Kennisplatform
Nog enkele plaatsen vrij bij Medilex: Congres Kleutertaal.

Onderpresteren op de basisschool

Arja Kerpel
Redactielid wij-leren.nl l Projectleider bij Wij-spelen.nl  

Kerpel, A. (2014). Onderpresteren op de basisschool.
Geraadpleegd op 12-11-2024,
van https://wij-leren.nl/onderpresteren-basisschool.php
Geplaatst op 1 juni 2014
Onderpresteren

Veel kinderen komen niet uit de verf op school. Volgens de Onderwijsraad presteert een op de zeven leerlingen onder zijn of haar niveau. Onderpresteren verdient dus zeker de aandacht. Het boek Onderpresteren op de basisschool (Saskia Bruyn, 2011) beschrijft aan de hand van de Leercirkel hoe onderpresteren gesignaleerd en voorkomen kan worden.

Na het behandelen van de psychologische gevolgen komt de Leercirkel stap voor stap aan de orde. Het boek focust niet alleen op hoogbegaafden, maar ook op leerlingen met een gemiddelde intelligentie.

Werkhoudingsprobleem

Psychologisch onderpresteren is een werkhoudingprobleem. Het houdt zichzelf in stand. De volgende elementen horen erbij:

  • Presteren onder je niveau.
  • Het is chronisch en komt niet door een externe oorzaak, zoals een beperking of stoornis.
  • Het is pervasief.

De psychologische gevolgen van onderpresteren

In dit hoofdstuk behandelt de auteur de visie van vijf psychologen, waaronder de volgende drie:

De Amerikaanse psycholoog Daniel Goleman ontwikkelde een theorie met betrekking tot de aandacht. De aandacht is een soort lichtbundel die je ergens op kunt richten. Daarbij is de mens in staat om onaangename, storende informatie buiten te sluiten. Dit gebeurt op de automatische piloot. Dat is op zich fijn, maar het wordt een probleem als de leerling de informatie van de leerkracht als ongewenst aanmerkt. De automatische piloot zit dan in de weg. Zelfs al wíl een kind graag opletten, dan is dat erg moeilijk.

De Amerikaanse psycholoog Martin Seligman ontwikkelde een theorie met betrekking tot aangeleerde hulpeloosheid. De mens moet het gevoel hebben dat hij invloed heeft op de uitkomsten van zijn gedrag. Als de mens het gevoel heeft dat hij overgeleverd is aan krachten die hij niet kan beheersen, dan loopt hij het risico om te vervallen in aangeleerde hulpeloosheid. Dit ligt vooral op de loer bij psychologische pijn.

Bij jonge kinderen kan psychologische pijn gesomatiseerd worden. Dat wil zeggen dat ze er lichamelijke pijn van krijgen.

De Amerikaanse psycholoog Michael Withley onderscheidt zes typen onderpresteerders:

  • De uitsteller.
  • De heimelijke perfectionist.
  • De martelaar.
  • Het muurbloempje.
  • Het feestbeest.
  • De charmante oplichter.

Wat is leren?

De basis van het leren is het koppelen van informatie. Het brein legt verbindingen tussen groepen neuronen. Er is verschil tussen het direct leren van levensreddende lessen en het indirect leren van kennis en vaardigheden. Bij levensreddende lessen (zoals: de kachel is heet) is één les gelukkig in de meeste gevallen genoeg. Dat is bij het indirect leren niet zo.

Verder is er verschil tussen incidenteel leren en intentioneel leren. Bij incidenteel leren is de intrinsieke motivatie de drijfveer. Het gebeurt onder toevallige omstandigheden en er komt geen leerkracht bij te pas. Het kind kiest zelf wat het wil leren. Bij intentioneel leren leert het kind op basis van het plan van een ander, bijvoorbeeld de leerkracht.

Als het gaat om de inhoud van het leren, is er verschil tussen cognitief leren en affectief leren. Cognitief leren is het ontwikkelen van kennis, inzicht en vaardigheden met behulp van het denkvermogen en het geheugen. Affectief leren is het ontwikkelen van de leerhouding. Dit heeft te maken met motivatie, zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen. Bij onderpresteerders gaat het vooral mis bij het affectieve leren. Daaruit blijkt dat affectief leren een voorwaarde is voor cognitief leren.

Leren is leuk

Laat kinderen de leuke kanten van leren ervaren. Bijvoorbeeld dat het goed voelt…

  • Als je lekker aan het werk bent.
  • Als je je werk klaar krijgt.
  • Als je tevreden bent over het resultaat.
  • Als je erkenning krijgt voor je inzet.
  • Als je ziet dat je iets kunt wat je eerst moeilijk vond.

De juiste werkdruk

Bij de werkdruk spelen twee begrippen een rol: demand en control. Het eerste ziet op de eisen die een taak stelt. Het tweede ziet op de mate van invloed die de leerling heeft bij het invullen en vormgeven van de taakeisen. Er zijn vier scenario’s mogelijk:

  • Hoge taakeisen, hoge zelfsturing. Resultaat: verhoogde mate van betrokkenheid en activiteit.
  • Hoge taakeisen, lage zelfsturing. Resultaat: ongezonde stress en/of gezondheidsproblemen.
  • Lage taakeisen, hoge zelfsturing. Resultaat: verveling, uiteindelijk afhaken.
  • Lage taakeisen, lage zelfsturing. Resultaat: aangeleerde hulpeloosheid en passiviteit.

Om kinderen aan het leren te houden, moet de werkdruk niet te hoog maar ook niet te laag zijn. Het inschatten van de werkdruk voor elke leerling kan inzicht geven in de oorzaak van leer- en gedragsproblemen. Het bijstellen van werkdruk draagt bij aan het oplossen de problemen.

De Leercirkel

De Leercirkel kent vier fasen, net als de Circle of Security uit de hechtingstheorie. Het leerproces doorloopt deze fasen. Als de cirkel rond is, dan heeft het kind iets geleerd. Deze fasen zijn:

  • Instructiefase. In deze fase help de leerkracht het kind op weg.
  • Exploratiefase. In deze fase gaat de leerling zelfstandig aan het werk, alleen of met anderen.
  • Stressfase. In deze fase loopt de leerling vast.
  • Hulpvraag. In deze fase vraagt de leerling hulp aan de leerkracht.

Als leerlingen vastlopen, dan draait de Leercirkel niet meer rond. Het leerproces vloeit niet meer door. Een kind leert dan niet meer. In elke fase kan een kind stagneren. De auteur behandelt wat de oorzaken kunnen zijn.

Instructiefase

Soms stagneert het leren al voordat het goed en wel is begonnen. Bij een zinvolle instructie moet het niveau van het kind het uitgangspunt zijn. Als het niveau te hoog of juist te laag is, bestaat de kans dat het kind afhaakt. De instructie is pas afgerond als het kind duidelijk heeft wat de bedoeling is. Bij een kind met aandachtsproblemen kan het hier misgaan. Onze verwachtingen van de leerling hebben onbewust invloed op de behandeling van het kind en daarmee ook op zijn/haar resultaten.

Exploratiefase

Als de aangeboren leergierigheid van een leerling verstoord is, dan is de exploratiefase erg confronterend.
Kinderen kunnen tegenzin met leren opdoen door hun ‘mindset’ of mentaliteit. De Amerikaanse psychologe Carol Dweck onderscheid twee leerhoudingen: de growth mindset en de fixed mindset. Andere termen zijn de statische mindset en de op groei gerichte mindset.

Growth mindset Fixed mindset
ProcesgerichtProductgericht
Gericht op lerenGericht op fouten vermijden
Nieuwsgierigheid als drijfveerAngst als drijfveer
Kritiek als kans om te verbeterenKritiek als bedreiging van zelfbeeld
Eigenwaarde staat los van prestatiesEigenwaarde gekoppeld aan prestaties
Intelligentie staat niet vastIntelligentie staat vast

Een leerling met een fixed mindset kan je ook herkennen aan het volgende gedrag:

  • Snel opgeven
  • Oneerlijke methoden (afkijken, spiekbriefjes)
  • Uitstellen
  • Werk niet inleveren
  • Geen belangstelling voor de nabespreking, alleen voor het cijfer.

Als een kind een fixed mindset heeft en bang is om te falen, dan kan hij stagneren in de exploratiefase. Andere oorzaken zijn:

  • Het kind is thuis of in de opvang al passief geworden.
  • Het kind is bang om in conflict te komen met de schoolse regels.
  • De groepsdruk om te conformeren.

Verderop in dit artikel staan tips om een statische mindset om te buigen naar een op groei gerichte mindset.

Stressfase

In deze fase ontmoet een kind zijn grens. Er zijn drie soorten grenzen:

  • Grenzen aan zichzelf en het eigen kunnen.
  • Grenzen aan de leerstof.
  • Grenzen die de leerkracht stelt, bijvoorbeeld door een toets.

In de ideale situatie prikkelt de stress het zoeken naar een creatieve oplossing. Maar als een kind geen stress ervaart of dit gevoel vermijdt, dan stagneert het leerproces. Voorbeelden hiervan zijn: passief afwachten, afleiding zoeken of in paniek raken. Ook kan een leerling faalangst ontwikkelen. Er zijn drie soorten: cognitieve, sociale en motorische faalangst.  Faalangst kan een onderliggend probleem zijn bij onderpresteerders.

De Hulpvraag

Pas als de leerling er zelfstandig niet uitkomt, roept hij de hulp van de leerkracht in. Sommige kinderen met een moeilijke persoonlijkheid lopen hier vast. Bijvoorbeeld als ze extreem verlegen zijn. Andere leerlingen roepen de leerkracht niet, omdat ze een verstoorde relatie met de leerkracht ervaren.

Wat kan je doen als leerkracht?

Als leerkracht moet je eerst weten of een kind leert. Om vast te stellen of een kind leert, stel je jezelf de volgende vragen:

  • Reageert het kind op instructie?
  • Durft het kind te exploreren?
  • Begint het kind met de opgegeven taak?
  • Komt het tot werken?
  • Vraagt het kind hulp als het vastloopt?
  • Kan het kind taken afronden?

Bij een dromerige leerling moet je eerst achterhalen wat de oorzaak is van het dromerige gedrag. Is het kind teruggetrokken, omdat het zich onveilig voelt? Heeft het kind slaapproblemen? Of verveelt het zich?

Bij een leerling met een statische mindset moet je proberen deze mindset om te buigen naar een op groei gerichte mindset. Tips hierbij zijn:

  • Geef een compliment als ze doorzetten en meerdere pogingen ondernemen.
  • Stimuleer ze om verschillende strategieën in te zetten.
  • Wijs ze op de dingen die al goed gegaan zijn en wat ze al hebben geleerd. Complimenteer ze daarvoor.
  • Prijs een mooi resultaat alleen als de leerling zich ervoor heeft ingespannen.
  • Leer de klas om op een constructieve manier met kritiek om te gaan. Oefen met het geven en ontvangen van kritiek.

Cijfers zijn geen vorm van afrekening, maar een bron van informatie. Waar is het misgegaan en op welke manier?

cijfers zijn geen vorm van afrekening, maar een bron van informatie

Het is helemaal goed als de leerling zelf ook bij dit proces betrokken wordt en op zoek gaat naar interessante fouten. Iedereen heeft baat bij een realistische beoordeling van zijn sterke en zwakke kanten, al is het niet altijd leuk om met je zwakke kanten geconfronteerd te worden.

Relaties spelen een grote rol

In het aanpakken van onderpresteren spelen twee relaties een grote rol:

  • De relatie van de leerkracht met de leerling.
  • De relatie van de leerkracht met de ouders.

Enkele tips voor het samenwerken met ouders:

  • Geef het eerlijk aan als je een antwoord even niet weet. Zeg dat je het uit gaat zoeken en dat je er daarna op terugkomt.
  • Laat ouders meedenken en accepteer hulp.
  • Gebruik geen vakjargon.
  • Stel ouders gerust zonder dat ze het gevoel krijgen dat je hun zorg wegwimpelt.
  • Zeg tegen de ouders dat ze altijd aan de bel mogen trekken.

Signaleringslijst onderpresteren

Het boek sluit af met een signaleringslijst waarin de kenmerken van het kind op school en het gedrag thuis beschreven zijn. Enkele kenmerken van het kind op school zijn:

  • Ze vertonen uitstelgedrag.
  • Ze vermijden uitdagingen.
  • Ze hebben soms onrealistisch hoge verwachtingen.
  • Ze tonen geen interesse in de nabespreking van gemaakt werk.
  • Langetermijnprojecten komen niet goed van de grond.

Enkele van de kenmerken thuis:

  • Ze vertellen thuis weinig over school en tonen geen trots over schoolprestaties.
  • Ze beginnen veel, maar maken weinig af.
  • Ze houden van passieve tijdsbesteding.
  • Ze nemen weinig verantwoordelijkheid voor de omgeving.

Het boek Onderpresteren op de basisschool is toegankelijk geschreven. Het is niet uitputtend als het gaat om tips, maar het geeft wel goed inzicht in de onderpresteerder. Het is inspirerend voor zowel ouders als leerkrachten.

Bestellen

N.a.v. Saskia Bruyn, Onderpresteren op de basisschool, Van Gorcum 2011, ISBN 978 90 232 4766 1, € 19, 95. Het boek is te bestellen via

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Bestellen

Het boek Onderpresteren is te bestellen via:



Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.