Sociale veiligheid - over (dis)functionele angst en boosheid -2-
Henk Galenkamp
Consultant, trainer, coach bij Bureau Galenkamp & Schut
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/sociale-veiligheid-bang-en-boos.php
Dit artikel is geschreven samen met Jeannette Schut
Aandacht voor veiligheid in het onderwijs staat al enkele tientallen jaren op de agenda. Dat is volkomen terecht. Leren en ontwikkelen gaan nu eenmaal niet samen met onveiligheidsgevoelens. De Stichting School & Veiligheid bezit een voortrekkersrol in het agenderen van het thema. En in 2015 is de Wet Veiligheid op school van kracht geworden. Ondanks deze aandacht weet en voelt iedere leidinggevende en leraar het ergens wel: allerlei maatregelen die scholen nemen om beleid rond veiligheid tot uitvoering te brengen, leveren niet het gewenste effect op.
Om dat te verklaren, onderzoeken wij in het begrip ‘sociale veiligheid’, een onderdeel van deze aandacht voor veiligheid. We zien namelijk dat er veel misverstanden over deze term bestaan. We gaven in deel 1 van deze artikelen mogelijke oorzaken daarvan en schetsten hoe scholen gevoelens van onveiligheid wél kunnen verkleinen.
In deel 2 gaan we nog meer de diepte in en dagen we scholen en andere onderwijsinstellingen uit om op een (nog) bewustere manier veiligheid te brengen in de persoonlijke ontmoetingen in en rond de school.
Grensoverschrijdingen in groepen
Wat is er te zeggen over de groep waarin angstgevoelens ontstaan? Dat is de tweede vraag. In het eerste artikel zagen we dat angst kan ontstaan door ons eigen denken (we zijn bang voor iets wat misschien in de toekomst gebeurt). Maar angstgevoelens kunnen ook ontstaan wanneer in groepen (schoolklassen, leraren- en andere teams, organisaties, families, de samenleving in zijn geheel) grenzen worden overschreden. Waarin het gedrag van de een over de grens van de ander gaat. Waarin blijkbaar grenzeloosheid heerst. Waarin gedrag niet wordt begrensd of gestopt. Om dit scherper te krijgen, gaan we in op de onderwerpen angstcultuur en de rol van functionele boosheid als reactie op grensoverschrijdend gedrag.
Angstcultuur
Angstcultuur is een term die regelmatig opduikt in krantenberichten. Angstculturen zijn er in bedrijven, overheidsinstellingen, onderzoeksgroepen, scholen, verenigingen, overal waar mensen bij elkaar komen. Blijkbaar kan de angst zich nestelen in de cultuur van de organisatie. Iedereen die daarin werkzaam is, wordt erdoor besmet.
In een angstcultuur worden grenzen overschreden.
Grenzen die te maken hebben met respect, zorgvuldig handelen, het nakomen van afspraken. Menselijke behoeften (aan respect, erbij horen, betrouwbaarheid) worden genegeerd of terzijde geschoven. Dreigen, bijvoorbeeld met ontslag, is een voorbeeld hiervan.
Let op: het gaat niet alleen om gedrag van leidinggevenden richting medewerkers. Ook omgekeerd vindt grensoverschrijdend gedrag plaats: het gaat dan om zagen aan de stoelpoten van de leidinggevende, het pocketveto (ja zeggen, nee doen), vertragingstactieken, machtspelletjes en nog veel meer (Kampen, 2017). Het gaat hierbij steeds over dynamieken: wederkerige gedragspatronen, waarbij het gedrag van de een iets oproept bij de ander. Zo houden leidinggevenden én medewerkers elkaar soms in de greep van de angst.
Boosheid als gezond signaal
Waar ‘bang’ een gezond signaal is van een behoefte aan veiligheid in een situatie van feitelijk gevaar, zo is het gevoel ‘boos’ een gezond signaal dat er grenzen worden overschreden (Galenkamp, 2006; 2009).
