Kennisplatform
Hoe geef je een passend schooladvies?

Componenten van de executieve functies en hun ontwikkeling -7-

Emiel van Doorn
Trainer, mediator, coach, ontwikkelaar mediërend leren en IVP-trainer bij Stichting StiBCO  

van Doorn, E. (2022). Componenten van de executieve functies en hun ontwikkeling -7-.
Geraadpleegd op 13-12-2024,
van https://wij-leren.nl/relatie-cognitieve-executieve-functies-componenten-ontwikkeling.php.
Geplaatst op 18 januari 2022
Componenten executieve functies

Cognitieve en executieve functies. Wat zijn dat? En hoe staan deze in relatie met elkaar? Dit artikel is onderdeel van een serie waarin de cognitieve en executieve functies uitgelegd worden en waarin de relatie gelegd wordt tussen deze functies. Hier staat een overzicht van alle artikelen en bronnen.

De 15 executieve functies volgens Jelle Jolles

Filteren

In staat zijn om binnenkomende zintuiglijke en emotionele informatie efficiënt te filteren. Op grond van de vaststelling: 'Is deze prikkel belangrijk en zo ja waarom?', beslist het brein om de informatie dieper te verwerken en op te slaan voor later of juist niet. Uiteindelijk kiest het brein voor opslag van belangrijke informatie en sluit het onbelangrijke informatie buiten. 

Organiseren van de aandacht

De hersenen leren om te onderscheiden wat er relevant is in de enorme hoeveelheid zintuiglijke informatie waarmee we worden geconfronteerd en om daarop de aandacht te richten. Dit betekent dat de hersenen ook moeten afleren om aandacht te geven aan prikkels die wel duidelijk aanwezig maar toch niet relevant zijn. Soms zijn prikkels zó dwingend aanwezig dat het brein niet in staat is om een verantwoorde keuze te maken. 

Impulsremming

Impulsremming is de vaardigheid om onmiddellijke beloningen te kunnen uitstellen en niet direct te handelen of te reageren, maar pas na een zekere reflectie.

Nieuwsgierigheid en initiatief nemen 

Nieuwsgierigheid leidt tot exploratie en onderzoekend gedrag. En deze zijn leidend voor het gedrag van een autonoom persoon.

Werkgeheugen

Complexe handelingen en gedachten zijn niet mogelijk als we doelen, ideeën en prikkels uit de omgeving niet even in een soort parkeerbaan kunnen zetten. Ze moeten kort worden vastgehouden. Het werkgeheugen houdt informatie vast die we via de zintuigen hebben binnengekregen, maar ook informatie uit het langetermijngeheugen. Het werkgeheugen maakt het mogelijk om informatie vast te houden - te 'parkeren' - maar ook om met die informatie te werken. 

Doelgerichtheid

Doelgerichtheid betekent weten wat het doel is, daar een beeld van hebben en van de weg erheen, en weten wat er nodig is om dat doel te bereiken. 

Gedragsflexibiliteit, motorische flexibiliteit en cognitieve flexibiliteit

Bij gedrags- of motorische flexibiliteit gaat het om het vermogen om te stoppen met een motorische activiteit of handeling, en door te gaan met een andere. De cognitieve flexibiliteit heeft betrekking op het kunnen aanpassen van je plannen, gedachten of gedrag als de omstandigheden dat vereisen. 

Planmatig handelen

Dit impliceert het nemen van initiatief om een doel te stellen. Vervolgens het maken van een plan, bij voorkeur verdeeld in deelhandelingen en het prioriteren daarvan ('eerst dit, dan dat'). Daarvoor is anticipatie nodig, oftewel het vooruitzien naar wat er zou kunnen gebeuren bij bijvoorbeeld aanpak a, b of c. Vervolgens moet het plan worden uitgevoerd in overeenstemming met de gestelde doelen. De uitvoering moet vervolgens worden geëvalueerd: 'Is het gelukt en heb ik bereikt wat ik wilde?' 

Kiezen en beslissen

Een persoon die goed kan kiezen en beslissen is in staat om verschillende gedragsalternatieven te overwegen en om prioriteiten te stellen. Daarmee kan hij de consequenties op korte, middellange en lange termijn overzien en aan de hand daarvan de beste keuze maken.

Zelfinzicht

Zelfinzicht heeft betrekking op een reële inschatting van de eigen mogelijkheden en vaardigheden. 

Zelfregulatie

Zelfregulatie heeft betrekking op wat de persoon met het zelfinzicht doet, welke acties eruit voortvloeien. Bij zelfregulatie is sprake van een handelingscomponent, het gaat om doen.

Metacognitie

Metacognitie is de vaardigheid van het kunnen reflecteren op de eigen gedachten. Het is een begrip dat in een schoolse context vrij veel wordt gebruikt in relatie tot het kunnen formuleren van eigen leerdoelen, leeraanpak en dergelijke.

