Leesproblemen: fonologische dyslexie -4-
Paul Filipiak
Taalleesdeskundige bij Filipiak Educatie en Multimedia
Geraadpleegd op 04-10-2024,
van https://wij-leren.nl/leesproblemen-fonologische-dyslexie-dysgrafie-deel-vier.php
In een tiental artikelen gaat de auteur in op leesproblemen en dyslexie. Aan de orde komt zo ongeveer alles wat hiermee te maken kan hebben. Hieronder allereerst de structuur van deze artikelenserie, die in vier hoofdstukken is verdeeld en waarvan de corresponderende artikelnummers tussen haakjes vermeld staan. Veel leesplezier!
Hoofdstuk 1: Leesproblemen en dyslexie: breinlezen
a. Leesbanen in het brein (1)
b. Leesproblemen (2)
c. Comorbiditeit (3)
Hoofdstuk 2: Leesproblemen: fonologische dyslexie
a. Fonologische dyslexie (4)
b. Hardnekkigheid (5)
c. Leessnelheid (5)
Hoofdstuk 3: Leesproblemen en dyslexie: preventie
a. Voorkomen (6)
b. Directe of taakspecifieke leesobservatie (6)
c. Toetsing en methode (7)
d. Compenseren (7)
e. Dyslexieverklaring (7)
Hoofdstuk 4: Hulp bij leesproblemen en dyslexie
a. Goed leesonderwijs (8)
b. Hulpprogramma’s (9)
c. Toegankelijkheid (10)
Deel 4 Leesproblemen: fonologische dyslexie
Veel leesproblemen worden geschaard onder de term ‘dyslexie’ om er vervolgens voor te waarschuwen dat niet alles dyslexie is. Bedoeld wordt dan: niet alles is fonologische dyslexie.
Veel definities van dyslexie lijken circulair van karakter.
Fonologische dysfunctie
Bij een fonologisch dysfunctie hebben lezers een dysfunctie in de auditieve cortex die woorden splitst in hun fonologische onderdelen. De ‘Phonological loop of ‘het innerlijke oor’ waar de klank van het woord wordt herkend, disfunctioneert. [i]De breinbanen voor de verwerking van de fonologische en fonemische structuur van woorden werkt niet goed en het geschreven woord wordt niet goed aan het gesproken woord gekoppeld. Zie in de breinafbeelding uit het eerste artikel het kanariegele breinnetwerk: ‘Acces to pronunciation en articulation’.
Ludo Verhoeven [ii] zegt het precies: in het algemeen kan dyslexie worden gedefinieerd als een persistent probleem met het accuraat en/of vloeiend decoderen en/of spellen van woorden dat teruggaat op een neurobiologisch verankerd fonologisch tekort dat onverwacht is in relatie met de kwaliteit van het gegeven leesonderwijs. Wat is er met deze definitie op tegen de term fonologische dyslexie te gebruiken en niet bij de bespreking van leesproblemen op een wazige manier te blijven spreken over dyslexie? Is het niet beter om te gaan spreken over een fonologisch leesprobleem?
Het gaat met andere woorden om een niet geoefende, verstoorde of een ontbrekende neurologische verbinding tussen letters en klanken in het brein. [iii] Fonologische dyslexie hangt samen met de verstoring van de non-lexicale breinroute en is het enige leesprobleem dat op voorhand geen andere dysfuncties bevat, maar wel tot andere leesproblemen kan leiden. Het heeft negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van de directe woordherkenning en voor leesbegrip.
Deze leeshandicap leidt vaak tot een beperktere kennisvermeerdering door leesvermijding.
Fonologische dyslexie kan daardoor in tweede instantie leiden tot lagere niveaus van luister- en leesbegrip. [iv]
Ongeveer 20% van de mensen met een leesprobleem hebben een snelheids- en / of begrips-probleem, maar hebben geen fonologische dyslexie. Ongeveer 4% van de leerlingen kunnen te maken hebben met fonologische dyslexie. [v] Per bron en taal wisselen de percentages.
Luisteren en lezen
Stanovitsch stelde in 1988 voor om de term ‘dyslexie’ te beperken tot de discrepantie tussen luister- en leesbegrip. Liberman wees er echter op dat kinderen zowel bij lezen als bij luisteren inkomende talige informatie moeten kunnen vasthouden in fonologisch en fonemische vorm. Dus een fonologisch dysfunctie bij het lezen is ook al een dysfunctie bij het luisteren. [vi]
Mensen met fonologische dyslexie hebben moeite met het koppelen van letters aan klanken van woorden en van woorden in zinnen. En als ze al daarmee moeite hebben, zijn alle verdere stappen in het leren lezen moeilijker en ontstaat er vaak een opeenstapeling van lees-problemen.
Deze lezers hebben moeite om te komen tot vloeiend lezen, een correcte spelling en hebben moeite met het leren van een tweede taal. Terwijl leren lezen traag verloopt, zijn betreffende lezers vaak, paradoxaal genoeg, zeer snelle en creatieve denkers met goede redeneer-vaardigheden. Maar ook mensen die daarmee niet begiftigd zijn kunnen last hebben van fonologische dyslexie. [vii] Veel dyslectici met een fonologische dysfunctie gebruiken hun eventuele verbale sterkte: hun grote woordenschat en kennis en hun gebruik van de context. Ze compenseren daarmee hun zwakke herkenning van (volgordes van) letters, klanken en woorden.
Neurologisch bewijs
Shaywitz analyseerde het neurologische leesproces in het perspectief van fonologische dyslexie. [viii] Hoe vaardiger de lezer, hoe meer hij de snelweg, het occipito-temporale netwerk, activeert. Dit systeem reageert razendsnel, binnen nog geen 150 milliseconden (minder dan een hartslag); het hoeft een woord niet eerst te analyseren, maar ziet bijna onmiddellijk het hele woordpatroon. Als geoefende lezers snel door de tekst heen gaan, draait dit woordvormsysteem in de hoogste versnelling: het herkent onmiddellijk het ene na het andere woord.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit systeem bij de beste lezers, die het hoogst scoren bij leestests, ook het actiefst blijkt te zijn in breinscans.
Kinderen met een fonologisch leesprobleem blijven langer steken in de langzame neurologische leesbaan zodat de ontwikkeling van het snellere leescircuit niet, nauwelijks of pas na veel oefening tot stand komt. [ix] Milene Bonte [x]merkt op dat dit nog niet wil zeggen dat dyslexie met hersenscans gediagnosticeerd kan worden.
Van der Leij bespreekt de structuur en functie van het brein in verband met ‘dyslexie’. Vóór de geboorte is neurale migratie een sleutelproces in de ontwikkeling van de buitenste hersen-schors en een afwijking hierin kan resulteren in opeenhopingen van slecht geplaatste cellen wat verband kan houden met ‘dyslexie’.
Tegenwoordig wordt aangenomen dat ‘dyslexie’ veroorzaakt wordt door een complex van individuele, op elkaar inwerkende factoren, waarvan sommige beter in kaart zijn gebracht dan andere. Het deterministisch idee dat er een eenvoudige keten van causaliteit zou zijn naar (fonologische?) dyslexie, is losgelaten. [xi]
Het zou goed zijn de definitie van fonologische dyslexie sterker te verbinden aan dysfuncties op basis van neurolinguïstisch onderzoek en de daaruit voortvloeiende hardnekkige fono-logische, lexicale en semantische tekorten in het proces van (leren) lezen. [xii]
Het is verwarrend en onjuist om bij alle leesproblemen steeds te spreken over ‘dyslexie’.
Bas Levering) spreekt in zijn slotakkoord van het boek ‘Bestaat dyslexie?’ terecht over het bestaan van dyslexie als de uitkomst van een cirkelredenering. [xiii]
Genetische aanwijzingen
Volgens de Britse Dyslexie Research Trust [xiv] zijn chromosoom nummer 6 en 18 betrokken bij ‘dyslexie’. Men keek bijvoorbeeld naar 50 genetische markers binnen 15 hersengenen op chromosoom 6, waarbij sterke associaties werden gevonden tussen één bepaald gen, kiaa0319, en de migratie van neuronen gedurende de ontwikkeling van een deel van de hersenschors. Dit hangt samen met prestaties in tests voor lezen, spelling, orthografie en fonologie. Vergelijkbare resultaten zijn gevonden in ander onderzoek. [xv]
Het is overigens uiterst moeilijk om exact de betrokken genen te vinden en precies te begrijpen hoe ze functioneren. Verwacht geen genetische oplossing voor de bestrijding van fonologische dyslexie in de nabije toekomst.[xvi] Een leerling met een ‘dyslectische’ ouder heeft 40% kans op aanleg voor ‘dyslexie’. Maar ook een kind zonder een ‘dyslectisch’ familielid kan ‘dyslexie’ hebben.[xvii]
Omgeving
Er is weinig tot geen bewijs dat wijst op omgevingsinvloeden op de ontwikkeling van ‘dyslexie’, zoals drinken tijdens de zwangerschap, contact met zware metalen, enzovoorts. Kinderen die in een verarmde taalomgeving worden opgevoed, kunnen in hun lezen wel lijken op kinderen met ‘dyslexie’. Maar ze reageren sneller of beter op leeshulp zolang ze op relatief jonge leeftijd worden ondersteund. Verworven vormen van ‘dyslexie’ (trauma, beroerte) kunnen worden beschouwd als van een omgevingsoorsprong, maar hebben betrekking op andere dysfuncties.
