Leerlingen zien en laten zien wat je van ze verwacht

Elena Carmona van Loon

orthopedagoog-generalist bij Carmona ontwikkeling

 

  Geplaatst op 5 januari 2021

Een veilige school is een school waar leerlingen worden gezien. Opmerkzame en betrokken docenten die kijken naar het gedrag van leerlingen en in hun houding laten merken dat ze de leerling zien, accepteren en waar nodig beschermen tegen het uiten of ondergaan van agressief gedrag. Wanneer je gezien wordt ben je je meteen bewust van je eigen gedrag en dat geeft de leerling de kans zich te herstellen. Te bedenken hoe hij zou kunnen reageren of wat hij zou kunnen doen.

Afhankelijk van het temperament en het zelfvertrouwen van de leerling zal deze meer of minder vatbaar zijn voor pesterijen of voor het verlangen te gaan pesten. De manier waarop frustratie, angst of agressie wordt geuit hangt bij leerlingen sterk samen met de sociaal emotionele ontwikkeling.

Sociaal-emotionele ontwikkeling en de houding van de docent

Wanneer je kijkt naar de ego-ontwikkeling (Loevinger, 1996 Westenberg, 2002) van leerlingen, zie je dat jongeren tot een jaar of 9 nog impulsief zijn en sterk vertrouwen op volwassenen in de omgeving. Vanaf een jaar of 9 tot aan het begin van de puberteit zie je dat jongeren zich meer zelf beschermend gaan opstellen. Ze reageren dan alsof ze onaantastbaar zijn en het allemaal wel weten. Wat de docent daarvan vindt lijkt ze niet te kunnen schelen. Kom niet aan mij, lijkt deze jongere te denken.

Vanaf een jaar of 14 conformeren de meeste jongens en meisjes zich het liefst aan leeftijdgenoten en vinden zij het vooral van belang bij de groep te horen en niet al te zeer buiten de groep te vallen of op te vallen. Voor het gegeven dat kinderen en jongeren zich via stadia ontwikkelen is vrij veel bewijs (Manners, 2004), maar er is nog niet zoveel bekend over de manier waarop deze ontwikkeling kan worden ondersteund.

Bij jongeren verloopt de sociaal-emotionele ontwikkeling heel verschillend. Zo kan het zijn dat sommige leerlingen van 13 of 14 jaar nog in het impulsieve stadium verkeren terwijl de andere leerling in de klas zich al bewust conformeert in de groep. Deze verschillen zorgen ervoor dat leerlingen zich uitermate kunnen irriteren aan het gedrag van de ander. Zo zal het meisje dat graag bij de groep hoort en het erg belangrijk vindt er verzorgd uit te zien, een afkeer kunnen hebben van de impulsieve jongen die in een trainingsbroek die op zijn knieën hangt terwijl hij uit de kleedkamer rent om achter een klasgenoot aan te gaan. En zo kan een jongen die zich zelf beschermend opstelt boos en gefrustreerd reageren wanneer hij kritiek krijgt uit de groep of wanneer een impulsief meisje hem plotseling een kus geeft. Vanaf groep 6 komt pesten in de klas om die reden veel voor.

In dit artikel pleit ik voor een bewuste en bekwame basishouding bij docenten gericht op de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Zoals ik eerder heb geschreven in het artikel Regieversterkend handelen, ontwikkelt de leerling zich zowel door aanleg als in relatie tot zijn omgeving. Een leerling ontwikkelt zich door:

  • Aanleg (driftmatig, hersenen)
  • Regiefuncties (vaardigheden van het ik)
  • Ervaringen
  • Imitatie
  • Omgeving

Regiefuncties zijn:

  1. Taal (communicatie en verbeelding)
  2. Zelfcontrole
  3. Geweten
  4. Motoriek
  5. Geheugen
  6. Perceptie (waarneming van de wereld middels zintuigen, beeld van jezelf en de ander )
  7. Oriëntatie in tijd en ruimte

Regiefuncties zijn die vaardigheden die je in staat stellen regie te houden over jezelf en je dus in staat stellen om te zien wat er gebeurt in je klas en daarop te anticiperen. Leerlingen ontwikkelen deze functies afhankelijk van hun aanleg maar ook onder invloed van de omgeving.

De schoolomgeving heeft hier dus invloed op.

Leerlingen imiteren docenten en hechten waarde aan de ervaringen die ze hebben met docenten. Een positieve basishouding van de docent heeft een preventieve werking op gedragsproblemen van leerling (van der Wolf en Beukering, 2009). Zo'n basishouding die gericht is op ontwikkeling van regiefuncties, vormt een voedingsbodem en een klimaat voor ontwikkeling op school. De docent kan dit doen door:

  • een accepterende houding aan te nemen
  • een voorbeeld te zijn in gedrag, houding en oplossend vermogen
  • te laten zien wat een leerling kan leren.

Een onderwijskundig zinvolle relatie

Deze basishouding is voorwaarde voor de ontwikkeling van een onderwijskundig zinvolle relatie die gericht is op perspectief en ontwikkeling. Zo'n relatie is opgebouwd uit een vijftal bouwstenen:

  1. Basisveiligheid: acceptatie van de leerling
  2. Afstemmen: de leerling wordt gezien, ondersteund en begrensd
  3. Zelfvertrouwen: de docent laat zien dat de leerling zaken kan leren
  4. Onafhankelijkheid: de docent benoemt wat de leerling goed doet en kan
  5. Creativiteit: de docent heeft oog voor de uniciteit en identiteit van zichzelf en de leerling. Ze kennen elkaars mening en kijk op dingen.


Hieronder zijn de stadia van ego-ontwikkeling en de bijbehorende regiefuncties beschreven. Tot slot wordt aangegeven welke basishouding van de docent nodig is om de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling te stimuleren en bij te dragen aan een veilig schoolklimaat.

Stadia van ego-ontwikkeling

Impulsief - Hier ben ik!

  • Primair reagerend, impulsief en kwetsbaar
  • Externe afhankelijkheid van volwassenen (en hun impulscontrole)
  • Willen volwassenen in de buurt hebben
  • Het gedrag is gericht op behoeftebevrediging, plezier maken, doen en dan pas denken.
  • Emoties nog weinig genuanceerd; blij/boos/verdrietig.
  • Zwart-wit denken. Concreet in denken.

Zelfbeschermend - Ik ben iemand!

  • Ik maak zelf uit wat ik doe!
  • Betere zelfcontrole op emoties
  • Relaties meer om praktische redenen
  • Zoeken minder hulp bij volwassenen, willen graag onaantastbaar zijn.
  • Enigszins behoedzaam naar andere volwassenen. Ze onthouden vooral afspraken en beloftes. Bij kritiek voelen ze de aantasting. Als ze kritiek krijgen, voelen ze zich beledigd en reageren met verzet. Ze zien het als falen van zichzelf en reageren met verzet óf terugtrekking. Ontkenning van problemen. Mijn grootste angst is… “Ik heb geen angst”.
  • Relaties zijn instrumenteel en nodig om eigen doelstellingen te bereiken. Ze mogen je niet verraden of schuld in je schoenen schuiven.

“Ik wek de indruk dat het niet uitmaakt wat anderen van mij denken. Ik los ruzies zelf wel op. Ik heb de hulp van de volwassenen niet nodig. Aanval is de beste verdediging. Ze hebben het gewoon verdiend. Ik weet het heus nog wel, maar ik wil gewoon het zelf proberen hoe het moet. Ik weet heus wel dat het niet mag, want hij heeft het gedaan. Dan had hij dat niet moeten zeggen. Ik heb een hekel aan allerlei regels en voorschriften. Ik wil zelf bepalen wat ik doe. Laat me met rust, laat me mijn eigen gang gaan. Ik houd niet van regels en probeer ze te ontduiken. Als ik niet tegen de lamp loop is er niets aan de hand. Wangedrag kan alleen worden voorkomen door forse consequenties te verbinden aan het overtreden van regels”.

Conformistisch - Ik wil deel van de groep zijn!

