Kennisplatform
Hoe geef je een passend schooladvies?

Luister je wel naar mij?

Arja Kerpel
Redactielid wij-leren.nl l Projectleider bij Wij-spelen.nl  

Kerpel, A. (2016). Luister je wel naar mij.
Geraadpleegd op 13-12-2024,
van https://wij-leren.nl/luister-je-wel-naar-mij.php
Geplaatst op 1 juni 2016
Luister je wel naar mij?

Luister naar me! Dat horen kinderen zo vaak. Maar van binnen denken ze: Luister je wel naar míj? Kinderen hebben de reputatie dat ze slecht luisteren, maar volwassenen luisteren vaak ook niet naar wat kinderen zeggen. Hoe kun je goede gesprekken voeren met kinderen? Daarover gaat het boek Luister je wel naar míj? van Martine F. Delfos.

Alleen luisteren helpt al

Als een kind de gelegenheid krijgt om zijn of haar mening te vertellen, voelt hij/zij zich daardoor al geholpen. Hoewel leerkrachten en hulpverleners vaak de behoefte hebben om méér te doen dan alleen luisteren, is dat laatste vaak het meest vruchtbare wat ze kunnen doen.

Volwassenen zijn vaak geïnteresseerd in school, huiswerk, pesten en gezondheid, maar luisteren nauwelijks naar onderwerpen die voor het kind belangrijk zijn: spelletjes, etc.

Aansluiten bij het kind

Gesprekken tussen kinderen en volwassen verlopen soms moeizaam. Dat kan meerdere oorzaken hebben, zoals:

  • Het kan komen doordat de volwassene ervan uitgaat dat het kind een onvolwaardige gesprekspartner is. Kinderen zijn in feite intelligenter dan volwassenen. Wat ze missen, is vooral kennis en ervaring. De goede houding is respect voor het kind en bescheidenheid van de volwassene.
  • Het kan komen doordat de volwassene niet aansluit bij de mogelijkheden van gespreksvoering die het kind heeft. Wanneer een gesprek spanning oproept, zal het kind de neiging hebben om die weg te laten vloeien door middel van bewegen. Communiceren met kinderen vraagt speelsheid en het loskomen van vaste patronen.

De kunst is om kinderen serieus te nemen, ze juist te benaderen in communicatie en ze helpen de woorden te vinden die ze misschien zelf nog niet hebben. Vaak betekent het niet meteen naar de kern te gaan, maar aan de zijkant van het onderwerp alvast te onderzoeken. 

Invullen of aanvoelen?

Veel mensen vallen in de valkuil van het invullen van andermans gevoelens. Het gebeurt vooral in gesprekken met kinderen. Maar invullen is iets anders dan aanvoelen.

Met suggestieve vragen is dat hetzelfde probleem. Suggestieve vragen geven al een invulling. Kinderen zijn gevoelen voor suggestie van volwassenen. Daarom is het belangrijk om voorzichtig te zijn met suggestieve vragen. Open gespreksvoering is aansluiten bij het kind, en niet jouw denken aan het kind opleggen.

Een goed, open gesprek

In een goed gesprek zijn warmte, respect en belangstelling erg belangrijk. Basale kenmerken van zo’n gesprek zijn:

  • Beide gesprekspartners voelen zich prettig en wederzijdse doelen zijn enigermate bereikt. 
  • Het kind kan zijn of haar mening en gevoelens vertellen zonder geleid of misleid te worden door de volwassene.
  • Het kind geeft de informatie, het is niet zo dat de informatie aan hem of haar onttrokken wordt.
  • Het kind voelt zich gehoord en heeft hulp gekregen die bij hem of haar aansluit. Dus niet dat het kind hulp heeft gekregen die hij of zij niet wil of begrijpt.

Een goede sfeer is belangrijk. Daarom moet je spanning tijdens een gesprek tot een minimum te beperken. Dat kan door te spelen met jonge kinderen. Of door het gebruiken van humor.

Praktische tips

Tips voor een gesprek met kinderen:

  • Ga op dezelfde (oog)hoogte zitten als het kind.
  • Kijk naar een kind terwijl je praat. Wissel het maken van oogcontact af.
  • Stel het kind op zijn of haar gemak. Metacommunicatie (zie onder) is een uitstekend middel om angst weg te nemen.
  • Luister naar wat een kind zegt.
  • Laat aan de hand van voorbeelden zien dat wat het kind zegt, effect heeft.
  • Vertel het kind dat het moet vertellen wat het vindt of wil, omdat je het niet weet als het kind het je niet zegt. 
  • Combineer spelen met praten.
  • Als je merkt dat het kind afhaakt, geef dan aan dat je het later zal voortzetten.
  • Als het een moeilijk gesprek was, geef het kind dan de kans om tot zichzelf te komen.

Luister je wel naar mij?

Prikkelende poster  - te downloaden of te bestellen bij Onderwijs Maak Je Samen.

Metacommunicatie

Metacommunicatie is het praten over het praten. Dit is een fundamenteel onderdeel van een goed gesprek. Jonge kinderen hebben de regels van een gesprek nog niet altijd duidelijk, dit zorgt voor angst en onzekerheid. Via metacommunicatie kun je het kind duidelijk maken wat er speelt. Basale regels zijn:

  • Maak het doel van het gesprek duidelijk
  • Laat een kind weten wat je intenties zijn.
  • Laat een kind weten dat je feedback nodig hebt.
  • Laat een kind weten dat het mag zwijgen. Stiltes kunnen aanmoedigend zijn.
  • Probeer te benoemen wat je voelt en volg wat je voelt.
  • Nodig het kind uit zijn of haar mening over het gesprek te geven.
  • Maak metacommunicatie een vast onderdeel van je communicatie. 

Sociaal wenselijke antwoorden

Een kind wil het graag goed doen. Dit zorgt ervoor dat ze de neiging hebben om sociaal wenselijke antwoorden te geven. Hoe kun je de kans op zulke antwoorden verkleinen? Door vragen zo te formuleren dat…

  • Het kind merkt dat elk antwoord welkom is.
  • Het antwoord geen rechtstreekse veroordeling hoeft in te houden van direct betrokkenen.
  • Het niet meer over het kind gaat. Bijvoorbeeld: Hoe vinden je broer en zus het om niet meer bij je moeder te wonen? Op het antwoord kan dan de vraag volgen: en jij?
  • Een ontkenning niet voor de hand ligt.
  • De vragen niet gesloten zijn.

Het is goed om het kind te ondersteunen als hij of zij dingen vertelt die moeilijk zijn om te zeggen.

Loyaliteit

Kind zijn altijd loyaal naar hun ouders toe, zelfs als ze misbruikt of mishandeld worden. Als een leerkracht of hulpverlener de loyaliteit van een kind naar zijn ouders aantast, zal het contact gebrekkig blijven. Respecteer de loyaliteit naar ouders. Dat wil niet zeggen dat er niets negatiefs over de ouders gezegd mag worden, maar dat je hen – ondanks hun tekortkomingen – toch in hun waarde laat. Zorg ervoor dat er geen partijdigheid ontstaat. Wees meervoudig partijdig. Meervoudig partijdig wil niet zeggen dat je neutraal bent, maar dat je actief achter elke partij staat. Als dat zo is, dan zal een kind zich vrijer voelen om te vertellen.

Gesprekstechnieken

Een gesprek bestaat uit verschillende fasen. Bij een interview (een gesprek om informatie van een kind te krijgen over een bepaald onderwerp) zijn dat de volgende fasen:

  • De voorbereiding. Een goede voorbereiding verhoogt de kans van slagen. 
  • De introductie. Als het kind een onbekende voor zich heeft, is het een must, maar ook als je elkaar kent is het goed om het gesprek te introduceren. Bijvoorbeeld: ‘Ik zie je wel eens staan en dan denk ik: zou Nadine wel vrolijk zijn van binnen? Misschien is er wel iets wat ik kan doen om haar te helpen. Daar zou ik graag over willen praten met je.’
  • De startvraag. Deze vraag kan het kind inzicht geven in het onderwerp van het gesprek, de soort vragen die gesteld gaan worden en de verwachting van de volwassene. Het is handig om de eerste vragen uit het hoofd te kennen. 
  • De romp. Als je tijdens het gesprek even de draad kwijt bent, kun je dit metacommunicatief delen: ‘Zitten we zo fijn te praten, vergeet ik gewoon welke vraag ik nu aan je moet stellen. Even kijken…’
  • De afsluiting. Bijvoorbeeld: ‘Wat fijn dat we zo even gepraat hebben, dat wil ik wel vaker! Maar nu moeten we weer verder met waar we mee bezig waren.’ Het is goed om het doel te herhalen en te vertellen wat er met de informatie gedaan zal worden. Ook moet duidelijk zijn of er een vervolg zal komen of niet. Bedank het kind

Als je zelf erg zenuwachtig bent, probeer dat dan meteen te delen, zodat het kind de spanning niet hoeft in te vullen als tegen hem of haar bedoeld. Bijvoorbeeld: ‘Ik heb nog niet zo vaak interviews gedaan, dus ik vind het zelf ook wel spannend.’

Vraagtechnieken

De auteur behandelt veertien verschillende vraagtechnieken:

  • Open vragen. Deze vragen geven veel meer informatie dan gesloten vragen.
  • Gesloten vragen. Deze vragen kun je het beste vermijden, maar ze kunnen nodig zijn om een gesprek te beginnen en om bruggetjes te maken naar een ander onderwerp.
  • Toonvragen. Dit zijn vragen waarop de vrager het antwoord weet en niet zeker is of de bevraagde dat ook weet en vraagt de kennis te tonen. Deze vragen worden veel gebruikt in het onderwijs. 
  • Retorische vragen.
  • Doorvragen. De meest gebruikelijke manier van doorvragen is door op een vragende toon een woord uit een zin te herhalen, waarmee de ander gestimuleerd wordt op dat onderwerp dieper in te gaan.
  • Suggestief vragen. Vermijd dit zoveel mogelijk. Het kan alleen zinvol zijn als je een welles-nietesdiscussie wilt overslaan, maar dan moet je voor 100% zeker weten dat de suggestie juist is.
  • Meervoudig vragen. Dit zijn vragen die meer dan een vraag tegelijk bevatten.
  • Vraag herhalen. Letterlijk herhalen heeft bij kinderen weinig zin. 
  • Vraag verduidelijken.
  • Tegendeelvragen. Dit zijn vragen die een tegenreactie willen uitlokken. Voor jonge kinderen zijn ze minder geschikt, voor pubers wel.
  • Waarom-vragen. Waaromvragen kunnen bedoelt zijn als ‘Vertel verder..’ of om ter verantwoording te roepen. Dat maakt nogal verschil. Voor jonge kinderen zijn deze vragen moeilijk te beantwoorden.
  • Antwoord herhalen. Dit kun je gebruiken als het onderwerp belangrijk is of als het antwoord niet helemaal duidelijk is. 
  • Antwoord samenvatten. Goed samenvatten betekent: kort de kern weergeven in de eigen woorden van het kind. 
  • Samenvattend vragen. Hierdoor kan de volwassene laten zien dat hij aandachtig luistert. Hij kan toetsen of hij het goed begrepen heeft. Hij kan hierdoor de aandacht vestigen op belangrijke punten en orde scheppen in een verwarrend verhaal. Voor kinderen tot tien jaar is deze techniek niet echt bruikbaar.

Stemgebruik

Er zijn verschillende aspecten die betekenis geven aan een zin: nadruk, volume, articulatie, spreektempo en –ritme, stopwoordjes en ademhaling. Het ideale vraagtempo is eerder langzaam dan snel. Waarom?

  • Het kind krijgt de kans om de vraag te verwerken.
  • Het werkt rustgevend.
  • Wie snel spreekt, geeft de ander het gevoel dat hij niet onderbroken wil worden.
  • Wie langzaam spreekt, geeft de ander het gevoeld at hij mag reageren.
  • Door aan het einde van een vraag te vertragen, laat je merken dat je uitgepraat bent.

Tot slot

Het boek Luister je wel naar míj? sluit af met een aantal bijlagen: oefeningen in het communiceren, aandachtspunten, schema’s en checklists. Het boek is helder geschreven, theorie wordt uitgelegd aan de hand van concrete voorbeelden. Het is een praktisch basisboek voor gespreksvoering. Ook al doe je een aantal dingen vanzelf goed of weet je al veel over het voeren van gesprekken, het is altijd goed om de zaag scherp te houden. Ik kan het iedereen aanraden om dit boek te lezen! Want als het goed is, praten we in het onderwijs niet alleen óver de kinderen, maar juist mét de kinderen.

N.a.v. Delfos, Martine F., (17e druk 2014), ISBN 978 90 8850 510 2, Uitgeverij SWP, 206 blz., € 25,90. Het boek is te bestellen via

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Bestellen

Het boek Luister je wel naar mij? is te bestellen via:



Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.