Maken wij kinderen dyslectisch?
Ewald Vervaet
Ontwikkelingspsycholoog en docent bij Stichting Histos
Geraadpleegd op 16-10-2024,
van https://wij-leren.nl/dyslexie-ontwikkeling.php
Te vroeg leren lezen kan schadelijk zijn
Vanaf wanneer kan een kind het beste leren schrijven en lezen? Beginnen we in de praktijk te vroeg, op tijd of te laat? Dit artikel gaat in op de stelling dat bepaalde gevallen van dyslexie te verklaren zijn vanuit een te vroeg starten met schrijven en lezen.
Als we uitgaan van de conventionele lettertekens van het Nederlands, is leren schrijven en lezen een proces dat uit twee fasen bestaat:
- In fase 13 (4;6-6;6 jaar) verwerft het kind het spiegelbeeldige schrijven en leest het afzonderlijke letters en woorden van twee letters. Het kind spiegelt dan nog letters. Er is dan geen sprake van scheefgroei of een stoornis, maar het kind is op weg om zijn naam goed te gaan schrijven. Het is dus goed-in-wording.
- In fase 14 (6;6-8;6 jaar) worden de letters niet meer gespiegeld en worden ze in het lezen van woorden van drie of meer letters verenigd tot hele woorden.
Feitelijk is een kind dus pas in fase 14 aan het schrijven en lezen van woorden van drie en meer letters toe. Toch beginnen ouders en leerkrachten daar vaak al mee als het kind nog in fase 13 zit. Veel kinderen in onze cultuur komen al in fase 13 behoorlijk systematisch in contact met het geschreven woord – in zogeheten educatief speelgoed en in groep 2 van het basisonderwijs.
Daarom valt niet bij voorbaat uit te sluiten dat bepaalde schrijf- en leesproblemen en vormen van dyslexie erop terug te voeren zijn, dat het kind te vroeg met schrijven en lezen is begonnen. In fase 13 al met schrijven en lezen beginnen, zou de kans op dyslexie weleens kunnen vergroten.
Wat is dyslexie?
Voor Nederland hebben Blomert en De Vries een grootschalig onderzoek gedaan naar het vóórkomen van dyslexie. Hij kwam op 3,6% voor kinderen in groep 8 van de basisschool. Verder zijn er nationaal en internationaal flink wat schattingen: tussen 2% en 10%. Dat gebrek aan overeenstemming komt deels omdat er geen overeenstemming is over de vraag wat dyslexie is. In dit artikel beperk ik me tot dyslexie als verschijnsel waarin automatisering van het conventionele schrijven en lezen zeer onvolledig tot stand is gekomen, en wel op ontwikkelingspsychologische gronden.
Met de toevoeging ‘en wel op ontwikkelingspsychologische gronden’ doel ik op het feit dat ook allerlei niet-psychologische factoren ertoe kunnen leiden dat automatisch schrijven en lezen niet tot stand komen. Want voor het conventionele schrijven en lezen moet aan diverse voorwaarden voldaan zijn. Ik ga er vanuit dat aan alle schrijf- en leesvoorwaarden is voldaan: zintuiglijk, motorisch, neurologisch, enzovoort is en dat er hij toch niet in staat om vloeiend en correct te schrijven en te lezen.
Mijn verklaring daarvoor is dat er in de psychologische ontwikkeling van het schrijven en/of het lezen iets is misgegaan. Ik noem deze vorm van dyslexie ontwikkelingsdyslexie. Met het woord ‘dyslexie’ wordt in de rest van dit artikel ontwikkelingsdyslexie bedoeld, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Ik blijf dan ook ‘dyslexie’ schrijven, maar ik sluit niet uit dat het gestelde ook of slechts voor overige schrijf- en leesproblemen geldt, zoals slecht spellen, ongeconcentreerd lezen en een achterstand in begrijpend lezen.
Voorbeelden
Neem bijvoorbeeld twee dyslectische jongeren. De 15-jarige Jan leest ‘kast’ in plaats van ‘kust’. De 13-jarige Evelien bedoelt ‘bar’, maar schrijft ‘dra’. Dit zijn twee voorbeelden van dyslexie. Oorspronkelijk is dyslexie een leesstoornis, zodat Eveliens verschrijving daar strikt genomen niet onder valt. Maar bij het schrijven komt altijd lezen kijken, omdat men al schrijvende kennisneemt van zijn eigen voortbrengselen. Daarom duid ik Eveliens ‘dra’ voor ‘bar’ ook als dyslectisch. Ze heeft namelijk niet in de gaten dat ze ‘dra’ schrijft in plaats van het bedoelde ‘bar’. De woorden ‘kust’ en ‘kast’ en de woorden ‘bar’ en ‘dra’ liggen relatief dicht bij elkaar, maar soms leest een dyslecticus een heel ander woord dan er staat.
De voorbeelden van Jans ‘kast’ en Eveliens ‘dra’ zijn niet willekeurig gekozen. Ze sluiten aan bij een ervaring van veel onderwijzenden en dyslexieonderzoekers dat er twee basale vormen van dyslexie zijn: problemen op het vlak van schriftbeeldvorming en op het vlak van woordidentificatie. Met die eerste problemen komt dyslexie op letter- of klankniveau overeen en met die tweede dyslexie op woord- (en dus ook zins)niveau.
Wat mij betreft spreken we van letter- of klankdyslexie en woorddyslexie. De tweedeling letter- en woorddyslexie dient men als hoofdindeling op te vatten. In werkelijkheid zijn er veel meer vormen van dyslexie. Die dienen vanuit die tweedeling als mengvormen begrepen te worden. Immers, de ene dyslecticus heeft moeite met /f/ en /v/, een andere dyslecticus zal op klankniveau moeite hebben met /s/ en /z/ of met /d/ en /t/.
Ontwikkelingspsychologische verklaring
Kan een ontwikkelingspsychologische verklaring voor bepaalde vormen van dyslexie toegespitst worden op de fasen 13 en 14? In fase 13 ontstaat immers het spiegelbeeldige schrijven en het losletterige lezen. Dat spiegelbeeldige schrijven kan verklaren waarom Evelien de ‘b’ van ‘bar’ als ‘d’ in ‘dra’ schrijft en waarom ze ‘ar’ in ‘bar’ als ‘ra’ schrijft in ‘dra’. In het eerste geval spiegelt ze binnen de letter ‘b’ en in het tweede geval tussen letters in een woord. Verder kan het losletterige lezen verklaren waarom Jan ‘kast’ leest terwijl er ‘kust’ staat. Hij herkent namelijk de letters ‘k’, ‘s’ en ‘t’ en gokt deel-voor-geheel-lezend dat er ‘kast’ staat.
Het spiegelbeeldige schrijven en het losletterige en deel-voor-geheel-lezen van fase 13 kunnen in beginsel dus een verklaring bieden voor ontwikkelingsdyslexie. Maar, zo zal men tegenwerpen, die fase loopt toch tussen 4;6 en 6;6 terwijl Jan al 15 is en Evelien 13. De fasegrenzen zijn globaal, maar een verschil van minimaal 8,5 jaar bij Jan en 6,5 jaar bij Evelien is wel erg groot. Er moet dus wat anders aan de hand zijn: scheefgroei. Dan komt fase 11 niet keurig netjes uit fase 10 voort.
Waar komt de scheefgroei vandaan? Het antwoord daarop presenteer ik als vermoeden. Het lijkt me dat ze al in fase 13 met schrijven en lezen bezig waren terwijl dat feitelijk taken zijn, die vermogens veronderstellen op het niveau van fase 14. Het conventionele schrijven en lezen zijn gebaseerd op omkeerbare relaties en daar beschikt een kind in fase 13 niet over. Bij die fase horen onomkeerbare relaties. Die leiden onder meer tot gespiegelde letters en het spiegelen van letters binnen woorden en beperken het lezen tot losse letters en woorden van twee letters.
In deze denktrant doordenkend kunnen we ook begrijpen waarom er twee basisvormen van dyslexie zijn. Fase 13 draait om de auditieve analyse en staat dus op klankniveau, terwijl fase 14 om het lezen van woorden draait en dus op woordniveau staat. Voor letterdyslexie kan men zich voorstellen dat de scheefgroei tussen de fasen 12 en 13 is opgetreden en voor woorddyslexie tussen de fasen 13 en 14. Het fantasielezen van fase 12 bijvoorbeeld kan een gebrekkige koppeling tussen letters en klanken tot stand brengen.
De veronderstelling dat Jan, Evelien en al die andere kinderen met ontwikkelingsdyslexie één fase te vroeg met schrijven en lezen zijn geconfronteerd, kan ik langs twee wegen aannemelijk maken: met bepaald speelgoed én in het basisonderwijs zit er iets niet helemaal goed.
Meer lezen?
Dit artikel is een samenvatting van een gedeelte uit 'Naar school - Psychologie van 3 tot 8’ van Ewald Vervaet.
In het boek 'Naar school – Psychologie van 3 tot 8' van Ewald Vervaet gaat het in hoofdstuk 5 over ontwikkelingsdyslexie, educatief speelgoed en vervroegd lezen en schrijven.