Monitoring

Monitoring wordt gewoonlijk gebruikt vanuit een sociaal perspectief: sociaal monitoring. Daarbij gaat het om het vermogen de sociale omgeving en wat daarin gebeurt te kunnen overzien en beoordelen. Een specificatie van monitoring is het vermogen om intenties en gevoelens van anderen te begrijpen en ook in te kunnen voelen: empathie.

Empathie en perspectiefname

Empathie is de vaardigheid om in te schatten wat iemand anders denkt of voelt, en het zich kunnen verplaatsen in de ander en zich aldus het gedrag en beleving van die ander kunnen voorstellen. Het gaat om de inschatting van de intenties of emoties van anderen en om de perspectiefname: het meewegen van andermans perspectief voor de eigen beslissingen.

Motivatie

Motivatie vereist inzicht in het gestelde doel en in het belang van het bereiken van dat doel en de weg ernaartoe. De persoon moet daar dus een mentaal model van hebben en verschillende belangen kunnen afwegen: hoeveel moeite het kost, of het leuk is, welk rendement het oplevert.

Bron: Jolles, J., (2017). Het tienerbrein, Over adolescent tussen biologie en omgeving. Amsterdam: University Press bv, isbn 978.94.6298.398.4

De prefrontale cortex en de executieve functies

De locatie van de executieve functies is het voorste deel van de frontale kwabben (prefrontale schors). Deze frontale kwabben houden verband met de hogere cognitieve functies (waaronder metacognitie, complexe planning en besluitvorming), geheugen en sociale interacties. Gezamenlijk worden deze operaties de executieve functies genoemd.

Net als bij sommige andere delen van de hersenen, vindt er gedurende de hele kindertijd ontwikkeling van de prefrontale cortex plaats. Dit is met name het geval in de puberteit, hetgeen een verklaring kan zijn voor zogenaamd "pubergedrag".

De prefrontale cortex is betrokken bij cognitieve en emotionele functies als beslissingen nemen, plannen, sociaal gedrag en impulsbeheersing. De dorsolaterale prefrontale cortex, is betrokken bij werkgeheugen, aandacht, zelfcontrole en het vertellen van leugens of waarheid. 

Deze gebieden spelen een rol bij allerlei executieve functies, zoals het vasthouden van aandacht en bij het werkgeheugen. Vanwege de connectie met emoties, wordt de prefrontale cortex tot het limbische systeem gerekend. 

Ontwikkeling

Net als bij sommige andere delen van de hersenen, vindt er gedurende de hele kindertijd ontwikkeling van de prefrontale cortex plaats. Dit is met name het geval in de puberteit, hetgeen een verklaring kan zijn voor zogenaamd "pubergedrag". De prefrontale schors is niet alleen het laatst 'voltooid' in de ontwikkeling, maar vermoedelijk ook het deel van de hersenen dat het meest kwetsbaar is voor veroudering. Dit verschijnsel noemt men ook wel 'last in first out’. De prefrontale cortex is zeker tot en met het 20e tot 25e levensjaar in ontwikkeling. 

Executieve functies ontwikkeling naar leeftijd

Executieve functies ontwikkelen zich. Het is hierbij moeilijk om bij voorbaat, bijvoorbeeld op 4-jarige leeftijd, het ontwikkelingsverloop van kinderen te voorspellen. Ieder kind doet dit op zijn eigen tempo. Wel zijn er een aantal dingen die kinderen op een bepaalde leeftijd zouden moeten kunnen. Hieronder een indeling die al jaren wordt ingezet zonder dat men sprak over executieve functies.

Executieve functies 0-4 jaar

  • Kan een verhaal volgen en de juiste plaatjes aanwijzen
  • Richt zijn/haar aandacht bij het bouwen van een hoge toren
  • Weet dat bepaalde dingen beter niet of later moeten
  • Wacht op zijn/haar beurt, vertoont uitstel gedrag
  • Kan stil zitten (tijdens het kringgesprek)
  • Kan verschillende taken achter elkaar doen
  • Weet wat van de ander is en wat van zichzelf
  • Maakt een puzzel etc. geheel af

Executieve functies 4-6 jaar

  • Voert opdrachten uit, ruimt zijn/haar eigen spullen op
  • Doet eenvoudige klusjes
  • Neemt beslissingen over wat te doen met de vrije tijd
  • Controleert enigszins zijn/haar eigen gedrag
  • Is korte tijd alleen aan het werk
  • Deelt speelgoed met anderen
  • Wacht op zijn/haar beurt

Executieve functies 7-11 jaar

  • Denkt eerst na voor het doen
  • Doet uitgebreidere klusjes, neemt dingen van huis mee naar school en andersom
  • Plant eenvoudig schoolprojecten (waaronder boekverslag)
  • Bereidt zelfstandig bv. een spreekbeurt voor
  • Houdt dagelijks veranderend schema’s in de gaten
  • Heeft enige controle over zijn/haar eigen gedrag
  • Kan terugkijken op zijn/haar eigen werkproces

Executieve functies 12-14 jaar

  • Neemt de dagelijkse verantwoordelijkheden op zich
  • Heeft aandacht voor het gedrag van klasgenoten
  • Past systemen toe voor het organiseren van (huis)werk 
  • Kan complexe planning aan (zoals het wisselen van leerkracht, lokaal of tijd) 
  • Plant projecten en voert ze uit
  • Gaat zonder veel uitstel aan het werk
  • Formuleert een eigen mening
  • Handhaaft de eigen en de door de ander gegeven tijdsplanning
  • Overtreedt geen regels, ook wanneer er geen autoriteitsfiguur aanwezig is

Executieve functies 15-23 jaar

  • Stelt zelf een tijdsplanning op en volgt het
  • Maakt huiswerk, opdrachten op tijd etc. af
  • Kan aanpassingen doorvoeren als reactie op feedback van leraren e.a.
  • Bepaalt een lange termijn doel en verfijnt het, maakt plannen om het doel te verwezenlijken
  • Gebruikt zijn /haar vrije tijd correct, kan keuzes maken tussen werk, ontspanning en noodzakelijke activiteiten
  • Kan roekeloos en gevaarlijk gedrag onderdrukken
  • Anticipeert op wat er kan gaan gebeuren

Waarschuwingen

  1. Labelen
  2. Transfer
  3. Het brein trainen?
  4. De mythes 

1. Waak voor labelen

Elk mens gebruikt de executieve functies; we kunnen niet zonder. Veel kinderen/jongeren hebben moeite met de executieve functies. Ze zijn bijvoorbeeld niet goed in plannen, initiatief nemen, geconcentreerd werken onder tijdsdruk en in andere zaken die met de executieve functies te maken hebben. We moeten er echter voor waken te snel een ‘label’ op deze kinderen en jongeren te plakken. Zeker bij kinderen/jongeren met ADHD/ASS lopen we dit risico. Wellicht liggen onder de deficiënte executieve functies nog lagere/andere cognitieve functies die onvoldoende ontwikkeld zijn om executieve functies efficiënt en effectief in te zetten.

2. Interventies t.b.v. executieve functies en transfer

  • Niet-curriculum gebonden programma's leiden veelal tot vooruitgang in de getrainde taken en onderliggende processen. Dus men wordt beter in het aangeboden spel of het spel dat beroep doet op dezelfde cognitieve functies en/of executieve functies!!

  • Echter: leiden tot weinig vooruitgang in het schoolse leren/educatieve taken (transfer van leren is niet gegarandeerd).

3. Het brein trainen?

“Just because a lot of people believe in it and are sure that it is true, if it hasn’t been scientifically proven, then it’s very likely not the case… I think that the commercial brain training is a very good example of that."

Adrian Owen, Cognitive Neuroscience and Imaging at Western University.

De premisse achter breintraining

De premisse is dat het brein net zo werkt als een spier en dat regelmatige mentale oefening kan leiden tot algehele cognitieve prestatiewinst en bescherming biedt tegen atrofie. Het klinkt logisch, maar er is vooralsnog vrijwel geen wetenschappelijk bewijs voor. 

Wel zijn er aanwijzingen dat breintraining voor de meeste mensen zinloos is. Adrian Owen voerde een grootschalig onderzoek uit onder meer dan elfduizend deelnemers tussen de achttien en zestig jaar. Die deden gedurende zes weken diverse standaardbrein trainingen voor geheugen en redeneervermogen. 

Uiteraard werden hun prestaties in de getrainde taken beter, maar cruciaal was dat er geen verbetering was in vergelijkbare, niet-getrainde taken. 

Dat komt waarschijnlijk doordat 21e-eeuwse volwassenen behoorlijk gecompliceerde levens leiden en al constant worden 'getraind' om pc's, smartphones en computer games te begrijpen, om nog maar te zwijgen over de sudoku- en kruiswoordraadsels, waar velen van ons zich mee vermaken.

Bron: Owen, A.M., Hampshire, A., Grahn, J.A., Stenton, R., Dajani, S., Burns, A.S., Howard, R.J., & Ballard, C.G. (2010). Putting brain training to the test. Nature, 10, 465(7299):775-8.

4. De mythes rond executieve functies

  • Heeft een kind/jongere rekenproblemen, of taalproblemen, een stoornis, je kan het niet zomaar met hulpmiddelen als spel etc. oplossen.
  • Op een hoger niveau gebruik kunnen maken van de executieve functies wil niet als vanzelfsprekend zeggen dat een kind/jongere beter wordt in educatieve vaardigheden of schoolse vaardigheden.
  • Executieve functies ‘aanleren’ is onmogelijk, je ontwikkelt ze in de loop der jaren.
  • Weet dat het aanbieden en expliciteren van cognitieve en executieve functies wel waarde heeft voor de rest van het leven.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.