Anders gezegd, kinderen hebben minder last van een ‘aanleg’ voor fonologische dyslexie als ze in een rijke taalomgeving opgroeien en al vroeg veel ervaringen met voorlezen opdoen en in de basisschoolperiode en daarna veel blijven luisteren en lezen. [xviii] Het ‘Longitudinaal Dutch Dyslexia Program’ hanteert een model van meervoudige dysfuncties waarin de rol van ouders, genetische factoren, breinstructuur en breinfunctie, cognitieve processen, gedrag en omgevingsinvloeden, in één model zijn onder gebracht.[xix]
Nogmaals een definitie
Van der Leij [xx] bespreekt de definitie van de Stichting Dyslexie Nederland en van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, de DSM-5. [xxi]Het zou gaan om een significante achterstand en om onnauwkeurig of moeizaam lezen.
Veel kinderen bij wie (fonologische?) ‘dyslexie’ wordt vastgesteld hebben problemen met het snel ophalen van informatie uit het langetermijngeheugen. Ze kennen de cijfers en letters wel, maar kunnen ze niet snel benoemen. [xxii]Maar wellicht gaat het hier om afgeleide of secundaire leesproblemen.
Schrijven
Een fonologisch dysfunctie wordt gekenmerkt door moeilijkheden om woorden op te splitsen in klankgroepen, hand-doek, te-le-foon, en in individuele letterklanken: /b/-/a/-/k/. Dit hangt samen met de fonetische omzetting van klanken in letters bij het schrijven.
Via lees- of schrijffouten kom je overigens niet zomaar de juiste oorzaak van leesproblemen op het spoor, omdat categorieën van leesproblemen elkaar overlappen en elkaar beïnvloeden.
Spellingproblemen
Fonologische dysgrafie hangt samen met een verstoring in de niet-lexicale schrijfroute. Pseudowoord schrijven is moeilijk of onmogelijk, terwijl het schrijven van regelmatige gespelde woorden nog wel mogelijk is. Fonologische dysgrafie blijft langer aanwezig dan fonologische dyslexie, tot in de volwassen leeftijd: het verletteren van klanken is kennelijk lastiger dan het verklanken van letters. Problemen met klankletter-koppelingen bij spelling komen overigens ook voor bij kinderen zonder fonologische dyslexie.
Geraadpleegde literatuur
In de vier artikelen worden leesproblemen, inclusief (fonologische) dyslexie, besproken tegen de achtergrond van neurolinguïstisch onderzoek. Een goede bron daarvoor is nog steeds het werk van de onderzoeksgroep van Shaywitz in het ‘Yale Center for Dyslexie’. Andere bronnen zijn te vinden in het werk van David Kemmerer (2015), van Brigitte Stemmer en Harry A. Whitaker (2009) en van Erika Hoff en Marilyn Shatz (2009). In Nederland gaat het om het onderzoeks-werk van Peter Hagoort aan het Neurobiology of Language Department.
Een goed overzicht uit 1995 geeft het boek Dyslexia; Theory & Practice of Remedial Instruction, van Diana Brewster Clark en Joanna Kellogg Uhry. En Dyslexie; Theorie, diagnostiek, behandeling van J.J.Domont uit 1991. Het beste recente overzichtswerk is ‘Dit is dyslexie; achtergrond en aanpak’ van Aryan van der Leij uit 2017. Goed bekend zijn ook de uitgebreide en praktische Protocollen Leesproblemen en Dyslexie van het Expertisecentrum Nederlands, voor groep 1 en 2, groep 3 en voor groep 5 tot en met 8; respectievelijk uit 2010, 2011 en 2011. Betrokken auteurs zijn van Druenen, Gijsel, Scheltinga, Verhoeven en Wentink. In ‘Bestaat Dyslexie?’ (Levering, 2020) vind je veel zinvolle reflexie op het fenomeen van leesproblemen en dyslexie, door enkele gerenommeerde Nederlandse leesdeskundigen.
Zie tot slot ook:
- Wat zijn beschermende factoren voor leerlingen met dyslexie? Terry van de Beek, https://wij-leren.nl/beschermende-factoren-veerkracht-dyslexie.php
- Dyslexievriendelijk onderwijs: 6 tips! https://www.linkedin.com/pulse/dyslexievriendelijk-onderwijs-6-tips-terry-van-de-beek-nouws/
- Depressie en angst bij basisschoolleerlingen met dyslexie; Anna Bosman. https://wij-leren.nl/dyslexie-depressie.php
- Heeft elke dyslecticus dyslexie? Tije de Vos. https://wij-leren.nl/dyslexie-test.php
- Dyslexie, Anna Bosman; https://wij-leren.nl/dyslexie.php
- Dyslexie of leesprobleem? Anna Bosman, https://wij-leren.nl/video.php?s=Dyslexie_of_leesprobleem?
- Dyslexie - kenmerken – tips Arja Keppel. https://wij-leren.nl/dyslexie-kenmerken.php[xxiii]
- Dyslexie tijdig signaleren; Terry van Beek; https://wij-leren.nl/dyslexie-tijdig-signaleren.php
[i] The Brain Book; Carter, 2009.
[ii] Dyslexie bestaat, maar het protocol en het primair onderwijs moeten op de schop; A. van der Ley, 2020 in (92)
[iii] The reading Well; https://www.dyslexia-reading-well.com/
[iv] Dyslexia, Theorie & Practice of Remedial Instruction; Clark, Uhry; 1995.
[v] What Really Msatters for Struggling Readers; Designing Researech-Based Programs; Allington, 2001. Every Child A reader, Overview; Hiebert, Pearson, Taylor, Ricardson; Center for the improvement of Early reading Achievement (CIERA); 1998.
[vi] Liberman en Shankweiler; 1985. In: Clark en Uhry, 1995.
[vii] De onderzoeksgroep van Shaywitz; Yale Center for Dyslexie.
[viii] De onderzoeksgroep van Shaywitz; Yale Center for Dyslexie.
[ix] Hulpgids Dyslexie, een nieuw en volledig op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd programma om leesproblemen te overwinnen; Shaywitz, 2005. Zes stadia van leesontwikkeling: Chall 1983: in Stages of Reading Development; 1996.
[x] Wat zeg het lezend brein over dyslexie?; M. Bonte, 2020 in (92).
[xi] Dit is dyslexie, Achtergrond en aanpak; van der Leij, 2017.
[xii] Cognitive Neurocience of language; Kemmerer, 2015. Handbook Of The Neuroscience of Language; Stemmer, Whitaker, 2008.
[xiii] Dyslexie als wetenschappelijke constructie; L. Verhoeven, 2020 in (92).
[xiv] Britse Dyslexie Research Trust, https://www.dyslexic.org.uk/about-dyslexia
[xv] Child and parental literacy levels within families with a history of dyslexia; van Bergen, de Jong, Plakas, Maas en, van der Leij; Journal of Child Psychology and Psychiatry, 2012.
[xvi] Hulpgids Dyslexie, een nieuw en volledig op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd programma om leesproblemen te overwinnen; Shaywitz, 2005. Zes stadia van leesontwikkeling: Chall 1983: in Stages of Reading Development; 1996.
[xvii] Hulpgids Dyslexie, een nieuw en volledig op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd programma om leesproblemen te overwinnen; Shaywitz, 2005. Zes stadia van leesontwikkeling: Chall 1983: in Stages of Reading Development; 1996.
[xviii] Two More Miles To Go; Naar een balans tussen foneemtraining en betekenisverwerving in de bestrijding van leesproblemen en (pseudo-)dyslexie; Bus, 21 januari 2005.
[xix] Penington, 2006; Van der Leij, van Bergen; In: van der Leij 2017;
[xx] Dit is dyslexie, Achtergrond en aanpak; van der Leij, 2017.
[xxi]. NLD in DSM-5, Diagnostic and Statistical Manual en in ICD, de International Classification of Diseases.
[xxii] Protocol Leesproblemen en Dyslexie, groep-3; van den Bos, Lutje, Spelberg en Eleveld 2004; In: van der Leij, 2017.