Ik ben niet jij, jij bent niet ik, contextuele leerlingbegeleiding in de praktijk
Marleen Legemaat
Redactielid bij Kennisplatform Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 12-12-2024,
van https://wij-leren.nl/ik-ben-niet-jij-jij-bent-niet-ik.php
Geven en nemen zijn wezenlijke elementen in een relatie, ook in verhoudingen op school. In het praktijkboek ‘Ik ben niet jij... en jij bent niet ik’ laat Anneke Blauwendraad zien hoe je op een andere manier naar leerlingen kunt kijken. Je ziet dan niet de leerling met zijn moeilijke gedrag, maar ziet hoe leerlingen proberen hun eigenwaarde te verwerven. Aan de hand van veel praktijkvoorbeelden laat zij zien hoe je het geven van leerlingen op een diep niveau kunt herkennen en erkennen en hoe je hen kunt helpen destructief gedrag om te keren.
Dit praktijkboek is gebaseerd op de contextuele benadering.
Het is een boek vol voorbeelden uit de schoolpraktijk dat je aanzet om je eigen leven contructief te beïnvloeden en van daaruit leerlingen te inspireren hetzelfde te doen.
Ik volg de indeling in tien hoofdstukken om een indruk te geven wat er zoal aan bod komt in dit boek, waarbij ik vooral focus op de informatieve kant van het boek. De voorbeelden – die eigenlijk een heel belangrijk deel van het boek vormen - komen in de samenvatting niet aan de orde.
0. De contextuele bril
We hebben allemaal ons eigen levensverhaal en leerlingbegeleiding betekent misschien wel de leerling helpen zijn verhaal te ontdekken. Het vraagt een open luisterhouding zonder oordeel.
De contextuele benadering gaat uit van fairness: ieder mens is een gevend mens. Omdat we van betekenis willen zijn, geven we aan anderen omdat dat ons waarde geeft.
Dit is het principe van de contextuele benadering: denken in de balans van geven en nemen.
Belangrijke bron van inspiratie is daarbij Boszormenyi-Nagy, een Hongaars-Amerikaans psycholoog die zich verdiepte in het geven en nemen onder andere tussen generaties. Daarbij maakte hij gebruik van het genogram, een getekende stamboom waardoor zichtbaar wordt dat je onderdeel bent van een groter verband en de invloeden daarvan ondergaat.
Nagy richtte zich vooral op de dimensie van de relationele ethiek. Iets is pas goed als het voor alle betrokkenen goed is. In de schoolsituatie kan dit dan betekenen dat een snelle oplossing van een moeilijke leerling laten afstromen wel het belang van de school dient, maar niet dat van de leerling. Hoe kijk je naar de leerling en hoe geef je hem aandacht in plaats van te kiezen voor snelle oplossingen?
Leerlingen die destructief gedrag vertonen, proberen hierdoor geleden onrecht recht te zetten. Deze cirkel moet doorbroken worden want destructief gedrag komt voort uit onrecht en creëert nieuw onrecht. Het is belangrijk dit gedrag te stoppen maar dan zonder te oordelen, er moet rechtgedaan worden. Zo kan iemand zijn eigenwaarde weer terug krijgen (zelfvalidatie).
De contextuele benadering wordt gekenmerkt door de erkenning van mensen, van hun inzet en van hun pijn. Met je luisterhouding laat je dat zien: je bent nieuwsgierig naar de ander, kan waardering opbrengen en laat dat ook merken. Omdat iedereen erkenning verdient, ook in conflicten, is er sprake van meerzijdige partijdigheid. Centraal staat daarbij de dialoog tussen mensen.
Het is belangrijk dat een contextueel leerlingbegeleider zichzelf en de dynamiek van zijn eigen loyaliteiten goed kent. Als hij zijn eigen destructieve recht kent en weet hoe hij ermee omgaat, is dit in het belang van de leerlling want als coach ben je je eigen instrument. Hoe gaf je zelf als kind en wie hielp jou grenzen te stellen? Wat is je verhaal?
Professionaliteit betekent hier dat je jezelf deze vragen stelt en jezelf contextueel leert kennen.
1. Leven in balans
Sommige kinderen hebben al heel wat erop zitten voor ze aan hun schooldag beginnen. Misschien doen ze thuis veel zorgtaken of is er veel ruzie thuis waardoor hun leven in onbalans is. We staan in onze kracht en zijn tot opbouwend handelen in staat als we in evenwicht zijn. Dit geldt ook de leraar: als er thuis veel energie wegvloeit naar ruzies of andere dingen die aandacht vragen, kun je dat tekort zomaar op leerlingen verhalen.
Er is sprake van balans met onze omgeving maar we hebben ook onze innerlijke balans. Het is belangrijk goed voor onszelf te zorgen en onszelf te ontwikkelen. Dit gaat ook over de vraag of we ons eigen leven leiden of aan verwachtingen van anderen voldoen. Hierbij spelen twee begrippen een belangrijke rol:
- Delegaat: dat deel van het immateriële erfgoed waarin de ouders hun verwachtingen (vaak te goeder trouw) aan het kind opleggen.
- Legaat: dat deel van het immateriële erfgoed dat men verdienstelijk kan maken voor zichzelf en het nageslacht.
Kinderen krijgen heel wat mee in hun leven: materiële en immateriële rijkdommen krijgen we zomaar, zorg, aandacht, beschikbaarheid van ouders. We lopen ook schade op door datgene wat we meemaken. Er zijn vormen van onrecht waar je als kind mee hebt te dealen. Het vormt hun identiteit. Soms lukt het dat om te zetten in iets positiefs. Soms werkt de nood destructief door in andere relaties.
Geven we het onrecht door, reageren we het als het ware af op anderen, waarmee we nieuw onrecht creëren?
2. Het gevende kind.
We zijn relationeel aangelegd en ieder kind heeft de neiging om te geven. Door te geven krijg ik eigenwaarde, want als er niemand is die wat aan mij heeft, welke waarde heb ik dan?
Kinderen ontvangen het leven en doen hun best om terug te geven. Ze hebben oneindig veel manieren om dankbaarheid te uiten. Ouders dienen te geven maar ook open te staan om te ontvangen wat kinderen geven. Kinderen moeten ook begrensd worden en leren dat ze niet eindeloos hoeven te geven.
Volwassenen hebben de verantwoordelijkheid om de neiging tot geven enerzijds te waarderen, en anderszijds te helpen afbakenen.
Hun identiteit wordt evenwichtig gevormd als kinderen én geven én passend afbakenen. Als kind moet je daarbij geholpen worden door een volwassene.
3. Parentificatie
Als er van huis uit onbalans is in de zorg voor het kind heet dit parentificatie. Het kind geeft meer dan het ontvangt in bijvoorbeeld zorgtaken. Kinderen pakken automatisch de verantwoordelijkheid als ouders die laten liggen of niet kunnen geven door ziekte, scheiding of andere omstandigheden.
Het kind is dan een soort van ouder geworden die oog heeft voor de noden van de ouder(s) en daarin probeert te voorzien.
Bij het kind ontstaat dan weer een nieuwe behoeftigheid en nood omdat het niet krijgt wat het nodig heeft: een veilige, stabiele hechting waarin het kind kind mag zijn. Er ontstaat een roulerende rekening door de generaties heen.
Parentificatie kan zowel constructief als destructief werken. Als de zorg van het kind gezien wordt en er erkenning is, waarbij er ook afbakening is in de zorgtaken, kriijgt het kind bevestiging dat het ertoe doet. Als het kind telkens iets moet doen wat boven zijn macht ligt of veel stress oplevert, raakt het ontmoedigd en verliest het (zelf)vertrouwen.
Er zijn vier vormen van parentificatie:
- Het zorgende kind; dit kind geeft en geeft, vaak grenzeloos. Vaak ligt hier een basis voor het kiezen van een zorgend beroep;
- Het perfecte kind; het kind wordt gedreven door motivatie om te voldoen aan impliciet gestelde eisen;
- Het kind dat kind moet blijven; dit is een passieve vorm waarbij het kind de behoefte van de ouder aanvoelt om niet te kunnen loslaten en te willen blijven zorgen. Het kind voldoet aan die behoefte door kind te blijven;
- De zondebok; het kind leidt de aandacht van zijn falende ouders af door zelf te falen en zich destructief op te stellen.
4. Onrecht en de roulerende rekening
Bij iedereen is er wel enigszins sprake van parentificatie en het kan positief helpen het zorgend vermogen te ontwikkelen. Wanneer het langdurig is en niet in het belang van het kind ontstaat er een situatie van onrecht. Er zijn twee vormen van onrecht:
- Vergeldend onrecht: hier is iemand verantwoordelijk voor;
- Toedelend onrecht: bijvoorbeeld een natuurramp of ziekte.
Onrecht vraagt om genoegdoening, er moet iets rechtgezet worden en de balans moet worden hersteld. Dit is een basisprincipe in menselijke relaties. Er ontstaat destructief gerechtigde aanspraak daar waar iemand niet krijgt waar hij recht op heeft of niet kon geven wat hij wilde geven. Het onrecht wordt soms
- Verhaalt op jezelf: je bent destructief naar jezelf toe (slecht humeur, destructieve gewoonten);
- Verhaalt op (onschuldige) derden; je kinderen, je partner, je leerlingen;
- Verhaalt op de maatschappij: negatief opstellen naar de maatschappij, vandalisme.
Vaak is er sprake van een combinatie van destructief gedrag. Met dit gedrag genereer je nieuw onrecht.
Hoe help je een leerling die zich destructief gedraagt zijn gedrag om te buigen naar constructief gedrag?
5. Recht doen
Het ombuigen van gedrag is niet gemakkelijk omdat er loyaliteitskwesties spelen die het kind binden aan de ouder. Kinderen zijn loyaal aan ouders en ontwikkelen daarvoor parentificatiepatronen zelfs als die ten koste gaan van henzelf. Dit is de existentiële loyaliteit van kinderen aan ouders. Hoe zorg je ervoor dat die loyaliteit op een goede manier wordt vormgegeven?
6. Constructief recht verwerven
Hoe groot het onrecht ook is, er is altijd de keuze om in plaats van voor destructief gedrag te kiezen voor constructief gedrag. Dit zijn belangrijke principes die helpen om op een eerlijke manier destructief gedrag om te buigen naar constructief recht en gedrag:
- Rechtstreeks aanspreken; niet altijd krijg je een goede reactie terug en het kan veiliger voelen het niet te doen maar het aanspreken is verdienstelijk in zichzelf, wat de uitkomst ook is;
- Erkenning; wanneer je erkenning krijgt van degene die je aanspreekt, geef je door de ander aan te spreken, hem de gelegenheid goed te doen; soms krijg je deze erkenning niet rechtstreeks maar van iemand anders die met je meeleeft;
- Hulpbronnen; dit zijn mensen die je ondersteunen in je omgeving;
- Ontschuldiging; door inzicht in de levensgeschiedenis van degenen die jou onrecht hebben aangedaan, word je in staat gesteld milder te oordelen. Ontschuldiging mag niet in de plaats komen van het doorleven van pijn, maar kan een einde maken aan het eenzijdig iemand schuldig houden.
7. Moratorium
Moratorium kan betekenen het uitstellen van betaling, of opschorting, stilstand. In de context van dit boek gaat moratorium over het je opnieuw verbinden met degene die verantwoordelijk was voor het onrecht.
Helaas is dit niet altijd mogelijk, er zijn heel veel volwassenen in Nederland die geen contact meer hebben met hun ouders/familie.
8. Loyaliteit
Op school heb je met verschillende loyaliteiten te maken. De loyaliteit tussen school en de leerling is een verworven loyaliteit, die tussen ouders en kinderen is een existentiële loyaliteit. Het is voor de leerling belangrijk dat de existentiële en verworven loyaliteiten in balans zijn en elkaar versterken. Op die manier wordt er constructief samengewerkt in een dynamische driehoek.
Soms kan er aan schijnbaar onverklaarbaar gedrag een ondergrondse loyaliteit ten grondslag liggen.
Er kan ook sprake zijn van conflicterende loyaliteit, bijvoorbeeld als je moet kiezen tussen loyaliteit aan je vader of aan je moeder. Het kiezen hiertussen wordt pas echt een probleem, wanneer kiezen vóór de één betekent: kiezen tegen de ander. Dit kan mensen verlammen bij het maken van keuzes, want kiezen is dan altijd verliezen.
9. Meerzijdige partijdigheid
Op basis van ‘Ik ben oké en jij bent oké’ kan er sprake zijn van een goede dialoog.
Om dialoog te voeren, moet je in staat zijn je behoeften, je waarden, je belangen, je voorwaarden, je grenzen te zien, en daar recht aan te doen, vanuit een billijk gevoel van eigenwaarde.
Het is een uitdaging om meerzijdig partijdig te zijn in een dialoog en de belangen van iedereen te onderkennen, ook die van jezelf. Het is iets anders dan neutraal zijn, je bent juist partijdig met iedereen. Iedereen moet een eerlijke kans krijgen. Je hebt hiervoor empathie nodig zodat je ontvankelijk bent voor de ander. Als de communicatie verstoord wordt, kunnen we de ander de schuld gaan geven en een persoon naar beneden gaan halen. Maar de basishouding is dat je vertrouwen geeft aan iedereen.
10. Dialoog
Contextueel gezien komt in de dialoog alles samen wat er is op de balans in en tussen mensen.
Een goede dialoog komt neer op een werkelijke ontmoeting tussen mensen terwijl er wederszijds vertrouwen en verwachting is in en voor elkaar. Daarnaast is er ook ethische verbeelding nodig zodat je je kunt inleven in de ander. Verder is het belangrijk degene die het in jouw ogen misschien totaal verbruid heeft als verantwoordelijk en oké te blijven zien.
Voor het voeren van een goede dialoog is verder nodig:
- dicht bij jezelf zijn en contact hebben met je eigen innerlijk;
- je welkom weten bij elkaar;
- respect laten zien, geen oordeel;
- ruimte geven en ruimte innemen;
- rechtstreeks aanspreken (dus zonder verwijt de mogelijkheid opperen van een gesprek);
Recensie:
Leerlingen met negatief en destructief gedrag begrijpen is niet gemakkelijk. In dit boek laat Anneke Blaauwendraad vanuit de contextuele benadering zien hoe leerlingen niet op zichzelf staan maar gezien moeten worden in hun balans van geven en ontvangen. Zij geeft een heldere beschrijving van veel begrippen uit deze contextuele benadering. Daarbij beschrijft zij onophoudelijk voorbeelden, situaties, levensverhalen -meestal gelinkt aan de schoolpraktijk- die verduidelijkend werken. Zodoende is het boek een hele mooie mix van theorie en praktijk. Overigens ligt in bovenstaande samenvatting de nadruk op de theorie omdat ik de praktijkvoorbeelden niet noem.
Dit boek leest heel prettig en is een prachtig hulpmiddel om inzicht te krijgen in jezelf en daardoor ook in je leerlingen. Het laat zien dat ieder mens het waard is om gekend, begrepen en gehoord te worden. Een must-read voor elke leerlingbegeleider maar eigenlijk voor iedereen die met (jonge) mensen werkt - en daarbij ook aan zichzelf wil werken.
Bestellen
Het boek Ik ben niet jij, jij bent niet ik is te bestellen via: