Zo combineer je activerende didactiek met coachend leraargedrag
Machiel Karels
Directeur Wij-leren.nl | onderwijsadviseur bij Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 04-10-2024,
van https://wij-leren.nl/activerende-didactiek-werkvormen-coachen-reflecteren.php
39 tips voor het didactisch en pedagogisch activeren van leerlingen
Didactisch activeren van leerlingen is erg belangrijk voor hun leerproces. Je kunt inhoudelijke, didactische interactie mooi combineren met het coachen van leerlingen op zelfsturend gedrag. Je geeft dan zelfregulerende feedback. En dat is pas echt effectieve feedback!
Dit artikel combineert didactische aanwijzingen met pedagogische suggesties om zelfinzicht en zelfstandig leergedrag te bevorderen. Het beste van twee werelden!
1. Activeer relevante voorkennis
Wat je al weet, bepaalt wat en hoe snel je leert. Nieuwe informatie wordt beter onthouden wanneer ze kleeft aan voorkennis.
- Herhaal op een actieve wijze de voorkennis die de leerling nodig heeft om de nieuwe leerstof te begrijpen.
- Bied een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van je les.
- Kijk voor meer technieken om voorkennis te activeren bij deze link: 10 werkvormen om voorkennis te activeren.
2. Pas denktijd toe
Voer het begrip “denktijd” in. Stel eerst een vraag, geef denktijd en noem dan pas de naam van een leerling. Zo worden álle leerlingen door je vraag geactiveerd en niet alleen de leerling van wie je de naam noemt. Je kan eventueel gebruik maken van een timetimer om leerlingen langer te laten nadenken over hoe ze een opdracht het beste kunnen maken.
3. Zorg voor beurtverdeling waarbij iedereen actief is
Reguleer de beurtverdeling door bijvoorbeeld wisbordjes te gebruiken. Leerlingen geven hun antwoord op hun wisbordje, zodat ze allemaal geactiveerd worden. Een korte cooperatieve opdracht in tweetallen kan ook op deze manier functioneren. Bijvoorbeeld de werkvorm 'om de beurt'. Zie verder: 17 coöperatieve werkvormen.
4. Bevorder Actie, Spreken, Denken
Goed onderwijs bevordert actie, spreken en denken. Je kunt hiervoor eenvoudige samenwerkingsopdrachten geven. Bijvoorbeeld: stel een vraag of geef een interessant probleem, geef denktijd, laat de reactie uitleggen aan het schoudermaatje van de leerlingen. Bij terugvragen: Wat vertelde jouw schoudermaatje? Geef bij de opdracht aan dat de leerlingen naderhand moeten kunnen uitleggen wat de ander voorstelde.
5. Stimuleer onderlinge interactie
Vaak spelen interacties zich af tussen leraar en leerling. Je kunt de interacties tussen leerlingen stimuleren door middels je reactie ‘de bal door te spelen’:
Wat hoorden we .. zeggen? Wie dacht nog iets anders? Wie wil daar op reageren?
Het gaat er dus om dat je niet zelf inhoudelijk reageert, maar de leerlingen activeert om op elkaar te reageren.
6. Geef duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructie
De tijd die besteed wordt aan duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructie is van belang.
- Afgebakende lesfasen en doelen brengen structuur.
- Stel uitdagende doelen waarbij je veel verwacht van élke leerling.
- Als de niveauverschillen te groot zijn in de groep, maak je subgroepen. De doelen zijn namelijk alleen uitdagend als ze aansluiten op de voorkennis van de leerlingen.
7. Gebruik voorbeelden
Op het moment dat leerlingen hun eerste stappen zetten in het verwerven van nieuwe kennis of vaardigheden, is het effectief om te werken met voorbeelden.
- Gebruik uitgewerkte voorbeelden die uitleggen hoe een oefening wordt opgelost.
- Demonstreer een nieuwe vaardigheid aan je leerlingen.
- Illustreer de leerstof met concrete voorbeelden.
8. Activeer meerdere hersengebieden
Leerlingen slaan informatie die zowel via woorden als beelden wordt gepresenteerd, gemakkelijker op dan wanneer alleen maar woorden worden gebruikt.
- Verrijk woorden met beelden maar voorkom overbelasting.
- Houd rekening met de multimedia-principes in je lessen.
- Lesstof waarbij meerdere hersengebieden worden geactiveerd, wordt beter onthouden. Dus ook ervaren, bewegen, emoties, zintuigen en niet alleen verbaal en cognitief.
9. Laat leerstof actief en zelfstandig verwerken
Productieve strategieën verplichten de leerling om leerstof te herkneden tot een nieuw product. Een leerling onthoudt meer door productieve strategieën te gebruiken dan wanneer die de leerstof op een meer passieve wijze ‘consumeert’.
- Laat leerlingen schema’s of mondelinge samenvattingen maken in je les.
- Laat leerlingen leerstof verklaren aan zichzelf of anderen.
- Leer hen de strategieën zelf ook aan.
10. Gebruik coöperatieve werkvormen
Zet coöperatieve werkvormen in om leerlingen op een effectieve manier samen te laten werken. Zorg hierbij wel voor positieve wederzijdse afhankelijkheid in combinatie met individuele verantwoordelijkheid. Ze verwerken hierdoor de lesstof actief en oefenen tegelijkertijd samenwerkingsvaardigheden. Je kan dus bij de nabespreking reflecteren op zowel de inhoud als op het proces.
Hier tref je 17 coöperatieve werkvormen aan: https://wij-leren.nl/cooperatieve-werkvormen-artikel.php
11. Laat overeenkomsten en verschillen in aanpak ontdekken
Bij denkvakken zoals begrijpend lezen, stellen en rekenen is het belangrijk om met de leerlingen te reflecteren op hun aanpakstrategie. Stel hierover een vraag en geef de leerlingen eerst denktijd. Daarna kunnen ze in bijvoorbeeld tweetallen of viertallen samen ontdekken: wat deden we hetzelfde, wat ging anders. En wat kun je daarvan leren?
12. Leg het accent op de beste aanpak in plaats van op het goede antwoord
Geef vooraf de antwoorden bij een reken- of taalles. Vraag vervolgens aan de leerlingen: hoe pak je dit het beste aan? Geef denktijd laat dan verwoorden naar elkaar. Gebruik die tijd om te luisteren naar wat leerlingen op eigen kracht al weten.
Een variant hierop: Laat een goed voorbeeld zien en laat leerlingen criteria ontdekken waarom dit een goed voorbeeld is. Vertaal wat leerlingen zeggen naar criteria en gebruik die om leerlingen na afloop (of al halverwege) feedback op elkaars werk te geven.
13. Achterhaal of de hele klas het begrepen heeft
Door regelmatig na te gaan of de leerlingen hebben begrepen van wat je beoogt met je les, houd je je leerlingen betrokken en blijft de focus liggen op verder leren.
- Stel regelmatig vragen die informatie opleveren over de mate van begrip. (Controle van begrip)
- Staar je niet blind op een bepaalde prestatie van leerlingen op een bepaald moment in je les: leren is langetermijnwerk.
14. Ondersteun bij moeilijke opdrachten
Wanneer leerlingen opdrachten nog niet zelfstandig aan kunnen, is tijdelijke, individuele en aanpasbare steun (scaffolds) van de leraar noodzakelijk.
- Begeleid leerlingen wanneer ze hun eerste stappen in de leerstof zetten.
- Naarmate de leerling bekwamer wordt, vermindert de ondersteuning van de leraar.
- Bied zelfstandige oefenkansen wanneer je de leerlingen daartoe in staat acht.
15. Spreid oefening met leerstof in de tijd
Voor het onthouden en toepassen van de leerstof is het beter dat de oefeningen verspreid in de tijd over meerdere kortere oefensessies aan bod komen dan dat de leermomenten in één lange oefensessie geconcentreerd zijn.
- Zorg dat basisvaardigheden en -kennis op meerdere momenten in het schooljaar worden geoefend.
- Geef huiswerk waarbij eerder geziene leerstof aan bod komt.
- Start de les met activeren van eerdere leerstof.
16. Zorg voor afwisseling in oefentypes
Door te variëren in oefeningentypes en inhouden, kunnen leerlingen leren om verschillende oplossingsstrategieën te gebruiken. Daarnaast doet verandering van spijs ook eten.
- Wissel gelijkaardig uitziende oefentypes af.
- Wissel uitgewerkte voorbeelden af met gewone oefeningen en deels-uitgewerkte voorbeelden.
- Zet productieve strategieën afwisselend in.
Bekijk ook het overzicht van 7 soorten didactische werkvormen.
17. Gebruik toetsing als leer- en oefenstrategie
Wanneer leerlingen oefenen om actief informatie op te halen uit hun geheugen (retrieval practice), versterkt hun geheugen meer in vergelijking met passievere technieken, zoals herlezen.
- Geef regelmatig oefentoetsjes in de vorm van een quiz bij aanvang of slot van de les.
- Elke opdracht waarbij je leerlingen informatie laat herinneren, is een geslaagd voorbeeld van retrieval practice.
18. Toets om te begrijpen in plaats van te checken
Neem geen toetsen af om enkel te beoordelen, maar gebruik ze om beter inzicht te krijgen in wat leerlingen al kunnen en nog lastig vinden. Vertaal dit altijd naar wat dit betekent voor didactiek, afstemming en begeleiding. Neem de tijd om zo met leerlingen te reflecteren op de resultaten van de toets.
Zie ook de suggesties voor groepsgewijze feedback
19. Toets om het kind zelf inzicht te geven
Kleine toetsen kun je ook gebruiken om de leerling zelf inzicht te geven in groei. Bijvoorbeeld bij automatiseren. Neem een automatiseringstoets af en neem de tijd op. Gebruik dit voor de leerlingen als een wedstrijd met zichzelf. Je kunt de resultaten eventueel verwerken in een groeigrafiek.
Of geef leerlingen vooraf de toets. Laat ze bedenken: wat lukt al, wat lijkt me nog moeilijk? Toetsen zijn voortaan altijd middel om te ontdekken: wat lukt al goed, wat kan beter? En hoe ga ik dat aanpakken?
20. Laat leerlingen bedenken hoe hun succes er uit ziet
Een doel is vaak abstract. Daarom zie je zelden hoge betrokkenheid als je het doel van de les zegt. Laat leerlingen ontdekken hoe je weet dat je met succes naar het lesdoel toe werkt. Ontdek met leerlingen “criteria”. Die kunnen zowel gaan over de output als over het proces. Je kunt de leerling ook een stappenplan laten maken om het betreffende doel te bereiken via tussenstappen.
Voorbeeld Output > binnen x seconden weet ik het goede antwoord. (de x kan verschillen voor leerlingen). Of: ik kan hardop uitleggen hoe je deze som het beste aanpakt.
Voorbeeld Proces > Ik werk hard. Ik werk zorgvuldig. Als ik nagekeken heb, kan ik vertellen wat goed ging en beter kan.
21. Geef feedback die leerlingen aan het denken zet
Feedback geeft informatie over waar leerlingen staan en geeft leerlingen houvast bij het werken en behalen van de leerdoelen. Als de feedback de leerlingen niet aan het denken en in actie zet, is feedback ineffectief en is eerst iets anders nodig.
- Geef feedback die leerlingen aanzet tot ‘detective-werk’.
- Directe feedback is belangrijk bij de start van het leerproces.
- Als leerlingen de feedback (nog) niet begrijpen, is extra instructie om de kennis te versterken zinvoller.
22. Bepaal de juiste instructiebehoefte
Het samen bepalen van de instructiebehoefte is erg de moeite waard bij taal en rekenen. Leer jezelf af om instructie te geven omdat het boek dat zegt. Laat leerlingen eerst doen en ondervinden. “Wat denk je dat je hier moet doen?” Laat uitleggen aan elkaar. Vraag vervolgens: “Hoe moeilijk/makkelijk lijkt je dit?” Leer leerlingen dit in te schalen op bijv. een vijfpuntschaal. Vraag vervolgens: wie denkt: ik kan dit zelf en wie denkt: beter de instructie mee te doen? Natuurlijk is dit een leerproces waar je leerlingen regelmatig feedback op moet geven.
Een variant hierop is de volgende werkwijze: Leg duidelijk uit wat je tijdens deze les gaat oefenen. Vraag daarna aan leerlingen: wie denkt … “het helpt mij als ik de instructie goed meedoe” en wie denkt: “ik kan dit best zelf” Laat leerlingen hun keus aan elkaar verwoorden.
23. Focus op leren in plaats van op maken
Zorg dat leerlingen aan jou ontdekken: het gaat niet om het maken van lesjes maar om wat ik hiervan ga leren. Zeker vanaf groep 5/6 zou dit de norm moeten zijn.
Vraag bijvoorbeeld: als je dit nu gaat maken wat kun je dan straks beter? Wat is voor jou belangrijk om hier te leren? Wanneer is het voor jou goed? Laat dit noteren, het zijn de persoonlijke doelen van leerlingen.
Halverwege checken: “En? Lukt het met jouw doel? Als je nu nog x minuten hebt … wat kun je dan doen om te verbeteren?”
24. Zorg voor inzicht in voortgang en inspanning
Schrijf het lesdoel op het bord of vertel dit. Laat leerlingen ontdekken welke opgaven hierover gaan.
Geef leerlingen denktijd om te ontdekken: wat lukt me zelf al, wat lijkt me lastig, hoe hard moet ik mijn best doen om dit doel aan het eind van de les te halen? Laat leerlingen dit steevast hardop verwoorden aan elkaar! Dat bevordert hun zelfsturing.
25. Focus op groei in plaats van op beheersing
Maak reflecteren belangrijk met leerlingen. Plan tijd in voor die reflectie. Leg in dat reflecteren de focus op groei. Dat werkt zoveel beter dan aandacht geven aan wat het nog niet is!
Wat lukte al? Waar geef je jezelf een dikke pluim voor? Wat kon je vandaag beter dan gisteren? Waar wil je morgen mee oefenen? Kom er dan wel begin van de volgende les op terug.
26. Leer je leerlingen effectief leren
Bespreek met leerlingen op welke manier zij het beste leren. Geef leerlingen handvatten waarmee zij zèlf hun leren op een efficiënte, effectieve en aangename wijze kunnen organiseren.
- Leer leerstrategieën expliciet aan.
- Koppel leerstrategieën telkens aan concrete inhouden. Leerlingen leren door iets te leren.
27. Biedt leerlingen taal om te kunnen spreken over hun groeispanning
Groeitaal is taal waarmee je leerlingen inzicht geeft in hun eigen leergedrag. Ook hier werk je dus met criteria om leerlingen te laten reflecteren op hun vooruitgang. Focus op wat het al wel is! (growth mindset) Vraag steevast: wat zou je kunnen verbeteren? Hoe zou dat kunnen? Voorbeelden groeitaal: Ik kan uitleggen wat ik moet doen bij mijn taken. Ik kan zelf bedenken of ik wel of geen uitleg nodig heb. Ik kan vooraf inschatten hoe goed ik de taken ga maken.
28. Geef feedback op aanpakgedrag
Een voorwaarde voor het geven van feedback is dat de leerling werk op niveau heeft. Als je feedback krijgt op iets wat weinig uitdaging of inspanning vraagt, leer je te weinig. Als je feedback krijgt op iets wat te moeilijk is ook niet.
Zorg dus dat leerlingen leren kiezen welke verwerking de goede uitdaging biedt. Biedt daarom altijd meerdere niveaus aan. Neem tijd om waar te nemen hoe leerlingen hun werk aanpakken. Daarna las je een feedbackronde in. “Ik zie dat je steeds kijkt naar de criteria.” “Ik merk dat je zorgvuldig werkt.” “Ik zie dat je nauwkeurig nakijkt.” “Ik zie dat je je fouten verbetert, wat leer je daardoor?”
29. Vraag leerlingen hoe het beter kan
Als ondanks de inzet van verschillende didactische werkvormen bepaalde lessen toch tegenvallen, vraag dan de leerlingen om feedback. “Ik zie geen plezier tijdens begrijpend lezen. Ik zie ook weinig betrokkenheid. Ik wil met jullie ideeën bedenken hoe we tijdens begrijpend lezen meer kunnen leren èn er meer plezier van hebben.” Of vraag leerlingen: “Hoe hielp de instructie jou om het morgen helemaal zelf te kunnen?” (10 puntschaal)
30. Integreer verschillende doelen in een betekenisvolle leeromgeving
Bij jonge leerlingen kan je de leeromgeving zo rijk inrichten dat de leerlingen heel veel ontwikkelkansen krijgen. Het is hierbij belangrijk dat je voor alle ontwikkelfasen aanbod realiseert. Een leerling kan nl. n nog niet zo ver zijn als zijn leeftijdsgenoten of juist veel verder. Neem bv. de spelfasen; sommige leerlinge in groep 1 of 2 laten nog sensopathisch of manipulatief spel zien, anderen rollenspel naast of met elkaar en weer anderen spelen onderzoeker. Zorg dat er binnen bereik van je leerlingen voor al deze fasen aanbod is. Zo zal de ene leerling in groep 2 nog niet resultatief kunnen tellen, de ander wel en weer een ander gaat met abstracte cijfers in de weer. Ook hier geldt weer, zorg voor gevarieerd functioneel aanbod voor allerlei fasen/doelen die in een betekenisvolle context geoefend kunnen worden.
31. Vergroot de betrokkenheid van de leerlingen d.m.v. verhalen en betekenisvolle contexten.
Leerlingen worden meer betrokken wanneer hun nieuwsgierigheid geprikkeld wordt. Je kan nog zo mooi alle leerlijnen en doelen aanbieden, maar zonder betekenisvolle context is het leren minder efficiënt. Jonge leerlingen leren door spel wat gestimuleerd wordt door verhalen. Zorg voor prikkelend rijke verhalen. Oudere leerlingen, gemiddeld genomen vanaf halverwege groep 4, leren door onderzoek. Ze exploreren zo hun omgeving. Teksten worden interessant vanwege de inhoud, berekeningen vanwege hun toepassing, sociale vaardigheden vanwege het effect. Organiseer zo veel mogelijk geïntegreerd samenhangend onderwijs.
32. Sluit bij de gedachten en beleving van leerlingen aan vanuit intersubjectiviteit.
Intersubjectiviteit zou je de kunst kunnen noemen om zo dicht mogelijk langs elkaar heen te communiceren. Het is je best doen om de leerling te begrijpen. De houding van volgen, kijken en luisteren en je eigen doelen en bedoelingen nog even te parkeren om zodanig zo goed mogelijk aan te sluiten bij de leerling. Dit zorgt voor verbinding en erkenning en geeft een sterke pedagogische basis om verder op te bouwen.
33. Geef leerlingen keuzevrijheid in de uitvoering van hun taken of activiteiten.
Leerlingen kunnen kiezen welke activiteit ze wanneer, met wie en op welke plek willen doen. Natuurlijk blijft er gelegenheid om als leraar aan te sluiten of weloverwogen extra aandacht en begeleiding te geven aan één of meerdere leerlingen, maar leerlingen mogen ervaren dat ze regelmatig zelf mogen kiezen en zo ook de ruimte krijgen om te leren kiezen.
34. Geef leerlingen de ruimte om doelen op verschillende manieren in te oefenen.
Leerlingen kunnen een doel oefenen op papier, op een digitaal apparaat of in een concrete context, alleen of samen. Ze ontdekken welke manier van oefenen het beste voor hen werkt en krijgen de ruimte om dit met vallen en opstaan helder te krijgen.
35. Coach de leerling expliciet op zelfstandig leergedrag
Oudere leerlingen kunnen meer aan op het gebied van zelfstandig leergedrag. In het VO kan daar door de mentor expliciet aandacht aan gegeven worden tijdens mentorlessen of mentorgesprekken.
In het artikel 'Zelfstandig leergedrag in het VO' worden 17 items genoemd waarover je met de leerling in gesprek kan gaan als het gaat om zelfstandig leergedrag.
36. Leer de leerling betekenis en doel van feedback
Bespreek met de leerling wat goede feedback is:
- Specifiek - De feedback is zo precies mogelijk, maar niet te lang
- Positief - De feedback gaat over dat wat goed is, in plaats van over dat wat fout is
- Groeigericht - Feedback gaat over ontwikkeling en heeft een verleden, een heden en een toekomst
Leer de leerling ook om de eigen feedback te organiseren. Op welke momenten heb je feedback nodig en van wie? En wat kan feedback bij je oproepen en hoe ga je daar op een goede manier mee om?
37. Organiseer groepsgewijze feedback
Met elke leerling individueel in gesprek gaan om feedback te geven op een toets of op gemaakt werk, is tijdrovend. Je kunt feedback ook groepsgewijs organiseren door de leerlingen in tweetallen aan de slag te laten gaan met enkele richtinggevende vragen.
- Neem je gecorrigeerde toets en kies één opgave uit die je fout hebt gemaakt.
- Ga na wat je fout hebt gedaan en hoe de opgave wel correct zou zijn geweest. Je kunt hierbij je leerboek gebruiken.
- Leg nu aan je medeleerling uit wat je van de fout gemaakte opdracht geleerd hebt en hoe je dat een volgende keer beter kunt doen.
- Lukt het je niet om zelfstandig na te gaan wat je had moeten doen, zoek dit dan samen met je medeleerling uit.
38. Leer leerlingen hun gedachten en gevoelens bij hun werk te verwoorden
Moedig leerlingen aan om openlijk te communiceren, stel hen gerichte vragen, luister actief, stimuleer zelfreflectie, gebruik visuele hulpmiddelen, biedt ondersteuning en integreer emotionele intelligentie.
Zie voor een uitwerking van deze suggesties het artikel 'Het belang van aandacht voor de beleving van leerlingen bij hun werk'.
39. Help leerlingen om belemmerende om te buigen naar helpende gedachten
Negeleid leerlingen om belemmerende gedachten te herkennen en om te buigen naar positieve alternatieven door bewustwording, reflectie, uitdaging van denkfouten, en het formuleren van helpende gedachten.
Zie voor een uitwerking van deze suggesties het artikel 'Het belang van aandacht voor de beleving van leerlingen bij hun werk'.
Verder kijken
Bij de samenstelling van deze activerende principes is onder andere gebruik gemaakt van het boek ‘Wijze lessen: 12 bouwstenen voor effectieve didactiek’. Dit is gratis te downloaden via de volgende link: http://www.wijzelessen.nu
Didactisch Coachen
De op deze pagina weergegeven suggesties sluiten naadloos aan bij de inhoud van het boek 'Didactisch Coachen' van Lia Voerman en Frans Faber. Hoge verwachtingen concreet maken met behulp van feedback, vragen en aanwijzingen!