebben een uiteenlopende theoretische en experimentele afkomst. Executieve functies hebben haar oorsprong in neuropsychologie, met name in het werk van Aleksandr Luria. Hoewel de term ‘executieve functies’ komt van Lezak (1982), was Luria de eerste auteur die het conceptualiseerde. Luria (1966) was een prominent Sovjet neuropsycholoog hij stelde dat de verbindingen tussen de frontale kwabben (of de prefrontale cortex) het executief functioneren en het kunnen problemen oplossen bepalen.

Aleksandr Luria onderzocht en documenteerde het gedrag van individuen die schade aan de frontale kwab hadden.  Ze probeerden een probleem op te lossen wat niet lukte en concludeerde dat probleemoplossend gedrag afhankelijk is van een aantal essentiële vaardigheden, of executieve functies, die afhankelijk waren van de frontale kwabben. 

Luria beschreef de belangrijkste onderdelen van het executief functioneren als: anticipatie (realistische verwachtingen formuleren en gevolgen overzien), planning (organisatie), uitvoering (flexibiliteit en volhouden) en zelf-monitoring (emotionele controle en erkennen van gemaakte fouten).

Aleksandr Romanovich Luria (Russische arts/neuropsycholoog) 

Luria bestudeerde patiënten met hersenbeschadiging uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog en zocht naar mogelijkheden van revalidatie. Hij kan worden beschouwd als grondlegger van onze huidige neuropsychologie. Luria en de Amerikaan Joaquin Fuster hebben de basis gelegd voor de theorie waarin executieve functies werden verbonden met de prefrontale cortex. Samen met anderen begonnen ze een nieuw type psychologie te ontwikkelen. Hun benaderingswijze wordt ‘culturele’, ‘historische’, en ‘instrumentele’ psychologie genoemd en onderzoekt psychische processen, waarbij er sprake is van een grote nadruk op taal. In 1924 ontmoette Luria Lev Vygotsky, die hem en zijn werk zeer zouden beïnvloeden. 

Luria's belangrijkste werk begon in 1930, toen hij verschillende psychische processen onderzocht (waaronder waarneming, probleemoplossing en geheugen). Tijdens WOII was Luria zeer waardevol voor de Sovjets wegens zijn grote kennis op het gebied van denkprocessen. 

Luria heeft in zijn boek ‘The Working Brain’ een belangrijke theoretische bijdrage geleverd aan de neuropsychologie. In dit boek beschrijft hij zijn theorie. Hij geeft aan dat er drie belangrijke functionele systemen in de hersenen werkzaam zijn:

  1. Een activatiesysteem. Dit systeem is het waarschuwingssysteem van de hersenen en is altijd actief. Wanneer het lichaam in gevaar is, stuurt het activatiesysteem direct een signaal naar de middenhersenen. De hersenstam helpt ons ook onze aandacht te richten op het gevaar.
  2. Een systeem voor ontvangst en verwerking van informatie uit de buitenwereld.
  3. Een systeem voor programmering, controle en verificatie van handelingen.

Luria heeft met zijn werk de basis gelegd voor wat later door anderen is uitgewerkt onder de term ‘executieve functies’.

Bron: Gracia-Madruga, J., Gomez-Veiga, I., & Vila, J. (2016). Executive Functions and the Improvement of Thinking Abilities: The Intervention in Reading Comprehension. Frontiers in Psychology. 

Muriel Deutsch Lezak 

Luria heeft de basis gelegd voor de theorie waarin executieve functies werden verbonden met de prefrontale cortex. De Amerikaanse neuropsychologe Muriel Lezak is degene geweest die dit psychologisch construct de term ‘executieve functies’ meegaf. Overigens is ‘executief functioneren’ een multidimensionaal construct waar vele onderzoekers andere opvattingen over hebben.

Lezak deelt het executief functioneren op in 5 componenten: 

  1. Zelfregulatie (selfregulation)
  2. Wilskracht (volition)
  3. Planmatigheid/plannen (planning)
  4. Doelgericht handelen/doelgerichte activiteit (purposive action)
  5. Effectieve prestaties/doeltreffende activiteit (effective performance)

Uit Lezak haar theorie kan worden opgemaakt dat deze vijf componenten met elkaar samenhangen, maar conceptueel van elkaar gescheiden kunnen worden. Lezak maakt dit conceptuele onderscheid om het inzichtelijk te maken.

Wanneer zijn executieve functies vereist?

De psychologen Don Norman en Tim Shallice (1986) hebben vijf soorten situaties geschetst waarin gewone routinematige activatie van gedrag niet voldoende is en executieve functies vereist zijn om tot een optimale prestatie te komen. 

Dit zijn achtereenvolgens:

  1. Situaties waarbij planning en besluitvorming vereist is.
  2. Situaties waarbij bijsturing en foutencorrectie van gedrag nodig is.
  3. Nieuwe vormen van gedrag of nieuwe opeenvolgingen van handelingen.
  4. Gevaarlijke of technisch moeilijke situaties.
  5. Situaties waarbij ingeroest gedrag of gewoontes moeten worden doorbroken.

Vijf domeinen

De executieve functies hebben te maken met vijf domeinen. Daarin gaat het om de gecontroleerde verwerking van zintuiglijke prikkels en de beoordeling van de emotionele en motivationele waarde daarvan. En ook om doelen te stellen, te kiezen en te handelen en om het functioneren als persoon in een sociale context. Samengevat gaat het om:

1.  Het gecontroleerd verwerken van zintuiglijke prikkels uit lichaam en omgeving

Het signaleren van prikkels die gevaarlijk, leuk, eetbaar, nieuw of zinvol zijn en het negeren van minder belangrijke prikkels Vervolgens het filteren, selectief aandacht geven en selecteren van relevante prikkels en het beheersen van de neiging om te snel te reageren op prikkels: impulsbeheersing.

2. Verwerken van de emotionele en motivationele waarde

Het kunnen beoordelen van de emotionele en/of motivationele waarde van prikkels en situaties; het kunnen inschatten van de eigen emoties en intenties; in staat zijn om 'in de schoenen van iemand anders te staan en diens emoties, standpunt of perspectief in te voelen'.

3. Doelen stellen, kiezen en handelen

Het stellen van doelen en het initiëren van een actie of handeling; het maken van een simpel of complexer handelingsplan en het prioriteren van deelhandelingen; het maken van keuzes op het niveau van een directe actie maar ook van complexere handelingsplannen; het uitvoeren en het evalueren daarvan en zo nodig het bijstellen van het plan, en daarbij het overzien van meerdere opties en het flexibel kunnen wisselen van gedrag of aanpak.

4. De persoon zelf

Het kunnen reflecteren op eigen doelen, aanpak, emoties en gedrag, en het op grond van zelfinzicht veranderen van gedrag of oordeel: zelfregulatie; het kunnen maken van grotere configuraties van complexe handelingsplannen, bezien vanuit een eigen visie op de toekomst; het kunnen overwegen van alternatieve opties en de mogelijke consequenties van keuzes op korte tot lange termijn, en het daarin meewegen van de eigen ontwikkeling in de sociale context.

5. Sociale groep en samenleving

Het maken, uitvoeren en evalueren van een complex -'strategisch' -handelingsplan waarin consequenties voor de toekomst, voor significant others (mensen die belangrijk zijn voor de tiener) en voor de bredere sociale omgeving worden gewogen; het kiezen en beslissen waarbij de doelen, de regels, normen en waarden en de cultuur van de sociale groep en de samenleving in overweging worden genomen.

Bron: Jolles, J., (2017) Het tienerbrein, Over adolescent tussen biologie en omgeving, Amsterdam, University Press bv, isbn 978.94.6298.398.4

 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.