  • Gericht op leeftijdgenoten
  • Mening groep is belangrijker dan die van volwassenen
  • Socio-centrisch ipv ego-centrisch (de verwachtingen van anderen zijn belangrijker dan die van henzelf )
  • Kritiek van anderen wordt klakkeloos om gezet in zelfkritiek
  • Gelijkheid en wederkerigheid in relaties
  • Binnen de groep geen competitie
  • Relatie volwassenen; vriendschappelijk en wederkerigheid.
  • In vriendschappen is iedereen gelijk. Hiërarchie werkt niet meer. Gelijkheid in relaties. Samenwerking in plaats van competitie. School en toekomst wordt serieus genomen en is belangrijk.
  • Mening van anderen is heel belangrijk. Over hoe je eruitziet, je gedragingen.
  • Voor docenten de moeilijkste fase.

“Anderen zijn belangrijk voor mij. Sociale relaties en interacties betekenen veel voor mij. Vriendschappen zijn belangrijk voor mijn zelfbeeld. Wat anderen vinden is belangrijk voor mij. Ik vind kritiek moeilijk, maar ik vind het wel belangrijk.
Ik weet dan wat anderen van mij vinden. Ik zie dat anderen het soms moeilijk hebben en wil graag anderen helpen. Ik wil niet afgaan waar anderen bij zijn. Ik vind eigenschappen die een goede omgang met anderen bevorderen belangrijk; vertrouwen, gevoel voor humor. Ik heb een hekel aan andere mensen die liegen en bedriegen. Ik denk vaak dat ik degene ben die het probleem veroorzaak.”

Regiefuncties

Impulsief
Ik wil lief zijn en het goed doen en ik wil dat je me helpt. Vriendjes zijn fijn (egocentrisch, eigen behoeftebevrediging, verantwoording bij de ander). Ik wil wel stoppen, maar ik kan het niet en je moet me helpen. Ik heb het al gedaan voor ik nagedacht heb. Het is moeilijk voor mij te begrijpen waarom ik zo boos/bang word.

In vriendschappen denk ik heel zwart/wit. Een vriendschap kan snel beginnen, maar ook snel weer over zijn.

Ik heb een docent die me ziet, hoort en me laat zien dat ik ertoe doe (bouwsteen 1). Ik heb een docent nodig die me uitlegt waarom ik zo boos/bang/ verdrietig word en die me vertelt hoe ik het anders kan doen (bouwsteen 2).

Zelfbeschermend
Ik moet zorgen dat ik dingen goed doe, ik moet zorgen dat de docent of docent geen kritiek op me heeft. Ze mogen niet merken dat ik het niet snap. Ik heb liever dat ze me met rust laten. Ik doe het liefst mijn eigen ding.

Leren is niet leuk, ik wil doen waar ik zin in heb. Je moet op school veel te veel doen. Als ik het interessant vind, dan vind ik het wel leuk en kan ik heel hard werken. Ik vind het wel belangrijk om dingen goed te kunnen. Ik vind het belangrijk om goed te zijn. Ik wil beter zijn dan de anderen. Als anderen beter zijn, dan voel ik dat als falen, sta ik voor gek. Als ik een compliment krijg, doe ik alsof me dat niets kan schelen. Ik accepteer geen kritiek, ik negeer dat gewoon. Ik doe wat ik zelf wil. Ik ben belangrijk (ik doe tenminste alsof en laat niet merken dat ik twijfel). Ik doe alsof ik niets gehoord heb. Ik doe wat ik wil. Ik heb jou niet nodig, ik werk samen met wie ik wil. Ik ben beter, jij kan het nog niet. 

Ik wil vrienden worden met kinderen die op mij lijken. Anderen sluit ik buiten. Die ga ik pesten. Ik wil bij de sterksten horen. In mijn wereld is het winnen of verliezen. ik snap dat het zielig is, maar ze moeten het zelf oplossen. Of ik ben zelf slachtoffer, ze moeten mij hebben, iedereen is tegen mij. Ik kan er toch niets aan doen. Ik kan het toch niet, ik ben dom. 

Ik heb een docent nodig die mijn talenten ziet en benoemt en ziet dat ik probeer mezelf te redden in de klas. Ik heb een docent nodig die benoemt wat ik heb geleerd en laat zien wat ik nog meer/anders kan leren (bouwsteen 3 en 4).

Conformistisch
Ik moet zorgen dat ik niet teveel opval. Ik hoop dat ze mijn trui leuk vinden. Ik hoop dat als ik een beurt krijg dat anderen me niet uitlachen. Ik wil graag bij een groep horen en ontleen daar mijn identiteit aan. Ik pas me ook aan om bij een groep te horen. Ik moet ervoor zorgen dat ik in de klas niet uitgelachen word. Ik hoop dat ze me ook vragen mee te doen/voor een feestje uit nodigen. Ik vind vriendschap en medemenselijkheid belangrijk. Ik denk snel als er iets mis gaat of als mensen niet met mij omgaan dat het aan mij ligt. 

Ik vind het belangrijk om iemand te worden en te bereiken in het leven. Naar school gaan is dus wel belangrijk.

Ik heb een docent nodig die me ziet, die mij accepteert en die mij erkent dat mijn uiterlijk mij bij past en een docent die mij laat weten dat ik bij de groep hoor en die me uitnodigt mee te doen (bouwsteen 1 en 5).

1. Taalbeheersing 

Impulsief
Ik ben moe, ik werk niet meer. ik snap het niet, de docent legt ’t niet goed uit. Ik zeg meteen wat ik denk. Grapjes neem ik vaak te letterlijk: ik denk niet na over wat er bedoeld zou kunnen worden. Ik kan niet uitleggen waarom ik iets heb gedaan en heb nog weinig woorden voor wat ik voel. Het overkomt me gewoon.

Ik heb een docent nodig die mijn gedrag benoemt en zegt wat ik mogelijk voel.

Zelfbeschermend
Ik vind het saai. Mijn woordgebruik is weinig genuanceerd: alles is saai of stom Ik vind het moeilijk te vertellen wat ik voel. Ik praat soms tegen mezelf, maar dat is om mijn eigen gedrag te reguleren (inner speech). Werken is saai, dom, waarom moet ik dat nu doen/leren? (Ik ben bang om dingen fout te doen). Of ik zeg niets en reageer non-verbaal (schouders ophalen). Kritiek incasseer ik (overaangepast of vemijdend). Ik vraag geen hulp, ook al weet ik het niet. Ik wil niet dom gevonden worden. Ik mompel in mezelf (soms schelden) maar om mijn gedrag te reguleren.

Het is voor mij moeilijk om te vertellen wat er gebeurd is, dan word ik snel emotioneel en ik wil niet vertellen wat ik zelf heb gedaan. Ik wil niet praten, zeker niet met de docent of docent. Het liefst houd ik het voor mezelf (ik wil het zelf oplossen, ik heb geen hulp nodig).

Ik heb een docent nodig die begrijpt dat ik dingen zelf wil oplossen, maar dat ik wel steun en complimenten nodig heb (bouwsteen 2 +3).

Conformistisch
Ik spreek de taal van mijn vrienden (peergroep). Mijn eigen taal is belangrijk voor mij. Ik gebruik woorden die mijn docent niet begrijpt. En ik moet er erg om lachen als mijn docent die woorden gebruikt. Ik ben herkenbaar aan mijn taal. Taal is om te gebruiken (gereedschap) en niet om goed te leren schrijven. Taal moet zo effectief mogelijk zijn. Ik vind het moeilijk om aan volwassenen in taal uit te drukken wat ik voel. Ik hoef niets te vertellen, want mensen zien aan mij wel wat ik denk. Ik ben soms ook bang dat mensen aan mij kunnen zien hoe ik me voel. Als iets niet lukt word ik eerder teleurgesteld dan boos.

Ik heb een docent nodig die mij leert dat ik mag vertellen wat ik voel en denk en mij daarbij in mijn waarde laat. Een docent die mijn taal accepteert en daarbij zichzelf blijft.

2. Zelfcontrole

Impulsief
Liever samen iets doen, dan praten. Het is niet leuk als er iemand niet meedoet. Impulsief/agressief naar anderen, maar tegelijkertijd zelf bang en kwetsbaar. Bij conflicten sla ik er snel op los, of ik loop weg. Om een conflict op te lossen heb ik hulp van de volwassene nodig. Ik doe wat in me opkomt, ik volg mijn impulsen, het komt niet door mij.Ik vind het moeilijk om mezelf te stoppen als ik gefrustreerd raak. Het overkomt me als ik boos word. Als ik samen moet werken ga ik snel over grenzen van anderen heen, omdat ik nog weinig rekening kan houden met wat de ander wil. Ik ken de regels wel, maar ik vind het moeilijk niet te reageren. Ik word dan boos en zeg/doe iets. Ik ben ook bang dat anderen boos op mij zijn of gaan slaan Als ik iets wil, dan wil ik het ook nu meteen.

Ik heb een docent nodig die me laat zien dat ik lief ben, zelfs al doe ik iets wat niet mag. Hij helpt me om te leren hoe ik het wel moet doen (bouwsteen 2). Ik heb een docent nodig die me snel kan stoppen en die niet te lang gaat uitleggen wat er gebeurd is en die snel over gaat tot de orde van de dag.

Zelfbeschermend
Ik weet het heus wel, ik doe het liever zelf. Ik weet dat ik snel boos/geïrriteerd ben, maar ik wil het zelf oplossen. Van kritiek word ik nog bozer. Ik wil niet dat mijn lichaam beschadigd word. Ik wil mijn controle niet verliezen. Ik daag je uit, om mezelf te beschermen. Aanval is de beste verdediging, zodat ik de controle houd. Blijf van me af, raak me niet aan. Ik stop heus wel, maar bepaal zelf wel wanneer ik stop. Eigenlijk wil ik dat de docent/docent ervoor zorgt dat de anderen ophouden. 

Ik reageer onverschillig, maar ik ga toch door, ik doe het stiekem. En ik word boos als ik toch betrapt word. Ik heb mijn emoties ook niet onder controle. Ik heb het nodig dat mijn docent rustig blijft. Raak me niet aan, blijf van me af. Ik kies vaak voor zelf uit de klas als je zegt; “Je past je aan mijn regels aan of je gaat de klas uit”. 

Ik ga niet uit mezelf aan het werk. Als ik het leuk/interessant vind, werk ik als een paard. Als ik iets niet snap/niet kan halen, reageer ik met frustratie of met vermijding. Ik heb onvoldoende zelfcontrole/taal om mijn frustratie te benoemen. Ik kan er niets aan doen, dan hadden ze het maar niet moeten doen/zeggen. Als iemand mij beschuldigt, dan kan ik mezelf niet stoppen (of ik word heel boos of heel bang, mijn emoties gaan met me op de loop). Ik pas me aan (bang) of ga in conflict (boos).

Ik heb een docent nodig die benoemt wat er gebeurt en mij laat meedenken over een alternatief en mij vraagt wat ik wil leren (bouwsteen 3 en 4).

Conformistisch
Ik vind het belangrijk mezelf te controleren, Ik wil niet dat het uit de hand loopt; Ik vind het belangrijker dat we als groep bij elkaar blijven dan dat ik zelf gelijk krijg. Ik pas me liever aan dan dat ik mijn frustraties uit. Frustraties die ik heb, uit ik door kleding / muziek en richt ik niet op andere mensen.

Ik heb een docent nodig die rustig blijft als ik gefrustreerd reageer of zeg dat ik het even niet meer zie zitten. En mij uitlegt dat het betekent dat ik een oplossing van de situatie wil.

3. Geweten 

Impulsief
Regels zijn regels. Die moet je opvolgen. Als ik het niet doe, dan moet je het nog een keer zeggen. Blijvende herhaling van regels is nodig. Kind reageert zelf impulsief / agressief. Verwacht van anderen/volwassenen dat ze aardig (blijven). Moeilijke situaties ga ik ze liever uit de weg, dan dat ik ze aanga. Ik werk voor de docent, niet omdat ik zie dat dat voor mijn toekomst belangrijk is. Als ik er niet uit een taak kom, verwacht ik direct hulp. Ik wil het wel goed doen, maar ik kan het nog niet zo goed. Als iets me niet lukt voel ik me gefrustreerd en wil ik dat de docent me helpt (stopt). Ik hoor wel alles, maar ik begrijp niet altijd waarom ik moet stoppen. Ik ken de regel wel, maar ik moet het gewoon vaker horen. Ik ben volop aan het leren wat mag en niet mag. Ik wil ook meer leren over wat wel en niet mag. Ik vind het belangrijk, maar vind het moeilijk om er naar te handelen. Ik weet wel dat ik niet zomaar iets mag. Ik ken de basisregels wel, maar weet niet de uitzonderingen (nuances). Die wil ik graag weten. Als er een uitzondering wordt gemaakt op een regel, raak ik in de war.

Ik heb een docent nodig die mij vertelt wat ik wel en niet mag en die me stopt. En die de regels duidelijk en visueel voor mij heeft. Ook al gaat met mis, dan moet de docent rustig blijven. (Kinderen zijn in deze fase bang voor controleverlies van de docent.)

Zelfbeschermend
Als de docent/docent het niet heeft gezien, dan ga ik het echt niet vertellen. De waarheid hoeft niet altijd boven de tafel te komen. Ik ben bang als ze de waarheid ontdekken dat ik faal, dat ze me niet lief vinden en dat ik het niet goed heb gedaan. Wij weten wat goed en fout is en wij zorgen met elkaar dat ieder zich aan de regels houdt (aandacht voor formingfase!) Ik weet heus zelf wel wat goed is. Ik weet heus wel dat ik moet stoppen, maar dan moet hij ook stoppen. Ík deed toch niets. Hij begon. Óf juist heel schichtig reageren, sorry meneer.

Ik heb een docent nodig die mij bevraagt en mij helpt eerlijk te zijn en begrijpt dat ik niet altijd de waarheid kan vertellen.

Conformistisch
Ik weet wat belangrijk is en ik weet wat goed voor mij is, maar ik handel er nog niet altijd naar. Ik kijk vooral naar de groep en wat de groep doet. Mijn waarden en normen zijn sterk verbonden met de normen en waarden van de groep waar ik mee omga.

Ik heb een docent nodig die me bevraagt naar mijn waarden en normen en die me af en toe spiegelt wat dat betekent voor mij. Ik heb een docent nodig die duidelijke waarden en normen heeft en daarnaar leeft en uitdraagt.

4. Motoriek

Impulsief
Vaak té fysiek naar andere (kinderen) toe. Eerst doen en dan pas denken. Ik wil wel stoppen met stoeien / rennen door de gang, maar soms doet mijn lichaam nog niet wat ik wil. Ik wil graag sterk zijn. Fysieke kracht is belangrijk voor mij. Ik los conflicten op met mijn handen.

Ik heb een docent nodig die fysiek sterker is dan ik en mij begrenst als dat nodig is.

Zelfbeschermend
Ik wil wel stoppen met stoeien / rennen door de gang, maar soms doet mijn lichaam nog niet wat ik wil. Ik wil wel luisteren, maar mijn lijf gaat soms toch nog wel verder. Vaak in conflict met de omgeving, vanwege de eigen vrijheidsbehoefte. Bij samenwerking speelt competitie een belangrijke rol. Ten opzichte van anderen ben ik kritisch en soms zelfs neerbuigend naar anderen. 

Onverschilligheid speelt een belangrijke rol in de communicatie; Als ik straf krijg…”zit ik daar niet mee, jammer dan! Heb ik pech! Maakt me niks uit”.

Ik weet wel hoe ik moet zitten, schrijven enz. maar het lukt me niet. Ik doe er wel mijn best voor. En als het mislukt, dan geef ik het helemaal op en gooi er mijn pet naar. Bij motorische activiteiten moet ik voldoende vertrouwen hebben om een bepaalde activiteit te doen. Ik ben bang om te vallen of mijn lichaam te beschadigen. Ik wil niet verliezen, want competitie is heel belangrijk. Ik weet me geen houding en ga ‘stoer’ door het leven. Ik maak me groot (ik wil opvallen) of juist klein (let maar niet op mij). Bij motorische activiteiten vermijding of juist krampachtig uitvoeren. Als ik boos ben, blaas ik mezelf op. Mijn motoriek is aanvallend, of ik zorg dat ik niet opval. Ik heb veel spanning in mijn lijf.

Ik heb een docent nodig die me leert om mezelf te ontspannen voor een toets en die mij vraagt wat ik nodig heb om te kunnen ontspannen. Ik heb een docent nodig die me leert mijn spanning te ontladen op een manier die bij me past (door bijv. ontspannings- oefeningen) en op de momenten dat dit kan.

Conformistisch
Ik kan gym erg spannend vinden, omdat iedereen je ziet, je verkleedt je en iedereen kan je zien. Ik vind het spannend wat er met mijn lichaam gebeurt. Ben ik eenmaal aan het gymmen en doen we een groepsspel, dan vind ik de competitie leuk. Het is erg belangrijk om met de groep mee te doen en iedereen doet mee op een manier die mij hem/haar past. Ook als ik minder goed ben ik gym vind ik het belangrijk een rol te hebben.

Ik heb een docent nodig die ervoor zorgt dat alle kinderen op een leuke en passende manier bij gym betrokken worden en die goed inschat wat mijn onderwijsbehoefte is.

Impulsief
Ik weet nog niet zo goed hoe lang de dingen duren en hoe ik zaken moet plannen en organiseren. Ik heb moeite met het onthouden van het dagritme.

Ik heb een docent nodig die in de klassensituatie structuur aanbrengt in tijd en ruimte.

Zelfbeschermend
Ik wil heel graag leren zelf te plannen en zelf de weg vinden naar school, maar heb daar soms hulp bij nodig.

Ik heb een docent nodig die me het zelf laat proberen maar wel op de achtergrond aanwezig blijft en accepteert dat ik nog wel fouten maak.

Conformistisch
Ik vind mijn toekomst belangrijk, maar dit duurt nog zo lang, dat ik soms een andere keuze maak en ga voor het korte termijndoel. Ik kan redelijk plannen en organiseren, maar kan niet altijd overzien wat de gevolgen zijn voor mijn handelen. Mijn hersenen belonen vooral het korte termijn effect. Omdat ik dingen wil bereiken, maar het moeilijk vind om daarna te handelen, stel ik veel zaken uit, maar voel ik me daar wel rot over.

Ik heb een docent nodig die begrijpt dat ik zaken zelf moet leren plannen en die mij hiervoor ruimte geeft, maar die wel blijft controleren of ik het wel doe en aankan. En die mij beloont wanneer ik stappen zet en dingen leer (bouwsteen 3).

5. Geheugen 

Impulsief
Ik ken de regels wel en ik kan ze onthouden, maar ik kan ze nog niet in nieuwe situaties toepassen. Concrete dingen onthoud ik beter dan abstracte dingen.

Ik heb een docent nodig die me helpt herinneren aan de dingen die ik aan het leren ben.

De basishouding van de docent en de ontwikkeling van leerlingen


Een basishouding van de docent gericht op het zien en volgen van de leerling en het gedrag van de leerling te zien als uitingen van de wil te willen groeien en iemand te worden, biedt een schoolklimaat waar leerlingen tot ontwikkeling kunnen komen. Dit vereist kennis van de docent over hoe leerlingen zich ontwikkelen en hoe belangrijk hun eigen houding, acties en ervaringen zijn bij het leren van alternatief gedrag en nieuwe (zelf ) inzichten van jongeren. Om de basishouding van docenten te versterken is deskundigheidsbevordering gericht op het leren herkennen van ontwikkeling van leerlingen belangrijk. Tevens is het hebben van een kritische vriend in de school die meekijkt en de docent ziet, helpend bij het bewuster en bekwaam handelen van de docent in de school. Handelen dat de veiligheid in de school vergroot door leerlingen te zien en hun ontwikkeling te (h)erkennen en benoemen. Hierdoor versterken regiefuncties van leerlingen en daarmee hun vermogen om hun gedrag vorm te geven, zichzelf te leren kennen en te bepalen welk gedrag ze willen laten zien.

Bronnen

  • Lê Xuân Hy and Loevinger, J. (1996). Measuring Ego Development (second edition). Mahwah, New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.
  • Manners, J., Durkin, K. & Nesdale, A. (2004). Promoting Advanced Ego Development Among Adults. Journal of Adult Development, 11, 1, 19-27.
  • Westenberg, M. (2002). Zinnenaanvullijst Curium (ZALC). De Psycholoog, 37, 316-322.
  • Van der Wolf, K., van Beukering, T., (2009). Gedragsproblemen in scholen. Het denken en handelen van leraren: Acco, Leuven.
  • Schoots-Wilke, H. e.a. (2011). De kracht van de leraar. De 7 Principes voor een rijke leeromgeving’. KPC Groep, ’s-Hertogenbosch
  • Vermunt, J. (1992) Leerstijlen en sturen van leerprocessen in het hoger onderwijs – naar procesgerichte instructie in zelfstandig denken.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Webinar
Intrinsieke motivatie en spel: de echte motor onder leren?
Intrinsieke motivatie en spel: de echte motor onder leren?
Gratis webinar met Rob Martens
Wij-leren.nl Academie 
Passend Onderwijs
Meer inzicht in gedrag leerling met Aurecool.
Meer inzicht in gedrag leerling met Aurecool.
Aurecool ondersteunt jou bij begrijpen en bevorderen van de soc-emo ontwikkeling van elke leerling.
Aurecool 
Gratis webinar
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Bekende experts delen hun kennis
Wij-leren.online Academie 
Cursus
Autismecoach in het vo
Autismecoach in het vo
'Coachen en begeleiden van leerlingen met autisme, hun leraren én ouders
Medilex Onderwijs 
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!Persoonsvorming: socialisatie of subjectificatie
Persoonsvorming in het onderwijs: Socialisatie of subjectificatie?
Gert Biesta
Relatie inzetten
Regie versterken in het onderwijs; een basishouding!
Elena Carmona van Loon
Samenwerken van school en jeugdzorg
Onderwijs en jeugdzorg hebben elkaar nodig!
Elena Carmona van Loon
Sociaal emotionele vaardigheden
Sociaal emotionele vaardigheden - uitgebreid overzicht
Machiel Karels
10 vragen over autonomie
10 vragen over autonomie
Machiel Karels
Slim maar...
Slim maar.. Hoe je de executieve functies kunt versterken
Arja Kerpel
Breinhelden
Breinhelden - Doordacht werken aan executieve functies
Marleen Legemaat
SEL
SEL - Sociaal-emotioneel leren als basis
Arja Kerpel


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Zelfregulatie in een video van één minuut uitgelegd
Zelfregulatie in een video van één minuut uitgelegd
redactie
Maarten van Buuren over autonomie en zelfsturing volgens Spinoza
Maarten van Buuren over autonomie en zelfsturing volgens Spinoza
redactie
Bestaat het menselijk kwaad? Klaas Rozemond
Bestaat het menselijk kwaad? Klaas Rozemond
redactie
Hoeveel eigenaarschap kunnen professionals aan? Tjipcast 0012
Hoeveel eigenaarschap kunnen professionals aan? Tjipcast 0012
redactie
Het belang van autonomie en zelfsturing: Tjipcast 002
Het belang van autonomie en zelfsturing: Tjipcast 002
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



autonomie
basisbehoeften
kindgericht onderwijs
morele ontwikkeling
persoonlijke ontwikkeling
reflecteren
sociaal-emotionele ontwikkeling
sociale vaardigheden
toerusten en vormen
zelfbeeld
zelfregulatie

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest