8 vragen over werken met een digitale methode

Nina Boswinkel

coach en adviseur bij RekenBosWinkel

 

  Geplaatst op 5 december 2023

De laatste tien jaar doen digitale leermiddelen en methodes hun intrede in het onderwijs. In dit artikel gaan we in op de manier waarop de leerkracht zo goed mogelijk kan omgaan met een digitale methode. Verder laten we zien dat het invoeren van een digitale methode niet betekent dat alles digitaal moet, maar dat je daar als leerkracht zelf keuzes in kunt maken. We doen dit aan de hand van veel gehoorde vragen en observaties in de dagelijkse lespraktijk. In het artikel genoemde voorbeelden zijn afkomstig uit de methode Snappet Rekenen.

1. Wat heb ik ter beschikking als ik werk met een digitale methode?

Als je werkt met een digitale methode heb je in principe dezelfde ingrediënten als voorheen ter beschikking: een handleiding, opgaven om les mee te geven, informatie over toegepaste modellen, tips bij de opgaven, toetsen, etc. 


De leerlingen hebben een chromebook of tablet, een rekenschrift, werkbladen en eventueel een werkboekje. Zij maken desgewenst uitwerkingen op papier en vullen de antwoorden digitaal in. 

Al tijdens de instructie komt informatie over de voortgang van de leerlingen via het dashboard beschikbaar, zodat je meteen kunt ingrijpen als dat nodig is. Na de instructie werken de leerlingen zelfstandig verder aan het lesdoel. De eerste set opgaven is voor alle leerlingen hetzelfde, maar al snel wordt dit adaptief. Een groot voordeel van een digitale methode is, dat de leerlingen via het adaptieve gedeelte precies die opgaven aangeboden krijgen die in de zone van de naaste ontwikkeling liggen.         

2. Hoe bereid ik mijn les voor?

Welk doel komt aan bod en wat is de plaats van het doel in de leerlijn?

Net als bij het werken met een papieren methode is het belangrijk dat je je les goed voorbereidt. Een digitale of papieren handleiding en een dashboard geven je informatie over de les.

De eerste vraag die rijst is welk leerdoel in de les aan bod komt met aansluitend de vraag wat de plaats van het doel in de leerlijn is: Welke doelen gingen eraan vooraf en welke doelen volgen? Kennis over de plaats van een doel in de leerlijn maakt het makkelijker om keuzes te maken als dat nodig blijkt te zijn.

In dit voorbeeld kun je, als de leerling tijdens de les vastloopt of veel fouten maakt, kijken of hij de voorgaande stappen (optellen over het tienvoud en optellen met tienvouden) wel heeft begrepen.

Wat is de vaardigheid van de leerlingen?

Een digitale methode geeft je informatie over de vaardigheden van de leerlingen. Vaak kun je hier voorafgaand aan de les al wel een inschatting van maken, maar de informatie uit het systeem kan je inschatting bevestigen, danwel bijstellen.

In Snappet zie je bijvoorbeeld onder het doel verschillend gekleurde initialen van de leerlingen staan. De kleur zegt iets over de mate van beheersing van het lesdoel:
Zijn de initialen nog wit, dan is het doel nog niet aangeboden en heb je nog geen informatie over dit specifieke doel. Wel kun je bij de voorgaande doelen kijken om te checken of de leerlingen die stap hebben begrepen. Bij lichtblauw gekleurde initialen is de leerling op weg naar het behalen van het doel. Zijn de initialen donkerblauw gekleurd, dan beheerst de leerling het doel en bij geel is de leerling vastgelopen.

Bij het lesgeven kun je hier al in de instructie rekening mee houden.

Een blik op de les als voorbereiding

Ook in een digitale methode kun je even een blik werpen op de les die op het programma staat. Loop de opgaven kort door, kijk wat je nodig hebt aan extra materiaal en waar eventueel knelpunten kunnen zitten in je groep. Op basis van vorige ervaringen heb je al wel een beeld van welke leerlingen uit je groep problemen kunnen hebben met het leerdoel en welke leerlingen juist sneller naar het adaptieve gedeelte kunnen gaan.

Lesgeven

Na de lesvoorbereiding volgt het lesgeven zelf. Je geeft je instructie aan de hand van een set digitale opgaven via het digibord. Je frist even de voorkennis op en kunt meteen zien of de veronderstelde voorkennis ook echt aanwezig is bij de leerlingen, doordat rode en groene bolletjes in je scherm verschijnen. 

Zo niet, dan kun je focussen op de doelen die in de voorkennis aan bod komen (zie leerlijnen).

Anders ga je aan de slag met de eerste instructieopgaven, die meestal een introductie van het leerdoel zijn op concreet niveau.

3. Wordt er nog wel concreet materiaal gebruikt?

Daar waar het nuttig is wordt in de rekenles concreet materiaal gebruikt, net zoals bij een papieren methode. Meestal gaat het dan om opgaven uit de onderste laag van het ijsbergmodel en/of op handelingsniveau 1 of 2 (Boswinkel & Moerlands, 2003; Van Groenestijn ea, 2011). De leerlingen maken op concreet handelend niveau kennis met het leerdoel. Gebruikte materialen kunnen uit de leefomgeving komen (klasselokaal, magazijn, meegenomen spullen van huis) en het kunnen schoolse materialen als het rekenrek of de kralenketting zijn. Deze materialen worden ingezet om stappen mee te concretiseren. Ook in meet- of weeglessen en in meetkundelessen worden volop materialen gebruikt, zoals de liniaal, de meetlat, de balans. De methode geeft altijd aan welke materialen dat zijn.


4. Hoe kan ik differentiëren met een digitale methode?

Extra uitdaging voor de sterke rekenaars

Een voordeel van een digitaal systeem is dat het juist op het gebied van differentiatie extra mogelijkheden biedt. Al voorafgaand aan de les en tijdens de instructie kun je zien of leerlingen een doel snel oppakken of juist niet. Observeer deze leerlingen tijdens de instructie of tijdens de begeleide inoefening en geef ze een extra beurt. 

Als blijkt dat ze het doel inderdaad al snel oppakken staat niets je in de weg om hen een deel van de instructie te laten overslaan en meteen aan de opgaven voor zelfstandig werken te zetten. De sterke leerling krijgt dan al snel opgaven aangeboden die complexer zijn en meer in de toepassingssfeer zitten. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan opgaven waarin de leerling moet uitleggen waarom een antwoord klopt of waarin hij moet redeneren.

Als blijkt dat deze leerlingen ook daar snel doorheen schieten, kun je hen extra uitdaging aanbieden door bijvoorbeeld meer verrijkende opdrachten te geven, over onderwerpen die ‘volwassener’ zijn, zoals bijvoorbeeld deze opdracht over tijdzones. Binnen het adaptieve gedeelte krijgt de sterkere rekenaar dit soort opdrachten wel of eerder aangeboden en de zwakkere rekenaar niet, of later. 

Wat bied ik zwakkere rekenaars aan?

Voor de zwakke rekenaars geldt hetzelfde als voor de sterke rekenaars: het systeem laat al snel zien dat de leerling niet op gang komt, veel fouten maakt of zelfs helemaal afhaakt. Deze leerlingen kun je een extra (verlengde) instructie aanbieden, waarin het doel nog eens aan bod komt, meestal met meer opgaven op handelingsniveau 1 of 2.


Ook in het adaptieve gedeelte krijgt de zwakkere rekenaar opgaven aangeboden die simpeler zijn en met kleinere getallen en/of op een lager handelingsniveau. Daarmee krijgt ook deze leerling de kans om te groeien.

Voor zwakke rekenaars kun je er ook voor kiezen om niet teveel verschillende strategieën aan te bieden. Kies bij optellen en aftrekken bijvoorbeeld voor rijgen en niet voor ook het splitsen en/of andere variastrategieën. Kijk ook altijd naar de voorafgaande doelen: beheerst de leerling die wel? Zo nee, besteed dan eerst daar aandacht aan.

Welke leerlingen kan ik alleen de F-doelen of een leerroute aanbieden?

Als keer op keer blijkt dat de aangeboden stof te moeilijk is voor een leerling kun je ervoor kiezen om de leerling alleen de F-doelen aan te bieden. Dat moet altijd een beredeneerde keuze zijn, omdat je door te kiezen voor F-doelen het doel om het S-niveau te halen loslaat.

Dat geldt nog sterker voor de leerroutes: in Snappet zijn twee van de drie door de SLO gedefinieerde leerroutes uitgewerkt in een apart lessenplan, namelijk leerroute 2 en 3 (SLO, 2012). Snappet biedt de leerroutes aan in een apart lessenplan, zodat het geen zoektocht is welke doelen je deze leerlingen kunt aanbieden. De werkwijze is vervolgens hetzelfde als hiervoor beschreven. 

5. Hoe houd ik zicht op het proces?

Een dagelijkse evaluatie van de les en van het leerdoel is een belangrijke eerste stap om het leerproces van je leerlingen te volgen. Een digitale methode geeft je al tijdens de les zicht op de voortgang van de leerlingen via het dasboard: welke leerlingen pakken het doel snel op, welke leerlingen lopen vast of komen niet op gang en welke leerlingen maken veel fouten en hebben eventueel extra hulp nodig?

Vaak gaat het in eerste instantie om goed/foutinformatie, maar door door te klikken op een bolletje kun je zien wat de leerling heeft gedaan. Je kunt bijvoorbeeld zien welk antwoord een leerling heeft gegeven en hoe vaak de leerling zijn antwoord heeft verbeterd.


6. Gebruik ik nog wel papier?

Werken met een digitale methode betekent niet dat er nooit meer op papier wordt gewerkt. Je kunt er altijd voor kiezen om de leerlingen uitwerkingen op papier te laten maken in hun rekenschrift, op een werkblad of in een werkboekje. Het is altijd aan te raden om de leerlingen hun rekenschrift te laten gebruiken, naast het device waarop ze werken. Kijk na de les ook eens in deze schriftjes. De door de leerlingen gemaakte uitwerkingen geven je een beeld van het niveau van de leerling. 

Je kunt er ook voor kiezen om de leerlingen een werkblad te geven, als je wilt weten of de leerling een strategie op de juiste manier toepast. 

Bij lessen waarin het belangrijk is om werk van leerlingen op papier te zien staat een werkblad klaar. Ook kun je ervoor kiezen om in die gevallen een werkboekje te gebruiken.

De leerkracht in dit voorbeeld wilde bijvoorbeeld weten of de leerlingen in staat waren om zelf handige getallen te kiezen bij het invullen van een verhoudingstabel. Dat had ook op een device gekund, maar de boogjes boven die vakjes geven hier extra informatie.

7. Hoe houd ik overzicht op waar de leerlingen mee bezig zijn?

Na de les gaan de leerlingen zelfstandig aan de slag met het leerdoel. Dat zijn in eerste instantie voor iedereen dezelfde opgaven, zodat het systeem een inschatting kan maken van het niveau van de leerling op het betreffende leerdoel. Hoe meer opgaven de leerling gemaakt heeft, hoe nauwkeuriger de inschatting is.

Daarna start het adaptieve gedeelte, waarbij elke leerling opgaven aangeboden krijgt die in zijn of haar zone van de naaste ontwikkeling liggen. De leerling oefent dan dus precies dat wat hij nodig heeft om te groeien.

Het is belangrijk om al tijdens de les te kijken naar de vorderingen van de leerlingen. Doordat de informatie meteen via je dashboard beschikbaar komt, kun je ook meteen actie ondernemen als dat nodig is. Komen de leerlingen op gang? Welke leerlingen maken veel fouten? Loop naar deze leerlingen toe en vraag om uitleg of geef zelf extra uitleg. Kijk ook naar de leerlingen die wel goede antwoorden geven, maar veel tijd nodig hebben. Welke strategie passen zij toe? Wellicht lossen ze de opgaven tellend op, terwijl een handiger strategie verwacht wordt.

Uiteraard kun je ook na de les nog eens kijken naar deze pagina. Bekijk ook dan of de leerlingen voldoende hebben gewerkt in de les, of er veel fouten zijn gemaakt en zo ja, welke fouten. Opvallendheden kun je in een volgende les nog eens bespreken.

8. Wanneer zet ik het chromebook in en wanneer laat ik een werkblad maken?

Het is aan jou als leerkracht om te bepalen op welk moment de leerlingen digitaal werken en wanneer je liever een uitwerking op papier ziet. De methode doet daar wel suggesties voor, maar het is afhankelijk van de groep welke keuze je maakt.

Om overzicht te krijgen van het niveau van de leerling is het wel belangrijk dat voldoende digitaal gewerkt wordt. De kracht van het systeem zit in het adaptieve gedeelte: de leerling krijgt precies die stof aangeboden waardoor hij of zij kan groeien. Het dashboard geeft je een nauwkeurig en continu beeld van de vorderingen van de individuele leerlingen en van je groep als geheel. 

Bronnen

Noot

De namen in de gebruikte voorbeelden zijn van niet bestaande klassen.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Congres
Combinatiegroep 2-3
Combinatiegroep 2-3
Een speelleerklas voor het jonge kind
Medilex Onderwijs 
E-learning module
Wat is de taxonomie van Bloom?
Wat is de taxonomie van Bloom?
Wat de taxonomie van Bloom wel en niet is
Wij-leren.nl Academie 
Rekenen met een efficiente strategie
Rekenen met een efficiënte strategie.
Ceciel Borghouts
Rekenproces in de rekenles
Het rekenproces in de rekenles - protocol ERWD
Korstiaan Karels
Leerlijnen de baas
De leerlijnen de baas
Martie de Pater
Differentiatie voorbereiding
Differentiatie vraagt voorbereiding
Dolf Janson
Activerende didactiek
Activerende didactiek en coachend leraargedrag
Machiel Karels
Referentieniveau 1F
Kiezen in rekendoelen met leerroutes van Passende Perspectieven
Nina Boswinkel

Wij-leren.nl Academie

Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Wat is tegenwoordig nog de waarde van kennis?
Wat is tegenwoordig nog de waarde van kennis?
redactie
Goed leren rekenen op de basisschool: Tjipcast 005
Goed leren rekenen op de basisschool: Tjipcast 005
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



adaptief onderwijs
adaptieve leertechnologie
adaptieve toets
differentiatie
digitale leeromgeving
gepersonaliseerd onderwijs
handelingsmodel
kerndoelen
leerlijn
leerstofaanbod
rekenen
zone van naaste ontwikkeling

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest