Kennisplatform
Nog enkele plaatsen vrij bij Medilex: Congres Kleutertaal.

SBL competenties onderwijs leraar vho

Geplaatst op 7 december 2016

SBL competenties VO

Competentie 1 Interpersoonlijk competent

De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet ervoor zorgen dat er in de groepen waarmee hij werkt, een prettig leef- en werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar voorbereidend hoger onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar interpersoonlijk competent zijn.
Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo'n leraar schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Zo'n leraar bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen en zoekt in zijn interactie met leerlingen een goede balans tussen

  • leiden en begeleiden
  • sturen en volgen
  • confronteren en verzoenen
  • corrigeren en stimuleren

1 Bekwaamheidseis

De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn interpersoonlijke verantwoordelijkheid.
Hij is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag én van de invloed daarvan op de leerlingen.
Hij heeft ook voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen.
Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs het volgende doen:

  • hij maakt contact met de leerlingen en hij zorgt ervoor dat zij contact kunnen maken met hem en zich op hun gemak voelen
  • hij biedt een kader waarbinnen de leerlingen hun eigen leerproces kunnen vormgeven en hij helpt de leerlingen daarbij
  • hij schept een goed klimaat voor samenwerking met de leerlingen en tussen de leerlingen onderling

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs deze kennis hebben:

  • hij is goed op de hoogte van communicatie- en omgangsvormen in de leefwereld van zijn leerlingen
  • hij is op een praktisch niveau op de hoogte van communicatietheorieën, groepsdynamica en interculturele communicatie en kent vooral ook de implicaties daarvan voor zijn eigen doen en laten

1 Indicatoren

van de interpersoonlijke competentie, enkele voorbeelden

  • De leraar ziet wat er gebeurt in de groepen waarmee hij werkt. Hij luistert naar de leerlingen en reageert op hen.
  • Hij spreekt hen aan op ongewenst gedrag en hij stimuleert gewenst gedrag. Hij laat de leerlingen in hun waarde en zorgt ervoor dat de leerlingen respect opbrengen voor hem en voor elkaar.
  • Hij maakt de leerlingen medeverantwoordelijk voor de sfeer in de groep en reageert positief op initiatieven van leerlingen.
  • Hij stimuleert de samenwerking met en tussen de leerlingen. Hij staat open voor vragen van leerlingen en laat merken dat hij begrijpt wat ze zeggen en dat hij hier rekening mee houdt.
  • Hij laat merken dat hij een goede samenwerking tussen de leerlingen waardeert en zorgt ervoor dat leerlingen rekening houden met elkaar.
  • Hij houdt in zijn taalgebruik, omgangsvormen en manier van communiceren rekening met wat gebruikelijk is in de leefwereld van zijn leerlingen.
  • Hij kan beschrijven en verklaren wat de communicatiepatronen zijn in de (cultureel heterogene) groepen waarmee hij werkt en hoe de sociale verhoudingen liggen. Hij weet hoe hij een en ander zonodig kan verbeteren.
  • Hij kan verantwoorden hoe hij met zijn (cultureel heterogene) groepen omgaat en ook met individuele leerlingen. Daarbij maakt hij gebruik van relevante theoretische en methodische inzichten.

Competentie 2 Pedagogisch competent

De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet de leerlingen helpen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden die onder andere een goed beeld heeft van zijn ambities en mogelijkheden. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar voorbereidend hoger onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar pedagogisch competent zijn.
Een leraar voorbereidend hoger onderwijs die pedagogisch competent is, biedt de leerlingen in een veilige leer- en werkomgeving houvast en structuur bij de keuzes die zij moeten maken. Zo'n leraar zorgt ervoor

  • dat de leerlingen weten dat ze erbij horen, welkom zijn en gewaardeerd worden
  • op een respectvolle manier met elkaar omgaan en uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen
  • initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken
  • hun affiniteiten en ambities leren ontdekken en op basis hiervan keuzes kunnen maken met betrekking tot hun studie en loopbaan

2 Bekwaamheidseis

De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid.
Hij heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon.
De leraar realiseert zo'n veilige leeromgeving voor de groep(en) waarmee hij werkt, maar ook voor individuele leerlingen. En hij doet dat op een professionele, planmatige manier.
Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs het volgende doen:

  • hij vormt zich een goed beeld van het sociale klimaat in een groep, van het individuele welbevinden van de leerlingen en van de vorderingen die zij maken op het gebied van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid
  • hij ontwerpt op basis daarvan een plan van aanpak of een benadering om de leerlingen te begeleiden naar een veilig en harmonisch leef- en werkklimaat en om hun sociaal-emotionele en morele ontwikkeling te bevorderen in de richting van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid
  • hij voert dat plan van aanpak of die benadering uit
  • hij evalueert dat plan van aanpak of die benadering en stelt het zonodig bij, voor de hele groep en ook voor individuele leerlingen
  • hij signaleert problemen en belemmeringen in de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van leerlingen en stelt, eventueel samen met collega’s, een passend plan van aanpak of benadering op

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs deze kennis hebben:

  • hij is vertrouwd met de leefwereld van zijn leerlingen, hun basisbehoeften, hun verwachtingen, met de culturele bepaaldheid daarvan, en hij weet hoe hij daarmee om kan gaan
  • hij is bekend met de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van tieners, jongvolwassenen en volwassenen, met de problemen en belemmeringen die zich daarbij kunnen voordoen en hij weet hoe hij die problemen in de praktijk kan signaleren en hoe hij daarmee om kan gaan
  • hij is bekend met ontwikkelings- en opvoedingstheorieën, hij is vertrouwd met verschillende opvoedingspraktijken en met de culturele bepaaldheid daarvan; dit alles met name in hun consequenties voor het onderwijs en voor zijn doen en laten als leraar
  • hij heeft kennis van processen van identiteitsvorming, zingeving en waardenontwikkeling bij tieners, adolescenten en volwassenen én van de culturele bepaaldheid daarvan en hij weet welke consequenties hij hieraan moet verbinden voor zijn handelen

2 Indicatoren

van de pedagogische competentie, enkele voorbeelden

  • Hij ziet hoe leerlingen met elkaar omgaan en wat dat voor gevolgen heeft voor het welbevinden van (individuele) leerlingen. Hij bespreekt met hen de sfeer in de groep en de omgang met elkaar.
  • Hij waardeert de inbreng van de leerlingen, is nieuwsgierig naar hun ideeën en complimenteert hen regelmatig. Hij stimuleert hen om kritisch na te denken over hun opvattingen en gedrag en om daarover in de groep te communiceren.
  • Hij levert zijn bijdrage aan een goede analyse van het sociale klimaat in de groepen waar hij mee te maken heeft en hij communiceert hierover met zijn collega’s.
  • Hij signaleert ontwikkelings- of gedragsproblemen bij individuele leerlingen en beoordeelt in overleg met collega’s of en hoe die aangepakt kunnen worden.
  • Hij laat leerlingen zelfstandig werken en samenwerken. Hij bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen en de samenwerking tussen leerlingen door hen te stimuleren tot of te begeleiden bij het reflecteren op de geboekte resultaten en op het proces van leren en samenwerken.
  • Hij doet recht aan allerlei verschillen tussen leerlingen: hij houdt er rekening mee en maakt er in zijn pedagogisch handelen een goed gebruik van.
  • Hij begeleidt leerlingen bij het maken van keuzes gericht op hun studie en loopbaan. Hij draagt eraan bij dat leerlingen passende adviezen krijgen die aansluiten bij hun ambities en capaciteiten.
  • Hij is zich bewust van zijn eigen beroepsopvatting, zijn waarden en normen en hij laat dat merken aan zijn leerlingen. Hij kan bijvoorbeeld toelichten welke rol zijn normen, waarden en beroepsopvatting spelen bij de begeleiding van de leerlingen.
  • Hij kan zijn pedagogische opvattingen verantwoorden en ook hoe hij de groep of individuele leerlingen aangepakt heeft. Daarbij maakt hij gebruik van relevante theoretische en methodische inzichten

Competentie 3 Vakinhoudelijk & didactisch competent

De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet de leerlingen helpen zich de leerinhouden van een bepaald vak(gebied) eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop die in het dagelijkse leven en in het werk gebruikt worden. Bovendien moet hij zijn leerlingen introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen van de wetenschappelijke discipline(s) waaraan het schoolvak gerelateerd is.
Dit is de verantwoordelijkheid van de leraar voorbereidend hoger onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken, moet hij vakinhoudelijk en didactisch competent zijn.
Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, creëert een krachtige leeromgeving, onder andere door het leren in verband te brengen met realistische en voor de leerlingen relevante toepassingen van kennis in beroep, verdere studie en maatschappij. Zo’n leraar

  • stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de leerlingen en houdt rekening met individuele verschillen
  • bepaalt met de leerling diens (individuele) leertraject
  • motiveert de leerlingen voor hun leer- en werktaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden
  • leert de leerlingen leren en werken, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen

3 Bekwaamheidseis

De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn vakinhoudelijke en didactische verantwoordelijkheid.
Hij heeft voldoende vakinhoudelijke en didactische kennis en vaardigheid om een krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich op een goede manier de leerinhouden van een bepaald vak(gebied) eigen kunnen maken.
De leraar realiseert zo'n krachtige leeromgeving voor de groep(en) waarmee hij werkt, maar ook voor individuele leerlingen. En hij doet dat op een professionele, planmatige manier.
Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs het volgende doen:

  • hij vormt zich een goed beeld van de mate waarin de leerlingen de leerinhoud beheersen en van de manier waarop ze hun werk aanpakken
  • hij ontwerpt op basis daarvan gevarieerde leeractiviteiten die voor de leerlingen uitvoerbaar zijn, waaruit zij eventueel kunnen kiezen en die hen aanzetten tot zelfwerkzaamheid
  • hij voert die leeractiviteiten samen met zijn leerlingen uit
  • hij evalueert die leeractiviteiten en de effecten ervan en stelt ze zonodig bij, voor de hele groep maar ook voor individuele leerlingen
  • hij signaleert leerproblemen en –belemmeringen en stelt, eventueel samen met collega’s, een passend plan van aanpak of benadering op

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs deze kennis hebben:

  • hij heeft zelf een grondige praktische en theoretische kennis en beheersing van de leerinhouden van zijn vak(ken) of vakgebied
  • hij kent het belang van die leerinhoud voor het toekomstige beroep of studie en het dagelijks leven van de leerlingen
  • hij heeft een grondige kennis van de wetenschappelijke achtergronden van de leerinhoud van zijn schoolvak, is vertrouwd met de betreffende wetenschappelijke discipline(s) en de methoden van kennisontwikkeling en kennistoepassing daarbinnen
  • hij heeft kennis van (onderzoeksmatig) ontwerpen van onderwijs, didactieken en didactische leermiddelen, waaronder ict
  • hij is bekend met verschillende onderwijs- en leertheorieën, met verschillende onderwijsarrangementen voor het voorbereidend hoger onderwijs en hij weet hoe hij die in praktijk kan brengen
  • hij is bekend met onderwijsarrangementen voor zelfstandig leren, teamleren en onderzoeken in de tweede fase van het voortgezet onderwijs
  • hij is vertrouwd met hoe leerlingen leren, wat hun leerbehoeften zijn, hoe zij zich ontwikkelen, welke problemen zich daarbij kunnen voordoen en hij weet hoe hij daarmee om kan gaan
  • hij heeft kennis van de invloed van taalbeheersing en taalverwerving op het leren en hij weet hoe hij daar in zijn praktijk rekening mee moet houden
  • hij heeft een praktische kennis van veel voorkomende leerstoornissen en onderwijsbelemmeringen en hij weet hoe hij daar mee om kan gaan
  • hij heeft kennis van processen van identiteitsvorming, zingeving en waardenontwikkeling bij tieners, adolescenten en volwassenen én van de culturele bepaaldheid daarvan en hij weet welke consequenties hij hieraan moet verbinden voor zijn handelen

3 Indicatoren

van de vakinhoudelijke en didactische competentie, enkele voorbeelden

  • Hij kan opdrachten, oefeningen en toetsen waar zijn leerlingen mee te maken krijgen zelf foutloos uitvoeren, demonstreren en uitleggen. Dit voor zover die betrekking hebben op zijn vak(gebied).
  • Hij biedt de leerlingen keuzes (thema’s, werkvormen, opdrachten) en zorgt voor actieve betrokkenheid van leerlingen bij de invulling van hun onderwijsprogramma. Hij creëert de randvoorwaarden (sfeer, organisatie, opdrachten, materialen) die de leerlingen in staat stellen zelfstandig te kunnen werken, zodat zij in hun eigen tempo en op hun eigen wijze kunnen leren.
  • Hij maakt gebruik van moderne middelen, waaronder ICT. Zo maakt hij, als dat aan de orde is, gebruik van een elektronische leeromgeving die plaats- en tijdonafhankelijk leren mogelijk maakt en effectieve communicatie over het leren vanaf verschillende plekken ondersteunt.
  • Hij legt duidelijk uit aan leerlingen welke leerdoelen hij met welke activiteiten nastreeft. Of hij laat binnen gegeven kaders de leerlingen hun eigen leerdoelen formuleren.
  • Hij bepaalt met de leerling diens (individuele) leertraject, opgebouwd uit individuele activiteiten en groepsactiviteiten, rekening houdend met de mogelijkheden en ambities van de leerling.
  • Hij begeleidt leerlingen in hun leerproces door reflectiegesprekken met hen te voeren zodat de leerlingen in staat zijn om zelf leervragen te formuleren en het eigen leerproces te sturen.
  • Hij moedigt de leerling aan zijn leerervaringen (in en buiten de opleiding) onder woorden te brengen en met elkaar in verband te brengen.
  • In zijn interactie met leerlingen benut hij de kennis en ervaring die de leerlingen elders, bijvoorbeeld tijdens werken hebben opgedaan. Hierdoor blijft zijn onderwijs inhoudelijk up-to-date en stimuleert hij de leerlingen kennis te delen en van elkaar te leren.
  • Hij legt relaties tussen schoolvak en wetenschappelijke discipline(s) en laat leerlingen kennismaken met en zich oefenen in verschillende vormen van wetenschappelijk werken.
  • Hij geeft opbouwend commentaar op het werk van zijn leerlingen en op de manier waarop ze werken. Hij doet op basis van evaluatie en toetsing betrouwbare uitspraken over hun kennis en vaardigheid.
  • Hij ontwerpt op een onderzoeksmatige manier (in samenwerking met collega’s) onderwijs.
  • Hij ontwikkelt (in samenwerking met collega’s) beoordelingsinstrumenten.
  • Hij kan beschrijven hoe zijn leerlingen leren, wat hun vorderingen zijn en hun sterke en zwakke punten, en hoe hij hun leren probeert te bevorderen. Hij signaleert leerproblemen en kan beoordelen of en hoe hij die problemen zelf kan aanpakken en hij weet waar hij en de leerling eventueel hulp kunnen vinden in en buiten de school.
  • Hij kan zijn vakinhoudelijke en didactische opvattingen verantwoorden en ook hoe hij de groep of individuele leerlingen aangepakt heeft. Daarbij maakt hij gebruik van relevante en actuele theoretische en methodische inzichten.

Competentie 4 Organisatorisch competent

De leraar voorbereidend hoger onderwijs draagt zorg voor organisatorische zaken die samenhangen met zijn onderwijs en het leerproces van de leerlingen. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar voorbereidend hoger onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken, moet de leraar organisatorisch competent zijn.
De leraar voorbereidend hoger onderwijs die organisatorisch competent is, zorgt ervoor dat de leerlingen een ordelijke en taakgerichte omgeving treffen. Waar het leren zich op verschillende plaatsen afspeelt (bijvoorbeeld op verschillende plaatsen in de school, stages, leerbedrijf, buitenschoolse projecten) zorgt de leraar (eventueel in samenspraak met andere begeleiders) voor afstemming tussen die verschillende plaatsen. Zo’n leraar zorgt er dus voor dat de leerlingen:

  • weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief
  • weten wat ze moeten (of kunnen) doen, hoe en met welk doel ze dat moeten (of kunnen) doen

4 Bekwaamheidseis

De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid.
Hij heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn groepen en zijn andere contacten met leerlingen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. In alle opzichten voor hemzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder.
En dat op een professionele, planmatige manier.
Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs het volgende doen:

  • hij hanteert op een consequente manier concrete, functionele en door de leerlingen gedragen procedures en afspraken
  • hij biedt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aan die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen
  • hij houdt voor zijn onderwijs een planning aan die bij de leerlingen bekend is en waar zij hun eigen planning op kunnen afstemmen, en hij gaat adequaat om met tijd

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs deze kennis hebben:

  • hij is bekend met die aspecten van (groeps- of) klassenmanagement die voor zijn vorm van onderwijs relevant zijn
  • hij is bekend met de organisatorische aspecten van verschillende soorten leeromgevingen in de school 

4 Indicatoren

van de organisatorische competentie, enkele voorbeelden

  • Hij hanteert concrete, functionele en door de leerlingen gedragen procedures en afspraken op een consequente manier. Hij biedt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aan die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen.
  • Hij houdt een heldere planning aan, waarbinnen keuzemogelijkheden voor de leerlingen zijn. Hij bespreekt deze met de leerlingen en voor zover mogelijk stelt hij die met de leerlingen op. Hij gaat adequaat om met tijd. In onverwachte situaties improviseert hij op een professionele manier en stelt daarbij duidelijke prioriteiten.
  • Hij kan zijn opvattingen, zijn aanpak van (groeps- of) klassenmanagement en de organisatie van zijn onderwijs (op school en in bedrijfsleven of instelling) verantwoorden.

Competentie 5 Competent in het samenwerkenm met collega's

De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet ervoor zorgen dat zijn werk en dat van zijn collega's in de school goed op elkaar zijn afgestemd. Hij moet ook bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie.
Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar voorbereidend hoger onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken, moet hij competent zijn in het samenwerken met collega’s (binnen de school).
Een leraar die competent is in het samenwerken met zijn collega's, levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op zijn school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Dat wil zeggen dat zo'n leraar

  • goed met collega’s communiceert en samenwerkt
  • een constructieve bijdrage levert aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om de school goed te laten functioneren
  • een bijdrage levert aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school

5 Bekwaamheidseis

De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s.
Hij heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie.
Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs het volgende doen:

  • hij deelt informatie die voor de voortgang van het werk van belang is met collega’s en hij maakt gebruik van de informatie die hij van collega’s krijgt
  • hij levert een constructieve bijdrage aan verschillende vormen van overleg en samenwerken op school
  • hij geeft en ontvangt collegiale consultatie en intervisie
  • hij werkt met collega’s (onderzoeksmatig) samen aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs deze kennis hebben:

  • hij is op praktisch niveau bekend met methodieken voor samenwerking en intervisie
  • hij is op een praktisch niveau op de hoogte van leerlingvolgsystemen en manieren om zijn eigen werk toegankelijk te administreren
  • hij heeft enige kennis van organisatie- en bestuursvormen voor scholen in het voorbereidend hoger onderwijs
  • hij is op de hoogte van modellen voor kwaliteitszorg en methodieken voor onderwijsverbetering en schoolontwikkeling

5 Indicatoren

van de competentie in het samenwerken met collega's, enkele voorbeelden

  • Hij werkt samen met collega’s (docent, instructeur en/of onderwijsassistent) in het voorbereiden, uitvoeren (teamteaching) en evalueren van onderwijs. Hij heeft een gemakkelijk toegankelijke administratie en registratie van leerlinggegevens.
  • Hij werkt met collega’s samen aan het verbeteren en vernieuwen van het onderwijs of de organisatie, zoals bijvoorbeeld het ontwikkelen van opdrachten en beoordelingsinstrumenten in het kader van een nieuwe onderwijsvorm of het vormen van kernteams of zelfsturende teams.
  • Hij maakt gebruik van vormen van actieonderzoek/handelingsonderzoek om gesignaleerde problemen aan te pakken.
  • Hij spreekt collega’s aan en is zelf ook aanspreekbaar als het gaat om het vragen of geven van hulp bij het werk.
  • Hij houdt rekening met zijn collega’s en met de belangen van zijn school.
  • Hij draagt bij aan een effectief functionerende organisatie door te werken volgens in de organisatie geldende afspraken, procedures en systemen.
  • Hij kan zijn opvattingen en zijn werkwijze op het gebied van samenwerken met collega’s en functioneren in de schoolorganisatie verantwoorden.

Competentie 6 Competent in het samenwerken

met de omgeving
De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet contacten onderhouden de ouders of verzorgers van de leerlingen en met collega’s van instellingen waar zijn school voor het onderwijs en de leerlingenzorg mee samenwerkt. Hij moet er ook voor zorgen dat zijn professionele handelen en dat van anderen buiten de school goed op elkaar afgestemd zijn. Bovendien moet hij eraan meewerken dat de samenwerking van zijn school met die instellingen goed verloopt.
Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar voorbereidend hoger onderwijs en om de verantwoordelijkheid waar te kunnen maken, moet de leraar competent zijn in het samenwerken met de omgeving van de school.
Een leraar die competent is in het samenwerken met de omgeving zorgt voor een goede communicatie en afstemming met ouders of verzorgers van de leerlingen, met instellingen waar de leerling (in het kader van zijn opleiding) mee te maken heeft.
Hij maakt doeltreffend gebruik van het professionele netwerk van de school als het gaat om de de opleiding van de leerling of de zorg voor de leerling. Hij gaat verantwoordelijk en zorgvuldig om met de contacten die hij namens de school onderhoudt met de omgeving van de school.

6 Bekwaamheidseis

De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school.
Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om goed samen te werken met bedrijven of instellingen om hun gezamenlijke verantwoordelijkheid vorm te geven in het opleiden van de leerling.
En hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij zijn school.
Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs het volgende doen:

  • hij geeft op professionele manier informatie over de leerlingen aan ouders en andere belanghebbenden en hij maakt gebruik van de informatie die hij van hen krijgt
  • hij zorgt in overleg met de leerling en andere betrokkenen voor afstemming tussen het leren in en buiten de school en voor duidelijkheid over ieders verantwoordelijkheid en bijdrage hierin
  • hij neemt op een constructieve manier deel aan verschillende vormen van overleg met mensen en instellingen buiten de school
  • hij verantwoordt zijn professionele opvattingen en werkwijze met betrekking tot een leerling aan ouders en andere belanghebbenden en past in gezamenlijk overleg zonodig zijn werk met die leerling aan

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs deze kennis hebben:

  • hij is bekend met de leefwereld van ouders of verzorgers en hij weet hoe hij daar rekening mee moet houden in zijn doen en laten als leraar
  • hij is op de hoogte van de professionele infrastructuur waar zijn school onderdeel van is
  • hij is bekend met de cultuur en de actuele gang van zaken in het bedrijfsleven waarin zijn leerlingen participeren en weet hoe hij daar als leraar mee om kan gaan
  • hij is bekend met de regelgeving en samenwerkingsprocedures tussen zijn school en bedrijven en instellingen waarmee wordt samengewerkt
  • hij weet hoe hij ervoor kan zorgen dat het binnen- en buitenschoolse leren en de interne en externe begeleiding van zijn leerlingen goed op elkaar zijn afgestemd

6 Indicatoren

van de competentie in het samenwerken met de omgeving, enkele voorbeelden

  • Hij onderhoudt op een open en constructieve manier contacten met ouders, verzorgers of andere belanghebbenden. Zo spreekt hij mensen en instellingen buiten de school aan die met de leerlingen te maken hebben en is hij ook zelf voor die mensen en instellingen aanspreekbaar. Daarbij stemt hij zijn werk goed af op dat van andere partijen.
  • Hij kan zijn opvattingen en werkwijzen op het gebied van samenwerken met instellingen, ouders/verzorgers en anderen buiten de school verantwoorden.

Competentie 7 Competent in reflectie en ontwikkeling

De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet zich voortdurend verder ontwikkelen en professionaliseren. Dat is zijn verantwoordelijkheid en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken, moet hij competent zijn in reflectie en ontwikkeling.
Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo'n leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo'n leraar

  • weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat
  • heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten
  • werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling
  • stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen

7 Bekwaamheidseis

De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling.
Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar.
Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs het volgende doen:

  • hij werkt planmatig aan de ontwikkeling van zijn bekwaamheid, op basis van een goede analyse van zijn competenties
  • hij stemt de ontwikkeling van zijn bekwaamheid af op het beleid van de school en de ontwikkeling en afspraken binnen het team
  • hij maakt bij die ontwikkeling gebruik van informatie van leerlingen en collega’s (in school en bedrijf) en ook van collegiale hulp in de vorm van bijvoorbeeld intervisie en supervisie

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar voorbereidend hoger onderwijs deze kennis hebben:

  • hij is op de hoogte van actuele ontwikkelingen in het bedrijfsleven en de maatschappij die relevant zijn voor zijn onderwijs
  • hij is op de hoogte van de onderwijspraktijk in andere scholen voor voorbereidend hoger onderwijs en van actuele ontwikkelingen op het gebied van inhouden, werkwijzen en organisatievormen in het voorbereidend hoger onderwijs
  • hij is op de hoogte van actuele ontwikkelingen op het gebied van de pedagogiek en de didactiek die relevant zijn voor zijn onderwijs
  • hij heeft voldoende gedragspsychologische kennis om zijn eigen gedrag en dat van anderen te begrijpen en te analyseren

7 Indicatoren

van de competentie in reflectie en ontwikkeling, enkele voorbeelden

  • Hij brengt onder woorden wat voor hem in het leraarschap belangrijk is en vanuit welke professionele opvattingen hij werkt. Zo brengt hij zijn beroepsopvatting en werkhouding in verband met de (onderwijskundige en levensbeschouwelijke) identiteit van de school.
  • Hij kijkt kritisch naar zijn werk en gebruikt evaluatie, reflectie en feedback van anderen om zich verder te ontwikkelen.
  • Hij benoemt zijn sterke en zwakke kanten, formuleert leervragen en werkt daar planmatig aan. Hij maakt daarbij gebruik van de kaders en structuren die de school biedt (bijvoorbeeld competentiemanagement, persoonlijk ontwikkelingsplan, teamontwikkelingsplan, functionerings- en beoordelingsgesprekken).
  • Hij signaleert relevante ontwikkelingen in de samenleving, het bedrijfsleven en het onderwijs en trekt daaruit consequenties voor zijn professionele ontwikkeling.
  • Hij benut verschillende mogelijkheden om zichzelf verder te ontwikkelen, zoals bijhouden van vakliteratuur, het volgen van trainingen en opleidingen, maar ook het deelnemen aan vernieuwingsprojecten, het uitvoeren van actieonderzoek en het oppakken van nieuwe taken
  • Hij kan zijn eigen activiteiten en plannen over professionele ontwikkeling verantwoorden, in relatie met het beleid van de school, afspraken binnen het team en tegen de achtergrond van actuele ontwikkelingen in het onderwijs, het bedrijfsleven en de samenleving.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.