Leraarvaardigheden voor kindgericht onderwijs
Machiel Karels
Directeur Wij-leren.nl | onderwijsadviseur bij Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 12-12-2024,
van https://wij-leren.nl/leraarvaardigheden-voor-kindgericht-onderwijs.php
Kindgericht onderwijs vraagt uitstekende leraren
Steeds meer scholen zijn bezig om hun onderwijs meer kindgericht te maken. De scholen die daarbij beginnen met het veranderen van het organisatiemodel, lopen daarbij al snel tegen de grenzen van de leraarvaardigheden aan. Want juist in het versterken van de leraarvaardigheden zit de crux bij het meer kindgericht maken van het onderwijs. In dit artikel worden de essentiële leraarvaardigheden voor kindgericht onderwijs besproken.
Subtiel proces
De interactie tussen leerlingen en leraren is een uiterst subtiel proces tussen unieke individuen. Gert Biesta noemt het een 'zwak proces' wat een 'prachtig risico' met zich meebrengt. [i] Deze pedagogisch- didactische interactie is dus niet zomaar in modellen, standaarden of afvinklijstjes te vangen.
Daarnaast kan je natuurlijk wel onderzoeken hoe je die interactie tussen leerlingen en leraren kunt beïnvloeden. En wat dat voor vaardigheden van leraren vraagt.
Vier essentiële vaardigheden
Welke vaardigheden van leraren zijn belangrijk als je de leerling centraal wilt stellen in je onderwijs? Het gaat daarbij om vier vaardigheden:
- Waarnemen, herkennen, begrijpen
- Activeren – pedagogische interactie
- Ontwerpen – didactische interactie
- Organiseren van zelfsturing en samenwerking
Deze leraarvaardigheden worden hieronder concreet uitgewerkt. Natuurlijk zijn het in algemene zin vaardigheden om goed onderwijs te kunnen geven. Maar bij kindgericht onderwijs worden bepaalde vaardigheden belangrijker omdat je een pedagogische gerichtheid hebt. Daardoor ontstaat er een duidelijker focus.
Relatie, competentie, autonomie: pedagogiek als leidend principe
De focus van het handelen is gericht op de basisbehoeften van leerlingen: relatie, competentie en autonomie. Hierbij is het startpunt de relatie tussen leraar en leerling. Zoals Luc Stevens het zegt: eerst het kind, dan de leerling. Daarmee geeft hij aan dat de basisbehoefte ‘relatie’ van fundamenteel belang is om vanuit te werken. Pedagogiek eerst!
Het didactisch handelen is gericht op het versterken van de competentiebeleving van de leerlingen. De didactiek staat daarmee ten dienste van de pedagogische basisbehoeften. Didactiek is geen doel op zichzelf, zoals in leerstofgericht onderwijs. Didactiek is het voertuig van de pedagogiek.
Het inspelen op de behoefte aan autonomie is een pedagogisch doel wat ook duidelijk organisatorische vaardigheden vraagt. Als leerlingen zelf keuzes moeten kunnen maken, stelt dat wel eisen aan de leeromgeving en dat moet je wel kunnen organiseren.
Samengevat komt het er op neer dat alle vaardigheden van de leraar ten dienste staan aan de pedagogische doelen van het onderwijs. De school is een pedagogische instelling!
Organisatiemodel versus leraarvaardigheden
Als je het onderwijs meer kindgericht wilt maken, zul je als team dus eerst moeten groeien in leraarvaardigheden. Aansluitend kun je dan het organisatiemodel veranderen door bijvoorbeeld met units te gaan werken. Als je die volgorde omkeert, is de kans groot dat er stress ontstaat. Een ander organisatiemodel vraagt immers ook andere leraarvaardigheden.
“Het komt er op neer dat alle vaardigheden van de leraar ten dienste staan aan de pedagogische doelen van het onderwijs.”
Waarnemen, herkennen, begrijpen
De kern van de vaardigheid ‘waarnemen, herkennen, begrijpen’ zit in een grondige kennis van hoe kinderen leren en zich ontwikkelen. Hoe beter je dat weet, hoe beter je het leerproces tijdens je lessen kunt waarnemen én daar vervolgens op in kunt spelen.
- Je kent de leerlingen, hun interesses en talenten, hun achtergrond en hun welbevinden.
- Je hebt zicht op de groepsprocessen en weet hoe je die moet beïnvloeden.
- Je herkent de vijf niveaus van betrokkenheid en je weet met welke interventies je de betrokkenheid van leerlingen kunt vergroten.
- Je weet hoe kinderen leren en je kunt de variatie daarin herkennen bij de leerlingen.
- Je herkent waar kinderen zijn op de diverse ontwikkelingsgebieden en je weet wat zij nodig hebben om te groeien daarin.
In het traditionele onderwijs gaat het er vaak om dat de leerlingen hun lessen maken. De vraag blijft dan of ze er ook wat van geleerd hebben. De kindgerichte beweging is: van ‘lessen maken’ naar ‘leren en ontwikkelen’.
Om te kunnen zien of er ook werkelijk geleerd wordt, moet je dat als leraar dus tijdens het onderwijsproces kunnen waarnemen. En daar is het kijken naar betrokkenheid cruciaal in. Waar betrokkenheid is, daar wordt geleerd. De Leuvense betrokkenheidsschaal onderscheidt vijf niveaus van betrokkenheid. De mate waarin je als leraar in staat bent om de betrokkenheid van leerlingen te beïnvloeden, bepaalt de impact die je hebt op het leren van kinderen.
Activeren – pedagogische interactie
De kern van de pedagogische interactie zit er in dat de leraar voortdurend gericht is op het bevorderen van de zelfsturing en zelfbeoordeling van de leerlingen. Je wilt immers zelfstandig leergedrag van de leerlingen bevorderen. De interactie zal dan ook veelal activerend zijn en minder sturend. Sturing leidt namelijk tot volgzaamheid en activeren leidt tot zelfsturing en eigenaarschap.
- Je realiseert samen met de leerlingen een positief groepsklimaat.
- Je kunt spel- en leersituaties verrijken door mediërende interventies.
- Je kunt soepel schakelen tussen sturen, ontvangen en activeren.
- Je laat kinderen reflecteren op hun leerproces en hun inspanning.
- Je evalueert systematisch met kinderen hun groei in zelfstandig leergedrag.
- Je maakt kinderen bewust van de volgende stappen in hun ontwikkeling.
- Je bevordert dat kinderen op hun eigen niveau uitdagende doelen stellen.
- Je leert kinderen om hun eigen werk kritisch te beoordelen.
- Je maakt kinderen bewust van de relatie tussen hun eigen inspanningen en het resultaat daarvan.
- Je bevordert dat kinderen inzicht ontwikkelen in hun sterke en zwakke kanten.
- Je leert kinderen om belemmerende gedachten om te buigen naar helpende gedachten.
Het is niet zo dat je alleen nog maar activerend bezig bent als kindgerichte leraar. Je bent feitelijk doorlopend bezig met de balans tussen sturen en activeren. De vraag is: wat heeft deze leerling op dit moment nodig om zelfstandig leergedrag vorm te kunnen geven?
“We moeten kinderen leren om hun vrijheid te dragen.”
(Gert Biesta)
Ontwerpen – didactische interactie
De kern van de didactische interactie is dat je als leraar heel goed weet wat de essentie is van de leerstof waarmee je bezig bent. Hoe duidelijker je die kern van de leerstof op je netvlies hebt en de onderlinge samenhang kent, hoe beter je de leerlingen hierin kunt begeleiden.
- Je hebt kennis van de samenhang in de leerstof en van de opbouw van doelen.
- Je kent de fasen van het leerproces en weet welke activiteiten in welke fase passend zijn.
- Je gebruikt de methodes in plaats van deze slaafs te volgen.
- Je gebruikt bronnen om keuzes te onderbouwen.
- Je toets formatief, dus gericht op het achterhalen van de volgende groeistap.
- Je ontleent de betekenis van de verschillende vakken aan een overkoepelend thema.
In het traditionele onderwijs zijn methodes vaak volgestopt met extra werk om de groep maar als groep bij elkaar te kunnen houden. Een techniek als het directe instructiemodel kan dan helpen om het leerstofjaarklassensysteem wat te optimaliseren. Dat is een loffelijk streven, maar het blijft daarmee in de kern wel een leerstofgerichte benadering in een kindonvriendelijk systeem.
Je kunt het directe instructiemodel overigens ook wel gebruiken als eerste aanzet om het zelfstandige leergedrag van leerlingen te bevorderen. Lees meer over de samenhang tussen directe instructie en kindgericht onderwijs in het artikel "Is gepersonaliseerd onderwijs een tegenhanger van directe instructie?"
Helder zicht op de kern en samenhang van de leerstof zorgt er voor dat je gemakkelijker keuzes kunt maken in de leerstof en bepaalde zaken kunt clusteren of weglaten. Dit geeft ruimte aan zowel leerlingen als leraren.
Soepel omgaan met lesstof
Zoals gezegd, staat de didactiek ten dienste aan de pedagogiek. Je moet immers wel lesstof als 'werkmateriaal' hebben om de kinderen hun tanden in te laten zetten en zo ook hun metacognitieve vaardigheden te laten ontwikkelen. Ze leren alleen doorzettingsvermogen als ze de kans krijgen om die vaardigheid te oefenen door te worstelen met de lesstof.
Een leraar die zowel inhoudelijke als pedagogische doelen wil dienen, zal dus echt met zijn lesstof moeten kunnen 'spelen'. Dat vraagt dat je de essentie van de leerstof en de onderlinge samenhang goed helder hebt. Niet om als vakidioot de leerling voorbij te zien, maar om echt pedagoog te kunnen zijn.
Organiseren van zelfsturing en samenwerking
- Je kunt een rijke leeromgeving ontwerpen en organiseren.
- Je lokt uit, maakt nieuwsgierig, stelt vragen, luistert, ziet en coacht
- Je laat leerlingen vanuit inzicht in hun ontwikkeling keuzes maken.
- Je faciliteert leerlingen individueel en in groepsverband, zodat zij blijven leren en zich durven ontwikkelen.
- Je oefent invloed uit op het systeem van de school om het leren van kinderen te optimaliseren.
De kern van deze vaardigheid is dat je een leeromgeving weet te creëren waarin kinderen ook werkelijk zelfsturend en zelfbeoordelend bezig kunnen zijn. Je kunt daar dan vervolgens als leraar coachend en begeleidend bij betrokken zijn.
In het traditionele onderwijssysteem ligt de sturing vaak bij de leraar en dan is een wat meer klassikaal organisatiemodel niet zo’n probleem. Wanneer de sturing steeds meer bij de leerlingen komt te liggen, vraagt dat meer flexibiliteit van de organisatievormen. Dat moet je wel weten te organiseren als leraar.
“Wat is er nu mooier dan je onderwijs meer in lijn brengen met je passie? Geef je pedagogische hart weer de ruimte!”
Verschillen tussen leraren
Het is belangrijk om te bedenken dat leraren mogen verschillen, net als leerlingen. Dit artikel over essentiële leraarvaardigheden wil dan ook geen modelleraar voorschrijven. Het is juist mooi als er in een team verschillen zijn en deze ook benut worden voor de school als geheel of voor specifieke leerlingen of vakgebieden.
Deze vaardigheden in traditioneel onderwijs
Welke rol kunnen deze leraarvaardigheden spelen in traditioneel onderwijs? Natuurlijk zijn dit ook prima leraarvaardigheden om traditioneel onderwijs te geven. Maar er zal iets gaan veranderen. Als je deze kennis en vaardigheden namelijk hebt en zo werkt, ga je zien dat er binnen het traditionele systeem te weinig betrokkenheid en dus te weinig leren is. Je gaat ook zien dat de grenzen van de leerjaren voor veel kinderen erg beknellend zijn en dat veel andere kinderen juist moeite hebben om aan dit leertempo te voldoen. En dan ga je vanzelf op zoek naar meer ruimte in je organisatievormen, zodat je het onderwijs meer kindgericht kunt maken. En wat is er nu mooier dan je onderwijs meer in lijn brengen met je passie? Geef je pedagogische hart weer de ruimte!
Verder kijken
Dit is deel 4 in een artikelenserie over kindgericht onderwijs. De overige delen zijn:
Het leerstofjaarklassensysteem is failliet!
Van jaarklassensysteem naar kindgericht onderwijs
Kindgericht onderwijs in een lerende school
Wil je in contact komen met scholen die zich met kindgericht onderwijs bezig houden? Word dan lid van de groep 'Kindgericht onderwijs' op Linkedin.
Bronnen
- Biesta, G. (2014) Het prachtige risico van onderwijs, Uitgeverij Phronese Culemborg.
- Twisk, Th. F., Daniëls, J.J.M.C., Bolweg, J.F., 1999, Competenties van leraren, Berenschoot.
- Slooter, M. (2018). De zes rollen van de leraar, Uitgeverij Pica.
- Janson, D. (2017) Rekenonderwijs kan anders! Uitgeverij Leuker.nu
- Stichting Beroepskwaliteit Leraren. SBL competenties leerkracht primair onderwijs, via https://wij-leren.nl/SBL-competenties-leerkracht-primair-onderwijs.php