Hiervoor gaven we al enkele voorbeelden van grenzen die in een angstcultuur overschreden worden. We kunnen onderscheid maken tussen persoonlijke grenzen en organisatiegrenzen.
Persoonlijke grenzen vallen uiteen in drie soorten:
- fysieke grenzen (ongewenste aanraking, iemand botst tegen je op of deelt een klap uit),
- psychologische grenzen (respectloos gedrag, afspraken niet nakomen, onder druk zetten of bedreigen),
- tijdgrenzen (te laat komen op een afspraak; aandacht claimen).
Organisatiegrenzen gaan over afspraken, regels en beleid in organisaties, zoals scholen. Een voorbeeld van het overschrijden van een organisatiegrens is een leraar die niets doet als een leerling onacceptabel gedrag vertoont richting een andere leerling (het ene kind slaat het andere, bijvoorbeeld). Of een leraar die stiekem de oude rekenmethode hanteert, terwijl er een nieuwe is ingevoerd. Dit is niet acceptabel en de directeur of de collega’s moeten er iets mee.
Het gevoel ‘boos’ is in dergelijke situaties terecht en constructief.
Ons lijf geeft het signaal dat er een grens wordt overschreden. Als je goed naar dit signaal luistert, kun je gaan begrenzen: het gedrag van de ander moet stoppen. Het (in contact, dus mét behoud van relatie) begrenzen van grensoverschrijdend gedrag geeft rust en opluchting. Niet alleen aan degene die begrenst, ook aan degene die begrensd wordt en aan het team. Het geeft duidelijkheid. En duidelijkheid leidt vaak tot een ervaring van welbevinden (‘grenzen geven ruimte’). Dit is een belangrijke basis van een professionele schoolcultuur (Galenkamp & Schut, 2018).
Verwarring rond het begrip ‘boos’
In de volksmond wordt het woord ‘boos’ echter vaak gebruikt voor een bepaald soort gedrag: schreeuwen, met de vuist op tafel slaan, met deuren slaan, agressie enzovoort. Maar dit is in feite de vechtreactie vanuit angst. Dit ‘boze gedrag’ komt dus voort uit angst zonder feitelijk gevaar (er is geen natuurramp, geen wapen, geen wild dier enzovoort).
Dit gedrag is steevast zelf ook grensoverschrijdend. Het roept meestal angst op bij mensen die in de omgeving aanwezig zijn. Dat is een belangrijke constatering die we eerder ook al deden. Wij hanteren het begrip ‘boos’ dus op een geheel andere wijze: het gevoel boos is het signaal van een behoefte aan grens.
Het begrenzen van grensoverschrijdend gedrag is dan ook een gezonde manier van omgaan met deze boosheid.
Het lucht op (Galenkamp, 2006; 2009). Juist in veel beleidsstukken, publicaties en onderzoeken op het gebied van veiligheid in het onderwijs zien we de begripsverwarring terug: de begrippen bang en boos (en dus de behoefte aan een grens en de behoefte aan veiligheid) worden door elkaar gehaald.
Constructief gebruik van boosheid betekent dus ten eerste dat je het gevoel ‘boos’ serieus neemt; het is immers een signaal van een wezenlijke behoefte, namelijk aan een grens. Dat geeft je vervolgens de energie om deze grens aan te geven. Dat geldt voor fysieke grenzen, psychologische grenzen en tijdgrenzen. En het geldt ook voor organisatiegrenzen.
Woorden als ‘stop’, ‘nee’, ‘ik heb nu geen tijd’ zijn hierin betekenisvol. We noemen dit assertiviteit. Let op: we hebben het hier over volwassenen die in staat zijn (of kunnen leren om) grenzen aan te geven. Voor kinderen is dit anders. Vooral als er een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen het kind en de volwassene die over zijn grens gaat (zoals in geval van mishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing of machtsmisbruik) is het kind niet in staat zijn grenzen aan te geven. De boosheid moet dan wel ondergronds gaan en het kind ontwikkelt zo een permanent gevoel van angst: onzekerheids- of onveiligheidsgevoelens.
