Kennisplatform
Zo doe je een ontwikkelingsgerichte audit

Leesproblemen en dyslexie: Hardnekkigheid -5-

Filipiak, P. (2021). Leesproblemen en dyslexie: Hardnekkigheid - 5 -.
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/Leesproblemen-dyslexie-hardnekkigheid-leessnelheid-deel-vijf.php
Geplaatst op 13 januari 2021
Leesprolemen, dyslexie, hardnekkigheid, leessnelheid, deel vijf

In een tiental artikelen gaat de auteur in op leesproblemen en dyslexie. Aan de orde komt zo ongeveer alles wat hiermee te maken kan hebben. Hieronder allereerst de structuur van deze artikelenserie, die in vier hoofdstukken is verdeeld en waarvan de corresponderende artikelnummers tussen haakjes vermeld staan. Veel leesplezier!


Hoofdstuk 1: Leesproblemen en dyslexie: breinlezen

a. Leesbanen in het brein (1)
b. Leesproblemen (2)
c. Comorbiditeit (3)

Hoofdstuk 2: Leesproblemen: fonologische dyslexie

a. Fonologische dyslexie (4)
b. Hardnekkigheid (5)
c. Leessnelheid (5)

Hoofdstuk 3: Leesproblemen en dyslexie: preventie

a. Voorkomen (6)
b. Directe of taakspecifieke leesobservatie (6)
c. Toetsing en methode (7)
d. Compenseren (7)
e. Dyslexieverklaring (7)

Hoofdstuk 4: Hulp bij leesproblemen en dyslexie

a. Goed leesonderwijs (8)
b. Hulpprogramma’s (9)
c. Toegankelijkheid (10)


Deel 5 Leesproblemen en dyslexie: Hardnekkigheid

Van der Leij zegt: een probleem met letterkennis, in het bijzonder met het (snel) identifi­ceren en benoemen van klank-tekenkoppelingen, is de primaire indicatie dat het leerproces niet goed verloopt. Dat geldt vervolgens voor de tweetekenklanken, letter-clusters, en het le­zen van eenvoudige lettergrepen en woorden. Vaak hangt dit samen met klankonderscheidings- problemen bij het aanleren van letters.

Wanneer halverwege groep 3 de fase van het aanleren van klanktekenkoppelingen en het lezen van eenvou­dige woorden eenmaal achter de rug is, komt het aan op een toenemende leesversnelling. Dan worden de verschillen in leesontwikkeling bij je leerlingen zichtbaarder met leestoetsen die ook de snelheid meten, in het bij­zonder het aantal woorden dat de leerling hardop leest in één of twee mi­nuten. In methoden van aanvankelijk lezen wordt dat meestal al goed bijgehouden. [i]

Dat gebrek aan automatisering van woordherkenning is een belangrijk afgeleid probleem bij fonologische dyslexie.

Dat wordt gedemonstreerd met de ontwikkeling van de leessnelheid van MKM-woorden van leerlingen in groep 3 tot en met 8, gemeten met een Screenings-instrument Dyslexie of de DMT.[ii]  Lezers met een fonologische dysfunctie lezen per minuut niet alleen veel minder woorden goed in vergelijking met lezers zonder een fonologische dysfunctie; ze lezen onbekende woorden moeizamer. Luc Koning bracht ooit een daaruit voortkomende AVI- achterstand op zins- en tekstniveau als volgt in beeld. [iii]

Afbeelding: Lijnen voor het gewone basisonderwijs -

Gebaseerd op de nieuwe AVI-kaarten van 1994

De minimumlijn in dergelijke grafieken geeft het minimaal per half schooljaar te bereiken AVI-niveau aan. Een signaallijn onder een minimumlijn duidt op het achterblijven van de leerling.
In de grafiek is in de onderste lijn te zien dat het kind gemiddeld genomen steeds verder achter raakt op AVI-lezen in vergelijking met klasgenoten.
Waar die achterstand dan precies uit bestaat en waardoor die wordt veroorzaakt, is nog helemaal niet duidelijk; daarvoor is observatie nodig van het hardopdenkend lezen van de leerling bij het AVI-lezen en is onderlinge vergelijking van de leesontwikkeling bij je leerlingen minder relevant.

Er kan ook sprake zijn van een parallelle ontwikkeling: het kind was al achter in lezen, gaat per schooljaar evenveel vooruit als andere kinderen, maar de relatieve AVI-achterstand wordt nog niet ingehaald. Dat is de gestippelde lijn in de grafiek. Een kind leest bijvoorbeeld nog steeds spellend. Het kan geleerd hebben dat spellend lezen de goede manier van lezen is. Dat wil zeggen, in de school is men te lang doorgegaan met het eenzijdig alleen maar spellend lezen als belangrijkste leesaanpak; een euvel in een oude versie van Veilig Leren Lezen. En ook dat het voortgezet technisch lezen niet is onderhouden, waardoor nieuwe fonologische leesprocessen met betrekking tot nieuwe woordgroepen, letterclusters, woorddelen en onregelmatige woorden en leenwoorden onvoldoende zijn geoefend. [iv]

Ernstig

Het Protocol Dyslexie Diagnostiek & Behandeling noemt criteria op basis waarvan de ernst van de dyslexie kan worden vastgesteld.
Er wordt gekeken of de lees- en/of spellingresultaten horen bij de laagste 10% van het normgemiddelde lezen of bij de laagste 16% op lezen én de laagste 10% op het normgemiddelde spellen. Het gaat dan om drie keer achter elkaar een E-score (V- score) bij het lezen, of 3 keer een E-score (V- score) bij spelling. Anna Bosman [v]: Een arts die wil vaststellen of een patiënt een longontsteking heeft, zal niet eerst andere mensen testen uit eenzelfde cohort om vast te stellen of de specifieke patiënt daadwerkelijk een longaandoening heeft. En dit op basis van een relatieve norm?

Het probleem hierbij is ook de dominantie van de norm- in plaats van de criteriumgerichte vaststelling van ‘dyslexie’. Wat immers als het leesonderwijs in de klas van onvoldoende niveau is? Geldt dan ook de 10%-norm? Zie: https://www.dyslexiecentraal.nl/faq/faq-wat-dyslexie

Leessnelheid

Fonologische dyslexie hangt samen me een hardnekkig dysfunctie om snel de goede klanken aan de juiste letters te verbinden en de goede letters aan de juiste klanken. We weten dat deze ‘dyslexie’ niet wordt veroorzaakt door lage intelligentie, gebrek aan motivatie, luiheid of slecht ouderschap. [vi]
Luc Koning [vii]: ‘Mijn definitie van ‘dyslexie’ is dat je pas over ‘dyslexie’ zou mogen spreken als een kind na een intensieve begeleiding nog steeds een ernstige vertraagde ontwikkeling van de leesvaardigheid laat zien. Het zou juist zijn om het pas in groep 8 definitief te bepalen. Dit zou pseudo-dyslexie beter kunnen uitsluiten en er voor kunnen zorgen dat alle leerlingen met leesachterstanden en leesproblemen meteen intensieve hulp krijgen. Er zijn volgens hem veel discutabele aannames met betrekking tot het theoretische construct van ‘dyslexie’, onder andere:

Er is ooit bedacht dat een kind het label ‘dyslexie’ krijgt als het anderhalf jaar door de school begeleid is en het daarbij zwak is gebleven. Dit terwijl tussen de 20% en 50% van de kinderen na een intensieve begeleiding weer op het leesniveau van hun groepsgenoten kunnen komen. Die kinderen hebben dus nooit ‘dyslexie’ gehad.

Claudio Luzatti wijst er uitdrukkelijk op dat niet elk fonologisch probleem bij je leerlingen op fonologische dyslexie wijst. [viii] [ix] [x]

Averechts effect

Vlot en vloeiend lezen is noodzakelijk om met begrip te kunnen lezen. Snelheidsdwang bij deze kinderen kan echter ook contraproductief werken. Als in het beginnend leesonderwijs tempo-lezen verwordt tot een racewedstrijdje en een onderlinge vergelijking van leesprestaties, dan is het niet verwonderlijk dat sommige kinderen hun leesvertrouwen verliezen. Het (onvoorbereid) hardopdenkend lezen kan voor deze leerlingen problematischer zijn dan het stillezen; zeker als klasgenoten toehoorders zijn en het tempolezen in de hele klas de "mode" is.

Het is uit den boze om kinderen met leesproblemen en dyslexie op de een of ander manier te straffen voor leesfouten.

Het is pedagogisch onwenselijk om langzaam lezen te betitelen als een stoornis. Het gaat vooral om de kwaliteit van het leesonderwijs. Zie Anna Bosman [xi] en ook de video https://wij-leren.nl/dyslexie.php en https://www.dyslexiecentraal.nl/

Geraadpleegde literatuur

In de vier artikelen worden leesproblemen, inclusief (fonologische) dyslexie, besproken tegen de achtergrond van neurolinguïstisch onderzoek. Een goede daarvoor is nog steeds het werk van de onderzoeksgroep van Shaywitz in het ‘Yale Center for Dyslexie’. Andere bronnen zijn te vinden in het werk van David Kemmerer (2015), van Brigitte Stemmer en Harry A. Whitaker (2009) en van Erika Hoff en Marilyn Shatz (2009). In Nederland gaat het om het onderzoeks-werk van Peter Hagoort aan het Neurobiology of Language Department.

Een goed overzicht uit 1995 geeft het boek Dyslexia; Theory & Practice of Remedial Instruction, van Diana Brewster Clark en Joanna Kellogg Uhry. En Dyslexie; Theorie, diagnostiek, behandeling van J.J.Domont uit 1991. Het beste recente overzichtswerk is ‘Dit is dyslexie; achtergrond en aanpak’ van Aryan van der Leij uit 2017. Goed bekend zijn ook de uitgebreide en praktische Protocollen Leesproblemen en Dyslexie van het Expertisecentrum Nederlands, voor groep 1 en 2, groep 3 en voor groep 5 tot en met 8; respectievelijk uit 2010, 2011 en 2011. Betrokken auteurs zijn van Druenen, Gijsel, Scheltinga, Verhoeven en Wentink. In ‘Bestaat Dyslexie?’ (Levering, 2020) vind je veel zinvolle reflexie op het fenomeen van leesproblemen en dyslexie, door enkele gerenommeerde Nederlandse leesdeskundigen.

Zie tot slot ook:


[i] Dit is dyslexie, Achtergrond en aanpak; van der Leij, 2017.

[ii] Screeningsinstrument Dyslexie; Verhoeven e.a. 2014; In: Van der Leij, 2017.

[iii] https://www.pravoo.com/

[iv] https://www.pravoo.com/

[v] Dyslexie is een leesprobleem en geen stoornis; A. Bosman, 2020 in (92).

[vi] Dit is dyslexie, Achtergrond en aanpak; van der Leij, 2017.

[vii]  https://www.pravoo.com/

[viii] Acquired Reading and Writing Disorders; Luzatti, Handbook Of The Neuroscience Of Language, 2008.

[ix] Speech Repetition Abilities in Children Who Differ in Reading Skill; Brady, Poggie, Rapala, 1989.

[x] Post-adolescent developmental changes in cortical complexity, working memory deficit; In: dyslexia, behavioral and fMRI evidence; Int J Neurosci., 2010 .

[xi] Dyslexie is een leesprobleem en geen stoornis; A. Bosman, 2020 in (92).

[xii]

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.