Kennisplatform
Alles over executieve functies: Leermodules van Emiel van Doorn.

Speciale hulp bij de ontwikkeling van de spreekvaardigheid -6-

Buijks, J. (2021). Speciale hulp bij de ontwikkeling van de spreekvaardigheid -3-.
Geraadpleegd op 15-10-2024,
van https://wij-leren.nl/speciale-hulp-spreekvaardigheid-woordenschat.php
Geplaatst op 14 juni 2021
Speciale hulp bij spreekvaardigheid en woordenschat

Fonologische incompetentie is het niet kunnen ‘spelen’ met klanken. In het primair onderwijs is het een belangrijke oorzaak van bemoeilijkt voorbereidend en aanvankelijk (technisch) lezen en schrijven/spellen. Dit artikel is onderdeel van een serie over hulp bij fonologische problemen in voorbereidend en aanvankelijk lezen en schrijven/spellen. Hier staat een overzicht van alle artikelen, materialen en bronnen.

Fonologische problemen kunnen samengaan met taalproductieproblemen. De aanpak van de articulatie, spraakverstaanbaarheid en spreekvaardigheid in woord en zin heeft logotherapeutische behandeling nodig. Maar in de klas moet wel ondersteuning gegeven worden aan en rekening gehouden worden met het bemoeilijkte spreken.

Omdat lezen en schrijven au fond gecodeerde spraaksystemen zijn, is de spraak van het kind van fundamenteel belang in het lees- en spellingsonderwijs. Kinderen met spraakproblemen zijn slecht te verstaan voor een ander maar ook voor zichzelf. Het is moeilijk te controleren of een foutief gemaakte lees- dictee- en verteltaak voortkomt uit (de)codeerproblemen van klanken of doordat het kind door klankvervorming/ klankvervanging ogenschijnlijk leesfouten maakt. Het bemoeilijkte spreken kan ook of mede veroorzaakt worden door zwakke woordvorming, zinsconstructie en verhaalopbouw.

Overleg met de logopedist is van groot belang, om precies te weten waar de problemen zitten, in hoeverre het kind beseft wat moeilijk gaat en wat de leerkracht kan doen om het kind te helpen in de klas.

Als een kind met problemen in de spreekvaardigheid tot een goed leesproces kan komen, heeft hij er een sterk communicatiemiddel bij, en door lezen wordt de woord- en zinsvorming en passant geoefend. Bovendien draagt lezen bij tot het verbeteren van de uitspraak: de klanken staan gevisualiseerd als leestekens en dat ondersteunt de mondmotorische en auditieve uitvoering van de klanken. Het zich ontwikkelende lees- en spellingsproces verstevigt dus de fonetische en taalproductieve vaardigheden, die tegelijkertijd de oorzaak zijn van het bemoeilijkte lezen/spellen.

  • Alle genoemde tips in deel 4, om de luistervaardigheid te bevorderen, zijn nodig om het kind te helpen bij zijn spreekvaardigheidsproblemen. Stel alles in het werk, om het taalaanbod goed binnen te laten komen bij het kind, want taalproductie begint bij een goede taalperceptie.
  • Als het kind een bepaalde klank niet (goed) kan maken, dan ben jij de ‘klankenmaker’ voor hem. De leerkracht spreekt de klank uit en gebaart die met het klankgebaar, ook al kan het kind iets zelf niet goed uitspreken. Het juiste klankbeeld in het brein kan dan toch tot stand komen, via de ‘bypass’ van de leerkracht. Jij bent zo lang dat nodig is het ‘externe brein’ voor het kind bij de klanken die hij zelf verkeerd maakt. Ook al zou het kind bepaalde klanken blijvend verkeerd uitspreken, hij bouwt dan in zijn brein toch de goede klanken op en dat is de basis voor een goed lees- en spellingsproces (casus 3).
  • Moedig bij het kind actief gebruik van (klank)gebaren, uitbeelden en bewegingen aan. Op deze manier kan het kind toch communiceren en informatie inprenten, ook al zijn de spraak en taal zwak ontwikkeld of onverstaanbaar. Nodig het kind uit tot tekenen, foto’s en plaatjes zoeken bij zijn praten, maak gebruik van picto’s (sclera.be), mindmaps (leer-actief.nl) of het tekenen van eenvoudige stokmannetjes (google). Laat het kind actief en hardop verbaal meedoen, ook al is zijn spraak nog niet goed en zijn er communicatieve onzekerheden.
  • Corrigeer het kind voorzichtig en positief, maak geen verwijten, het kind moet geen faalervaringen of teleurstellingen ervaren. Geef impliciete en directe feedback: herformuleer bevestigend, geef het kind de taal op een gecorrigeerde manier terug en nodig hem uit om het na te zeggen. Bij het geven van een antwoord kun je hem een aanzetje geven of een visuele aanwijzing, zodat hij een startpunt heeft om zijn antwoord te formuleren.
  • Volg bij een opdracht of een stuk tekst de instructielijn van voorzeggen/voordoen, samen zeggen/samen doen, nazeggen/nadoen. Maak de opeenvolgende stapjes naar eigen taalproducties en antwoorden van het kind heel klein en vloeiend. Stel een vraag alleen als je zeker weet dat het kind het antwoord kent. Zo bouwt hij positieve ervaringen op en kan hij, hoe miniem, toch meedoen met de les en het gevoel hebben iets te kunnen en er bij te horen.
  • In overleg met ouders en logopedie bespreek je met het kind zijn moeilijkheden, zodat hij er zich bewust van wordt. Het verduidelijken en bevestigen van zijn beperkingen is tevens delen van de bezorgdheid en tonen van medeleven, het kind zit er dan niet alleen mee. Ook de groep heeft uitleg nodig, in de sfeer van: we hebben allemaal wel zwakke en sterke kanten.

Speciale hulp bij de ontwikkeling van woordenschat en taalbegrip

Technisch lezen en spelling is niet alléén een kwestie van klankteken techniek, voor het lezen en schrijven heb je betekenisvolle woorden en een begrippenkader nodig, ‘gezond’ radend lezen is zelfs op dit principe gebaseerd. Kinderen met fonologische zwakte kunnen tevens taalbegripsproblemen hebben, een magere woordenschat en problemen met de woordvorming, wat extra belemmerend kan werken voor vlot leren lezen. Stel daarom alles in het werk om een tekst of dictee vooraf semantisch zodanig goed voor te bereiden, dat het fonologisch zwakke kind begripshouvast heeft aan woorden, die woorden kan plaatsen in begripsnetwerken en kan verbinden met de eigen belevingswereld en reeds opgebouwde voorkennis.

  • Woordenschatonderwijs moet altijd ingebed zijn in een context van taalbegrip, eigen beleving en wereldoriëntatie. Aansluiten bij de interesses doet beter begrijpen, een verhaal of thema waar het kind zich in kan leven, is de mooiste manier om kinderen intrinsiek gemotiveerd te krijgen. ‘Interventies die een (lees)begripscomponent hebben, blijken effect op de lange termijn te hebben op het technisch en begrijpend lezen. Leerlingen leren daarbij leesstrategieën te gebruiken en hun (voor)kennis van de wereld in te zetten’ (Scheltinga).
  • Een ander belangrijk houvast voor woordleren is inbedding in woordvorm en zinsbouw. Bied duidelijk de juiste woord- en zinsconstructie aan en besteed in de taal- en grammaticalessen expliciet en visueel aandacht aan de ontwikkeling van woordvorming/vervoeging en zinsbouw. Schakel RT en/of logopedie in als het kind hier problemen mee heeft.
  • Woordenschatuitbreiding wordt vooral geholpen door de wereld binnen te halen in de klas: voorlezen van verhalende en informatieve kinderboeken, levenspraktisch en handelend onderwijs, excursies, ontwikkelingsmateriaal gericht op kennisverwerving, informatieve tv programma’s (jeugdjournaal) en websites. Meer wereldkennis, ingebed in het dagelijks leven, vergroot het taalbegrip en de vaardigheid om woorden en verhalen semantisch beter ‘handjes en voetjes’ te geven en vast te leggen in netwerken in het brein. Zorg dat woorden veel gebruikt en gevarieerd toegepast worden, in verschillende contexten en verhoog tijdelijk de aanbodfrequentie bij nieuwe woorden.
  • Woorden leren/onthouden gaat beter, als de woorden visueel gegroepeerd worden in woordwebben (netwerken), woordkasten (tegenstellingen), woordtrappen (rangschikkingen) of woordparaplu’s (categorieën), volgens de aanpak van de methodiek Met woorden in de weer (rezulto.nl/praktijkmateraal). Ook Nieuwsbegrip werkt met visualiseringen en schematische voorstellingen om begrippen in te delen en te ordenen. Woorden moeten in ‘laatjes’ ondergebracht worden en in concepten, niet als ‘losse flodders’ of alleen als label, woorden moeten onderdeel worden van semantische netwerken en zijn dan beter oproepbaar.
  • Leer het kind in categorieën denken, werk met woordcategorie ontwikkelingsmateriaal en dito werkbladen en doe regelmatig een woordcategorie spel. Voor groep 3-4 e.v. is zo’n spel makkelijk zelf te maken op een A-viertje: zet enige categorieën (b.v. meisjesnamen, bloemen, meubels, rivieren) horizontaal in kolommen, kies één bepaalde letter en laat de kinderen in elke kolom met die letter een passend woord zoeken, ga dan verder met een volgende letter. Makkelijke opzet: concrete en weinig categorieën, zonder competitie. Moeilijke opzet: veel categorieën, met minder voor de hand liggende onderwerpen, competitief met puntentelling. Voor groep 1-2 kunnen dergelijke categoriespelen gedaan worden met voorwerpen, plaatjes en ontwikkelingsmateriaal. Dit soort spelletjes kun je ook opzetten voor homoniemen en synoniemen.
  • Voor kinderen die moeilijk spreken, niet durven spreken, weinig woorden kennen of moeite hebben om op woorden te komen, kan het aanleren van nieuwe woorden het best verlopen van passief naar actief, uiteraard met behulp van een afbeelding:
    Stap 1: jij benoemt het woord, het kind hoort het woord, passief en wijst aan.
    Stap 2: jij benoemt het woord in een vraag, waar is…, het kind wijst aan.
    Stap 3: jij wijst op de afbeelding, vraagt wat het is, jij benoemt, het kind zegt na.
    Stap 4: jij wijst op de afbeelding, vraagt wat het is, het kind zegt het woord actief.
    Stap 5: eerst herhaling van hetzelfde, dan met steeds grotere veranderingen.
  • ‘Computeren’, liefst met geluid, is leerzaam, maar ook gezellig en ontspannend en vooral handelend en visueel. Maak gebruik van digitale woordenschatprogramma’s: van de eigen (kleuter) taalmethode, van Schatkist woordenschat en Woordenschat in beeld van Zwijsen of van Mijn woordjes van Ambrasoft. De Woordenschat modules van Nieuwsbegrip en die van Snappet bevatten de viertakt van de methodiek Met woorden in de weer: voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren komen overvloedig aan bod. Tevens bieden o.a. Nieuwsbegrip en Junior Einstein nieuw aan te leren woorden in allerlei herhalings- en toepassingswerkvormen aan.
  • De eerste insteek moet zijn: begrijpen! Als je iets begrijpt, onthoud je beter en kun je begrip inzetten voor kennisverwerving en lezen. ‘Lezen is niet leuk als je niet begrijpt wat je leest’ (actieflerenlezen.nl).
  • Vrijwel alle huidige technische leesmethoden, toch zeker Veilig leren lezen (Kim versie), Actief leren lezen en Lijn 3 hebben een brede semantische aanpak, waarbij het leren lezen wordt gecombineerd met taalbegrip en woordenschat, met begrijpend lezen en wereldoriëntatie, met spelletjes en gebruik van software- en online taken. De leesteksten zitten gecontextualiseerd in een themaverhaal met aanverwante woorden. De begrijpend leesmethode Nieuwsbegrip is volledig ‘begrijp proof’: de aanpakhulpen, visualiseringen en voorgestructureerde denkpaadjes kunnen ingezet worden voor begripsondersteuning en vergroting van de woordenschat bij het aanvankelijk technisch leren lezen.
  • Er is een heel arsenaal aan senso-motorische en actief handelende activiteiten, om de woordenschat uit te breiden en in te bedden in een betekenisvolle context. Denk hierbij aan: interactief voorlezen van een tekst, verhalen uitbeelden, in spelvorm woorden non-verbaal uitbeelden of tekenen en dan verbaal raden (Hints, Pictionary), toneel en bewegingsexpressie, markeren van woorden en stukken tekst, schriftelijk of schematisch samenvatten, in eigen woorden laten vertellen, gerichte vraagjes leren stellen en beantwoorden, tekeningen laten maken over een verhaal/tekst, allerlei taalspelletjes (zie deel 7 en 8 van dit artikel en Nieuwsbegrip woordenschatonderwijs) en verwoorden van de eigen ervaringen en gevoelens gerelateerd aan het onderwerp. Ook visualisering met natuurlijke gebaren (gebarenwoordenboek) of met afbeeldingen met behulp van beeldwoordenboeken en internet, helpen om woorden beter te begrijpen en daardoor sterker te laten beklijven.

Casus 3
Een meisje in groep 2-3 vervormt klanken, waardoor haar taalproducties voor anderen en haarzelf moeilijk te volgen zijn. Ze schrikt en doet haar hand voor haar mond, als ze b.v. ‘bos’ zegt tegen ‘bus’, ze weet dat haar mond het verkeerd zegt, terwijl ze in haar hoofd een andere klank en betekenis bedoelt. Haar is uitgelegd, dat ze de woorden wel weet, maar dat haar mondje soms anders doet en dat de juf haar dan helpt. De logopediste heeft een overzicht gegeven van de probleemklanken. Steeds als een dergelijke klank aan bod komt of door haar foutief wordt uitgesproken, geeft de leerkracht de klank duidelijk hardop gezegd en gevormd met mondmotoriek en klankgebaar terug. Op deze wijze slaat ze de klanken toch juist op, ook als ze een klank verkeerd blijft uitspreken. Langzaam heeft ze zich op deze manier door het leesproces geworsteld.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.