Veel mensen hebben in hun jeugd ‘lessen’ geleerd in situaties waarin hun grenzen niet gerespecteerd werden. Ze werden als kind slachtoffer van een volwassene, waarbij ze machteloos waren of zich zo voelden. Vooral wanneer dit gepaard ging met vormen van macht kan angst zijn ontstaan die later in het leven een grote rol speelt. We beschreven dit al eerder, toen we ingingen op de oorzaken van angst zonder feitelijk gevaar.
Gedragsregels en protocollen?
Mensen projecteren hun angsten dus op anderen. Dit gebeurt ook als er grenzen worden overschreden; in de klas, de school of de vriendengroep. Zo kan het gebeuren dat de term ‘onveiligheid’ ineens opduikt in de uitslag van een medewerkertevredenheidsonderzoek. Het zal duidelijk zijn, dat een schoolleiding dit niet zomaar kan oplossen.
Om veiligheid te creëren, worden soms gedragsregels of protocollen opgesteld. Op zich is er niets mis met het helder verwoorden van en communiceren over welk gedrag in de school of de organisatie acceptabel is en welk gedrag niet. Dat geeft duidelijkheid en verhoogt de veiligheidsgevoelens, mits er ook naar gehandeld wordt.
Maar het formuleren van lijstjes en protocollen heeft ook een risico in zich.
Dit is vooral zo wanneer dergelijke lijstjes onderdeel van het angstpatroon worden, dus een muur gaan vormen, een barrière tussen jou en de ander, waarachter je je kunt verschuilen. In wezen gaat het hier om de vierde reactie: jezelf beschermen. Je doet het een, maar je voelt het andere. Het onveilige gevoel blijft bestaan.
Protocollen zijn prima als ze procedures beschrijven voor zorgvuldig handelen in mogelijke toekomstige situaties. Daarmee kan onnodige schade voorkomen worden. Denk aan protocollen voor wat te doen bij brand of calamiteiten, voor het omgaan met verlies en rouw of voor communicatie met media. Protocollen mogen echter níét gebruikt worden om het gedrag van mensen te reguleren. Dan gaan ze werken als muurtjes.
Maar wat dan wel? Om werkelijk een bijdrage te leveren aan veiligheidsgevoelens in het onderwijs, is het nodig om constructieve boosheid te hanteren bij grensoverschrijdend gedrag. ‘Er zijn van die dagen in het onderwijs dat je de hele dag bezig kunt zijn met politieagent spelen: signaleren van en reageren op storend gedrag. Niet leuk, wel belangrijk, want orde houden en begrenzen van bepaald gedrag is de waarborg van sociale en fysieke veiligheid van leerlingen én van jezelf. Daarbij ben je als leraar ook een lichtend voorbeeld als het gaat om het vertegenwoordigen van de normen en waarden van de school. En er moet ook gewoon les gegeven worden.’ (Fleur Nollet in Van twaalf tot achttien, februari 2019)
Voorbeeld: pestgedrag
Een groot en hardnekkig probleem in het onderwijs (en ook in werksituaties van volwassenen) is pestgedrag. In een klas waar gepest wordt spelen angst en onveiligheidsgevoelens de hoofdrol. In feite komt bij de pester de vechtreactie voort uit (onbewuste) angst. Het kind dat gepest wordt, wordt ook bang. Hij probeert aan het pesten te ontsnappen (vluchtreactie van de angst) of zich ertegen te verdedigen. Ook de omstanders worden bang. Ze zouden wel voor hun klasgenoot op willen komen, maar zijn bang dan ook slachtoffer te worden. Leraren durven soms ook niet in te grijpen en zijn dan ook bang.
Toch is het klip en klaar: pesten is grensoverschrijdend gedrag. Het enige dat hier op zijn plaats is, is constructieve boosheid. Het gedrag moet namelijk stoppen.
Boosheid is het gezonde signaal dat er gedrag plaatsvindt dat grensoverschrijdend is.
We spreken hier van een dynamiek. Daderschap en slachtofferschap zijn twee begrippen die aan elkaar gekoppeld zijn én die elkaar oproepen. Het gaat erom úít die dynamiek te stappen door, in contact, het gedrag te stoppen dat grensoverschrijdend is. Hierin hebben zowel de dader als het slachtoffer (en ook de omstanders) een rol. We noemen dit een systemische benadering (Galenkamp, 2009).
Voorlopige conclusie
Onze conclusie is dat sociale veiligheid een misleidende term is. De term zorgt ervoor dat we verkeerde conclusies trekken en dus een verkeerde aanpak hanteren. Als we het hebben over sociale onveiligheid gaat het namelijk bijna altijd over angst zonder dat er sprake is van feitelijk gevaar. De reacties daarop zijn niet functioneel. Vaak ook worden er grenzen overschreden. Maar in plaats van constructieve boosheid te hanteren om dit te stoppen, worden we bang. Op dat moment ervaren we dus onveiligheidsgevoelens terwijl er sprake is van grensoverschrijding.
Dus we verwarren de begrippen bang en boos met elkaar.
Het is cruciaal dat we ons hier bewust van worden en inzien hoe disfunctioneel dit is. Het is nodig dat we onderscheid kunnen maken tussen gezond bang zijn, disfunctionele angstgevoelens en constructieve boosheid als signaal van grensoverschrijdingen. Dit helpt ons om krachtig op te treden, consequent en betrouwbaar te zijn, in direct contact met de ander. Het begrenzen van (ongewenst of disfunctioneel) gedrag mét behoud van relatie is het meest respectvolle dat je naar de ander kunt doen. En juist dit laatste is de basis om tot werkelijke veiligheid in teams of scholen te komen.
Samenvatting
Bang versus boos
Bang en boos zijn dus soms constructief, soms destructief. We zetten het samenvattend op een rij:
- Bang zijn is constructief als het een signaal is van feitelijk gevaar. Alle gedrag om jezelf in veiligheid te brengen is hier passend.
- Destructief bang zijn is angst die voortkomt uit ons denken. We zijn bang voor iets dat mogelijkerwijs in de toekomst gaat gebeuren. Wanneer we ons op grond hiervan gaan gedragen alsof er feitelijk gevaar is, brengt ons dat in moeilijkheden: er ontstaat stress en onzekerheid, we gaan een pantser dragen, we rationaliseren, gaan de strijd aan en nog veel meer.
- Constructieve boosheid is het gevoel dat ons lijf ons geeft in een situatie waarin een ander grenzen overschrijdt. Gedrag dat hieraan een einde maakt (vriendelijk doch duidelijk) is hierin gezond en bevordert zelfs het contact.
- Destructieve boosheid is gedrag dat voortkomt uit de vechtreactie van de angst. Agressie is hiervan een bekend voorbeeld, zowel fysiek (bijvoorbeeld een bushokje slopen) als verbaal (bijvoorbeeld bedreigen of uitschelden).
Voorbeelden van begripsverwarring ‘bang’ en ‘boos’
In de Rapportage Sociale veiligheid van docenten van DUO Onderzoek & Advies (november 2018) wordt gesproken over vijf thema’s:
- De mate waarin leraren zich (sociaal) veilig voelen op school.
- Ongewenst gedrag van collega’s en leidinggevenden.
- Fysiek en verbaal geweld door ouders en overig ongewenst gedrag van leerlingen.
- Fysiek en verbaal geweld door leerlingen en overig ongewenst gedrag van ouders.
- Ongewenste gebeurtenissen met betrekking tot leerlingen in de school. Hier worden onveiligheidsgevoelens (thema 1) dus rechtstreeks gekoppeld aan grensoverschrijdend gedrag (thema’s 2 tot en met 5). Dat is verwarrend. Ook in de Wet Veiligheid op school uit augustus 2015 wordt deze verwarring tussen onveiligheid en grensoverschrijding in stand gehouden. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen (disfunctionele) angst van leraren die kan ontstaan door iets wat in het verleden is gebeurd én (disfunctionele) angst van leraren, omdat er grenzen worden overschreden – en waar alleen functionele boosheid effectief is.