Slimme kleuters
Eleonoor van Gerven
Pedagoog en docent hoogbegaafdheid bij Slim Educatief
Geraadpleegd op 04-10-2024,
van https://wij-leren.nl/hoogbegaafde-kleuters.php
Omgaan met slimme kleuters in de groep
In een grijs verleden had het onderwijs aan kleuters het imago van ‘bezighouden, broek ophalen en neuzen snuiten’. De professionalisering van het onderwijs heeft dit imago gelukkig doen verbleken. Inmiddels is het voor iedereen helder: het leren begint vanaf groep 1 en goed onderwijs aan kleuters ligt aan de basis van een brede ontwikkeling. Spel is immers de meest wezenlijke bezigheid van het veilige kind in een wereld die van nog alles kan blijken te zijn….
Er is echter een groep onderwijsconsumenten die heel anders denkt over het bovenstaande. Slimme kleuters hebben in de praktijk een ander onderwijsconcept en een wezenlijk ander idee over leren dan hun leerkrachten. De kans dat zij het onderwijs in groep 1-2 dan ook drie keer niets vinden is groot. In dit artikel gaan we in op de mogelijkheden die er zijn om de slimme kleuter tegemoet te komen zonder over te moeten stappen naar een heel nieuw onderwijsconcept.
Ontwikkelingsvoorsprong
Bij kleuters spreken we formeel nog niet over hoogbegaafdheid maar wordt de term ontwikkelingsvoorsprong gehanteerd. Dat betekent niet dat kleuters niet hoogbegaafd zouden kunnen zijn. Het voorzichtige gebruik van de term ontwikkelingsvoorsprong doen we alleen omdat juist in de kleuterperiode de voorspellende waarde van intelligentieonderzoek beperkt is (Drent & van Gerven, 2004; Peters, 2007).
Wel kunnen we door een goede observatie en door goed te luisteren naar ouders met een redelijke mate van betrouwbaarheid vaststellen of er bij een kind sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong én of er daarnaast voldoende kenmerken van hoogbegaafdheid waarneembaar zijn, die aannemelijk maken dat dit kind al op jonge leeftijd behoefte heeft aan een ander onderwijsaanbod.
Naar school
Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong leven veelal intensief toe naar het moment waarop ze naar school mogen. Ze zijn al vroeg uitgespeeld op de peuterspeelzaal en verheugen zich op het moment dat het leren echt gaat beginnen. Onder leren verstaan deze kinderen leren lezen, schrijven en rekenen. Daarbij slaan zij het liefst de activiteiten over die horen bij het verwerven van de lees- en rekenvoorwaarden. Het speelleermateriaal en de opdrachten die te maken hebben met deze voorbereidende ontwikkeling, ervaren zij vaak als zinloos spel.
In 2007 wees een praktijkonderzoek naar hoogbegaafde kinderen in de basisschoolleeftijd uit dat er twee belangrijke spanningsmomenten door kinderen ervaren worden (Koenders, 2007). Het eerste moment is als de kinderen voor het eerst naar schoolgaan en het leren lezen uitblijft. Het tweede moment is bij de overgang naar groep drie en de daar aangeboden leerstof nu net datgene is wat de kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong zich in de voorgaande jaren op eigen kracht eigen heeft gemaakt.
Deze spanning uit zich door het ontwikkelen van lichamelijke klachten zoals buikpijn en bedplassen en door de ontwikkeling van divers probleemgedrag. Op lange termijn zal de kleuter ofwel kiezen voor overmatige aanpassing aan het groepsgemiddelde ofwel eerder ontstaan probleemgedrag verder ontwikkelen en wellicht ook externaliseren. In beide gevallen zal het kind een probleem gaan vormen voor de leerkracht. De begeleiding van een onderpresterende kleuter is een complexe aangelegenheid die veel tijd en energie kost. Net als in andere situaties is voorkomen dan ook beter dan genezen.
Veni Vidi Vici
Eigen aan kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong is dat ze blijk geven van een sterke leerbehoefte. Daarnaast hebben ze een brede belangstelling en zijn ze in staat zich zeer taakgericht op te stellen, mits de aangeboden opdrachten op het juiste ontwikkelingsniveau zijn. Als niet aan de leerbehoefte tegemoet wordt gekomen, zal het kind veel aandacht vragen, weinig zelfstandig acteren en nauwelijks taakgerichtheid laten zien. De opvatting dat het kind juist eerst al deze zaken moet laten zien voordat het een aangepast leerstofaanbod krijgt, is derhalve een verkeerd vertrekpunt. In dit geval gaat de kost voor de baat uit. Eerst is dus een uitdagend aanbod nodig en dan pas zal het kind zijn talenten tonen.
Een kleuter met een grote ontwikkelingsvoorsprong beheerst veelal het basisaanbod uit groep 1 reeds bij binnenkomst. Bij een gemiddeld leerstofaanbod, zoals dat aan alle kinderen geboden wordt, zal voor dit kind niet de noodzaak bestaan om te reiken naar de naaste zone van ontwikkeling. Voor dit kind is leren op een gemiddeld niveau hetzelfde als iets al kunnen maar het toevallig nog niet eerder gedaan hebben. Om tot beheersing van een specifieke vaardigheid te komen wordt er bij dit kind dus geen beroep op enige inspanning gedaan, het kind komt, ziet en overwint.
Er is eerst een uitdagend aanbod nodig en dan pas zal het kind zijn talenten tonen.
Leren is niet altijd leuk
Om een werkelijke inspanning te leveren en écht tot leren te komen is het belangrijk dat de aangeboden opdrachten het niveau van het kind zodanig overstijgen dat het kind als het ware wordt uitgenodigd om een klein beetje op zijn tenen te lopen. Dit kan door op een handige manier te compacten en verrijken. Daarvoor zijn een aantal algemene richtlijnen te geven (van Gerven & Drent, 2004). Bij het opzetten van deze richtlijnen is er vanuit gegaan dat voor de verschillende ontwikkelingsgebieden leerdoelen zijn vastgesteld. De leerkracht heeft per leerdoel de ‘normale’ ontwikkelingslijn voor ogen en is in staat daarbij passende leeractiviteiten aan te bieden.
Compacten
Om nu voor kleuters te compacten zet u de volgende stappen:
1. U stelt het ontwikkelingsniveau van de leerling vast.
2. U bekijkt welke activiteiten en opdrachten passend zijn bij het ontwikkelingsniveau. Activiteiten die beneden het ontwikkelingsniveau van de leerling liggen worden niet meer aangeboden.
3. U geeft de leerling bij de activiteiten die u biedt zicht op een volgend ontwikkelingsstadium, zodat het kind van nature zal blijven reiken naar de zone van naastgelegen ontwikkeling.
4. U maakt grotere leerstappen bij het aanbieden van activiteiten per ontwikkelingsgebied.
5. U beperkt het aanbieden van opdrachten met een soortgelijke inhoud en doelstelling.
Verrijken
Als op die manier het compacten vormgegeven wordt, is het basisaanbod voor slimme kleuters per definitie al aantrekkelijker. De consequentie is wel dat (als er geen verrijkingsaanbod geboden wordt) we de ontwikkelingsvoorsprong gelegitimeerd gaan vergroten. Om er voor te zorgen dat de aandacht naar de brede ontwikkeling uitgaat is verrijken een geschikte optie. Verrijken betekent niet dat er alleen maar werkjes van een hoger niveau worden aangeboden. Op de leereigenschappen van de slimme kleuter wordt dan onvoldoende een beroep gedaan.
Een kenmerk van een goede verrijkingstaak is dat het kind gestimuleerd wordt zich te ontwikkelen tot een goede ‘leerder’. Taken die daarbij horen zijn niet alleen maar leuk maar bieden ook een gezonde dagelijkse portie frustratie. Als het goed is dagen deze taken ons uit tot vallen en opstaan om uiteindelijk tot beheersing te komen. Het moment van beheersing is dan het gene wat als ‘leuk’ of ‘prettig’ wordt ervaren. Als een kind aangeeft een bepaalde taak niet leuk te vinden, dan is het zaak niet meteen ander werk te bieden. Ga samen met het kind na waarom de taak niet leuk is. In veel gevallen zal juist de kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong aangeven dat de taak niet leuk is, omdat hij het nog niet kan. Vervolgens kan de leerkracht samen met het kind bekijken op welke manier de taak aangepakt kan worden.
Goed leren betekent onzekerheden opzoeken en uitdagingen aangaan. Vanuit dat perspectief bezien valt goed leren dus niet altijd direct samen met goede prestaties halen. Een kind dat leert maakt fouten en als het goed is leert het van die fouten hoe het dan wél tot die goede prestatie kan komen. Om dit proces op gang te brengen wordt er van de leerkracht veronderstelt dat deze in staat is de leerling te stimuleren te kiezen voor de uitdaging, een veilig leerklimaat te bieden waarin fouten maken normaal is, en productfeedback af te wisselen met procesfeedback.
Goed leren betekent onzekerheden opzoeken en uitdagingen aangaan.
Gulden regels
Voor het bieden van een goede verrijkingsopdracht gelden enkele gulden regels.
- Slimme kleuters hebben óók nog behoefte aan handelend leren. Dat wil zeggen dat het maken van een werkblad in veel gevallen minder geschikt is. Bedenk cognitieve doe-opdrachten waarbij het kind intrinsiek wordt uitgedaagd zich exploratief op te stellen.
- Zorg dat de verrijkingsopdracht het kind niet isoleert van de andere leerlingen. Het is handig om te kijken welke leerlingen in groep 1-2 (ongeacht hun kalenderleeftijd) nog meer in aanmerking komen om met de taak aan de slag te gaan.
- De opdracht moet relatief zelfstandig door het kind aangepakt kunnen worden. Een taak waarbij de leerkracht dus voortdurend bij de leerling aan tafel moet zitten is minder geschikt als daardoor het onderwijs aan de andere leerlingen in het geding raakt.
- De cognitieve ontwikkeling kan in dienst gesteld worden van de sociale ontwikkeling door taken te kiezen waarbij samenwerken een goede optie is. De voorwaarde is wel dat het samenwerkingsproces goed begeleid wordt. Zo kan een slimme kleuter met een minder soepele motoriek een praatplaat maken samen met een ander kind dat bijvoorbeeld al kan schrijven. Samen kunnen ze plaatjes zoeken en uitknippen en samen kunnen ze zorgen dat de woorden om de plaat compleet te maken erbij worden geschreven.
- De eigen belangstelling van de kleuter speelt een weliswaar belangrijke rol bij de keuze van de taak, maar mag dit niet betekenen dat het kind altijd volledig de vrije hand heeft bij het kiezen van zijn werk. Een goede leerkracht ‘deelt zijn chauffeursstoel op de leer-“lijn” maar staat hem nooit helemaal af’!
Op een goede manier vormgeven aan het onderwijs aan slimme kleuters is belangrijk voor leerling, leerkracht én ouders. Wie voorgaande opzet volgt, kan het onderwijs aan alle leerlingen uit de klas optimaliseren en zal ervaren dat door goed te kijken naar de ontwikkeling van de leerling slim zijn echt niet zo’n probleem hoeft te zijn.