Kindgericht onderwijs vraagt inzicht in het leerpotentieel van kinderen

Machiel Karels

Directeur Wij-leren.nl | onderwijsadviseur bij Wij-leren.nl

  

  Geplaatst op 20 november 2018

Is het einde van de Cito toetsen in zicht?

Er is een massieve beweging op gang richting gepersonaliseerd en meer kindgericht onderwijs. In lijn daarmee geeft de onderwijsinspectie in het nieuwe toetsingskader veel meer ruimte aan scholen om vanuit hun eigen visie te werken. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de kwaliteitszorg op scholen. Ook de manier waarop scholen zicht houden op ontwikkeling van kinderen zal hierdoor grondig veranderen.

Het is daarbij belangrijk dat oude gewoonten worden losgelaten, zodat er ruimte komt voor nieuwe werkwijzen. Als dat niet gebeurt, ontstaat er een werkdruk-spagaat.

De kwaliteitszorg zal bewegen van curatief en uitgaand van normen naar preventief en uitgaand van de kwaliteiten van leerlingen.

Zicht op ontwikkeling zal bewegen van enkele keren per jaar een genormeerde toets naar hoogfrequent toetsen middels adaptieve oefensystemen.

In de begeleiding van scholen die gepersonaliseerd onderwijs vorm willen geven, merk ik dat deze bewegingen allerlei nieuwe vragen oproepen. Hoe voorkom je dat er werkdruk ontstaat doordat je zowel oude als nieuwe werkwijzen tegelijkertijd hanteert? En hoe versterk je de bekwaamheid van leraren om helder zicht te houden op de ontwikkeling van de leerlingen als zij zich op verschillende niveaus bevinden?

In dit artikel bespreek ik de volgende thema's:

  1. Hoe ziet de beweging naar kindgerichte kwaliteitszorg er uit?
  2. Wat zegt de onderwijsinspectie over zicht op ontwikkeling?
  3. Hoe krijg je inzicht in het leerpotentieel van leerlingen?
  4. Op welke manier kan je redelijk eenvoudig zien of je kinderen recht doet?
  5. Hoe gaan adaptieve leersystemen de huidige toetsbatterij vervangen?

1. Hoe ziet de beweging naar kindgerichte kwaliteitszorg er uit?

Wanneer je het leren van kinderen meer centraal stelt dan de leerstof, gaat er van alles veranderen in de school. Dat geldt dus ook voor de kwaliteitszorg. Het onderstaande schema maakt inzichtelijk wat de kenmerken zijn van de leerstofgerichte versus de kindgerichte kwaliteitszorg.

Veel scholen bevinden zich in de middenkolom, waardoor er een werkdruk-spagaat wordt ervaren.

Dit schema is een uitbreiding en bewerking van een vergelijkbaar schema wat Luc Greven presenteerde tijdens een IB-congres in het voorjaar van 2018.

Als de leerstof het uitgangspunt is en het gemiddelde kind de norm, wordt er gedacht in slagen of falen en afwijking van het gemiddelde. Dat is een heel andere focus en leidt tot andere werkwijzen dan wanneer de kwaliteiten van individuele kinderen centraal staan.

In het artikel 'Kindgericht onderwijs in een lerende school' presenteer ik vijf fasen waarin scholen zich kunnen bevinden op weg naar gepersonaliseerd en kindgericht onderwijs. De rol van de IB-er moet aansluiten op de fase waarin de school zich bevindt. Dat is in onderstaand schema in beeld gebracht.

“Kindgericht onderwijs wordt gedreven door de pedagogische idealen van leraren en is daarmee een toekomstbestendige ontwikkeling.”

De basisgedachte hierbij is dat de ontwikkeling naar kindgericht onderwijs gevoed wordt door een onderliggende visie op ontwikkeling en leren van leraren en leerlingen.

Natuurlijk is de werkelijkheid niet zo eenvoudig met een schaartje in vijf stukken te knippen. Dit schema geeft wel aan dat de rol van de IB-er moet passen bij de visie van de school op ontwikkeling en leren. Anders ontstaan er fricties en discussies en dat kost onnodig veel energie.

2. Wat zegt de onderwijsinspectie over zicht op ontwikkeling?

Het onderzoekskader van 2017 geeft de volgende aspecten aan:

  • De school verzamelt vanaf binnenkomst met behulp van een leerling- en onderwijsvolgsysteem systematisch informatie over de kennis en vaardigheden van haar leerlingen.
  • Voor de kennisgebieden taal en rekenen/wiskunde gebeurt dit vanaf groep 3 met betrouwbare en valide toetsen die tevens een indicatie geven van de bereikte referentieniveaus.
  • Leraren vergelijken deze informatie met de verwachte ontwikkeling. Deze vergelijking maakt het mogelijk om het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van zowel groepen als individuele leerlingen.
  • Wanneer leerlingen niet genoeg lijken te profiteren, analyseert de school waar de ontwikkeling stagneert en wat mogelijke verklaringen hiervoor zijn.
  • Vervolgens bepaalt zij wat er moet gebeuren om eventuele achterstanden bij leerlingen te verhelpen.

Op zich zijn dit geen schokkende dingen en vrijwel alle scholen hebben hiervoor de middelen in huis en werken hier min of meer planmatig aan. Recent verscheen er een brochure van de onderwijsinspectie waarin wordt aangegeven wat er zoal niet verplicht is op dit vlak. Dat levert het volgende lijstje op.

  • Methodetoetsen afnemen, analyseren, vastleggen?
  • Foutenanalyse?
  • Groepsplannen?
  • Richtlijnen oudergesprekken?
  • Gesprek IB verslag?
  • Voorschriften overdracht?
  • Kleutertoetsen?

Op al deze vragen is het antwoord: Nee!



Daar valt qua werkdruk en administratieve belasting dus nog wel wat winst te behalen. Veel scholen steken namelijk nogal wat tijd in bijvoorbeeld groepsplannen en administratieve handelingen, terwijl het rendement daarvan erg laag is. Maar dat is een ander thema waarover de afgelopen jaren vrij uitvoerig is geschreven.

De volgende zin in het toezichtkader is erg boeiend: "Leraren vergelijken deze informatie met de verwachte ontwikkeling." Hier komt het leerpotentieel van leerlingen in beeld. Want wat verwacht je van de leerlingen? En waarop baseer je deze verwachtingen? Hoe concreet is dat en stel je deze verwachtingen ook bij?

Feitelijk stelt de onderwijsinspectie drie basisvragen tijdens een inspectiebezoek:
a) Krijgen de leerlingen goed les? – Proces
b) Leren de leerlingen genoeg? – Potentieel
c) Zijn de leerlingen veilig? - Klimaat



De onderwijsinspectie kijkt dus naar de kwaliteit van het onderwijsleerproces en of de leerlingen veilig zijn. En daarnaast wordt nadrukkelijk gekeken of er recht wordt gedaan aan het leerpotentieel van de leerlingen. En hoe maak je nu duidelijk dat je de leerlingen in dat opzicht recht doet?

3. Hoe krijg je inzicht in het leerpotentieel van leerlingen?

Wat is eigenlijk het leerpotentieel of de te verwachte ontwikkeling? Waar baseer je je dan op? En hoe meetbaar kun je dat maken? Hoe vaak stel je dat bij en op basis van welke criteria? Wie zijn er bij deze beslissingen betrokken? En communiceer je daarover met de ouders?

Het blijkt dat er in onderwijskundig Nederland nog niet zoveel ervaring is met het doordacht en gestructureerd inzicht krijgen in het leerpotentieel van kinderen. En dat is begrijpelijk. Het oorspronkelijke toetsingskader van de onderwijsinspectie ging namelijk vooral uit van groepsnormeringen. Een dergelijke norm leidt tot een vergelijkbare focus bij scholen in individuele leraren.

De volgende elementen kunnen inzicht geven in het leerpotentieel van kinderen.

1. Observaties en informatie van de leraar

De basis voor inzicht in het leerpotentieel is doorgaans de observatie en inschatting van de leraar. Wat voor inschatting maak je van het leervermogen van de betreffende leerling? Enerzijds is dit het vakmanschap van de leraar, maar anderzijds kennen we ook de discussie over te lage verwachtingen op basis van vooroordelen of gezinskenmerken. En wat betekent parttime werken voor het goed kennen van de leerlingen en het juist kunnen inschatten van het leerpotentieel?

Hoe zorg je er nu voor dat je de inschatting van de leraar niet al te persoonsgebonden maakt? Hoe objectiveer je een dergelijke inschatting?

2. Historische toetsen

De historische toetsen laten in ieder geval al een meer objectief beeld zien van de mogelijkheden van de leerling. Je blijft echter nog steeds in het duister tasten op de vraag of de leerling met de betreffende toetsen laat zien wat hij of zij in huis heeft of dat er mogelijk sprake is van onderpresteren. Of dat de betreffende toetsen zijn gemaakt met veel 'hangen en wurgen' en de leerling eigenlijk op z'n tenen loopt.

Als je historische toetsen gebruikt om vast te stellen wat het te verwachten leerrendement is, moet je wel over meerdere toetsmomenten beschikken om een zorgvuldige inschatting te kunnen maken.

Lopen de resultaten van die toetsmomenten erg uiteen, dan kan je het hoogste resultaat als uitgangspunt nemen. Daartoe is de leerling immers in staat? Het is daarnaast wel zaak om na te gaan waardoor de leerling de andere toetsmomenten lager scoorde.

3. Tests

Een intelligentietest is een nogal zwaar middel om inzicht te krijgen in het leerpotentieel van leerlingen. Dat lijkt me alleen voor uitzonderingsgevallen een geschikt middel.

Er zijn echter ook laagdrempelige tests die inzicht geven in het leervermogen van leerlingen. Op dit moment zijn de volgende tests beschikbaar om op een laagdrempelige manier inzicht te krijgen in het leerpotentieel van kinderen:

NSCCT – Niet Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test. Deze test kan afgenomen worden in groep 4, 6 en 8 en geeft een snelle weergave van algemene cognitieve capaciteiten.

Begintest - Deze test voor jonge kinderen kijkt vooral naar de aanwezigheid van leervoorwaarden.

Tussentest - Deze test geef inzicht in hoe leerlingen presteren in relatie tot hun aanleg.

Drempeltest - De Drempeltest meet redeneervermogen en taalvaardigheid en geeft een genuanceerd advies voor het voortgezet onderwijs.

ADIT intelligentietest – Deze adaptieve digitale intelligentietest is bedoeld voor leerlingen in groep 8. De verbale en non-verbale intelligentie wordt gemeten met als doel de onderbouwing voor de juiste VO schoolkeuze. Voor het inzicht krijgen in het leerpotentieel van de leerlingen tijdens de schoolloopbaan is deze test dus minder geschikt.

LPAD – Dit is een dynamische testprocedure ten behoeve van het vaststellen van het leerpotentieel van de leerling en het identificeren van de factoren die het denkproces beïnvloeden.
Je zou als school kunnen bespreken in welke mate en op welke momenten er gebruik gemaakt wordt van dergelijke tests. Op specifieke momenten voor alle kinderen of alleen in uitzonderingsgevallen als er op basis van de andere elementen twijfel heerst over het leerpotentieel?

4. Een beknopt ontwikkelingsperspectief

Alle scholen hebben ervaring met het opstellen van een ontwikkelingsperspectief. (OPP) Daarin gaat het nadrukkelijk ook over de verwachtingen van de leerprestaties van de betreffende leerling. Een dergelijke, heel erg uitgeklede routine kan gebruikt worden om het leerpotentieel van alle kinderen te bespreken en vast te stellen.

Nu leg je voor dergelijke leerlingen per vakgebied vast wat het te verwachten leerrendement is. Wat zou er gebeuren als je dit voor alle kinderen zou doen? Deze routine zal naar mijn inschatting steeds belangrijker worden, juist ook in het kader van passend onderwijs. Maar zéker ook in het licht van het nieuwe inspectiekader waarin het leerpotentieel van leerlingen een cruciale rol speelt.

Natuurlijk komt dan het element van werkdruk om de hoek kijken. Je moet daarom zeker ook zaken laten vervallen om ruimte te creëren voor dit werk. Anders ga je werkwijzen uit de curatieve benadering combineren met werkwijzen uit de preventieve benadering. En dan ga je dus werk stapelen in plaats van vervangen.

"Als je werkwijzen uit de kindgerichte benadering in gebruik neemt, moet je tegelijkertijd werkwijze uit de leerstofgerichte benadering laten vervallen."

Denk als schoolteam goed na over de administratieve belasting en wat er feitelijk bij het ‘oude denken’ hoort en wat bij de kindgerichte benadering. Hoe beter zicht je hebt op de ontwikkeling van leerlingen en hiervoor routines en systemen beschikbaar hebt, hoe gemakkelijker je de administratieve fossielen uit het verleden kunt loslaten.

5. Adaptieve leersystemen

Steeds meer adaptieve leersystemen geven bij de resultaten van de leerlingen aan wat referentiegroepen voor resultaat hebben behaald. En deze benchmark is vaak gebaseerd op veel meer data dan de oorspronkelijke CITO toetsen.

Deze informatie kan dus ook goed gebruikt worden om inzicht te krijgen in de mate waarin de leerling scoort op het niveau wat van hem of haar verwacht mag worden.

Op welke manier kan je redelijk eenvoudig zien of je kinderen recht doet?

De meeste basisscholen in Nederland werken met ParnasSys als leerlingvolgsysteem. Daarin kun je heel eenvoudig per vakgebied het te verwachten leerrendement van elke leerling vastleggen. In de vorige paragraaf beschreef ik hoe je inzicht kan krijgen in het te verwachten leerrendement van de leerlingen. Als je het te verwachten leerrendement per leerling vastlegt, wordt op de groepskaart de kleurnormering gerelateerd aan deze ingestelde prognose. Het blijft overigens altijd mogelijk om óók de kleurnormering van een toetsnormering te tonen.

Het grote voordeel van deze werkwijze is dat de getoonde kleur dus aangeeft of je de betreffende leerling recht doet aan zijn of haar leerpotentieel. De resultaten van een meerbegaafde leerling krijgt dus een rode kleur als er ondergepresteerd wordt. En leerlingen die laag scoren maar toch op hun niveau functioneren, krijgen een groene of blauwe kleur. En dat is ook precies de bedoeling, want dan doe je kinderen recht. In het oude systeem zouden onderpresterende leerlingen niet opvallen doordat de resultaten bijvoorbeeld groen gekleurd worden omdat het boven de norm is.

In onderstaande afbeelding is bij de leerlingen een passende prognose ingevuld. De kleuren hebben nu dus de signaalwaarde die gerelateerd is aan het leerpotentieel van het kind.

Technisch gezien is dit in enkele minuten per leerling in te stellen. Het proces om tot een juiste inschatting te komen, kost natuurlijk veel meer tijd.

Hoe gaan adaptieve leersystemen de huidige toetsbatterij vervangen?

De huidige veelgebruikte toetsbatterij van met name CITO toetsen wordt steeds minder belangrijk om diverse redenen.

  • Allereerst worden ze minder belangrijk omdat scholen steeds meer het kind en zijn kwaliteiten centraal stellen en dan is de vergelijking met 'de gemiddelde leerling' niet erg helpend.
  • Daarnaast geeft de Onderwijsinspectie aan dat deze toetsen minder belangrijk zijn door de normeringen voor deze toetsen te laten vervallen.
  • Vervolgens zorgen steeds meer scholen voor een gepersonaliseerde kennisbasis in plaats van voor een gestandaardiseerde kennisbasis. Deze gepersonaliseerde kennisbasis valt dus ook niet rechtvaardig te toetsen met een gestandaardiseerde toets.
  • Tenslotte doen Cito toetsen geen recht aan de brede ontwikkeling van kinderen. Het kind is meer dan zijn cognitie. Er circuleren al jaren lijstjes van vaardigheden die Cito niet toetst.

Adaptieve leersystemen toetsen als het ware de vaardigheid van de leerlingen terwijl de leerlingen aan het oefenen zijn. Dat zorgt er voor dat er geen extra toetsmoment nodig is. Daarnaast kunnen adaptieve leersystemen het kind gemakkelijk vergelijken met zijn eigen ontwikkeling doordat alle informatie daarvoor in het systeem beschikbaar is. Omdat de systemen landelijk gebruikt worden, kan er geanonimiseerde data als benchmark en dus feitelijk als normering gebruikt worden om aan te geven hoe een vergelijkbare doelgroep scoort bij de betreffende leerstof.

Adaptieve leersystemen combineren dus het oefenen en het toetsen in één systeem. Middels het dashboard krijgt de leraar actuele informatie om de instructie op af te stemmen. Daarnaast is er doorlopend informatie beschikbaar over hoe de leerling scoort vergeleken met andere leerlingen.

Veelgebruikte adaptieve leersystemen zijn: Gynzy Kids, Snappet, Rekentuin/Taalzee, Muiswerk.

"Adaptieve leersystemen combineren het oefenen en het toetsen in één systeem."

Door het gebruik van adaptieve leersystemen zal het huidige gebruik van genormeerde toetsen zoals de Cito toetsbatterij steeds meer waarde verliezen en langzaam uitdoven.

Formatieve toetsing

Als het gaat over het gebruik van toetsen, zal het formatieve gebruik van toetsen nog wel steeds een belangrijke rol kunnen spelen. Dus niet zozeer toetsen om te normeren en te vergelijken met anderen, maar om inzicht te krijgen in het leerproces van de leerling en na te gaan wat de volgende leerstappen van de leerling zijn.

Hier zijn interessante voorbeelden van beschikbaar. Luc Koning heeft bijvoorbeeld voor de DMT een woordbeeldtoets gemaakt om ook daar de zône van de naastgelegen woorden te kunnen onderzoeken. Hierdoor verandert zo’n toets van een afrekeninstrument naar een middel waarmee je in kaart brengt welke interventies er voor de betreffende leerling nodig zijn.

Toekomst

Als je visie vertaalt als ‘gezamenlijk verlangen’, zie je dat dit verlangen in het onderwijs erg in beweging is. Leraren laten hun pedagogisch hart weer spreken en zij willen de leerling met zijn of haar kwaliteiten als uitgangspunt nemen van het onderwijs.

Dit stelt eisen aan de kwaliteitszorg en die is daarmee dus ook in beweging. Inzicht in het leerpotentieel van kinderen en hier recht aan doen, zal daarom een rode draad zijn in de schoolontwikkeling van de komende jaren.

Dit zal hoe dan ook energie kosten. Dit wordt echter gevoed door de passie en de pedagogische idealen van de leraren. Het is daarmee een autonome keuze, in plaats van een van bovenaf opgelegde ontwikkeling. Daarom zal die energie er ook zijn en is dit een toekomstbestendige ontwikkeling.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Gratis webinar
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Bekende experts delen hun kennis
Wij-leren.online Academie 
Webinar
Burgerschap door sociale cohesie in de klas
Burgerschap door sociale cohesie in de klas
Webinar met Gert-Jan Veerman
Wij-leren.nl Academie 
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!Reflectie op afstandsonderwijs
Reflectie op afstandsonderwijs: 12 vragen voor het schoolteam.
Machiel Karels
Kindgericht onderwijs
Van jaarklassensysteem naar kindgericht onderwijs.
Machiel Karels
Misverstanden gepersonaliseerd onderwijs
10 misverstanden over gepersonaliseerd onderwijs.
Machiel Karels
Dimensies van onderwijs
Dimensies van onderwijs
Machiel Karels
Toekomstbestendig onderwijs
Deze 12 onderwijsveranderingen zijn kindgericht en toekomstbestendig
Machiel Karels
Leraarvaardigheden kindgericht onderwijs
Leraarvaardigheden voor kindgericht onderwijs
Machiel Karels
Onderweg naar kindgericht onderwijs
Successen realiseren - onderweg naar kindgericht onderwijs
Dolf Janson
Kindgericht onderwijs
Kindgericht onderwijs in een lerende school
Machiel Karels
Leerstofjaarklassensysteem is failliet!
Het leerstofjaarklassensysteem is failliet!
Machiel Karels
Rol IB-er bij kindgericht onderwijs
Rol van de IB-er op weg naar kindgericht onderwijs
Machiel Karels
Doe-het-zelf studiedag reflectie op afstandsonderwijs
Doe-het-zelf studiedag reflectie op afstandsonderwijs
Machiel Karels
Gelijke onderwijskansen realiseren
Gelijke onderwijskansen realiseren
Ton Mooij
Adaptief toetsen: een droombeeld?
Soms nuttig, soms niet: Adaptief toetsen genuanceerd
Karen Heij
In gesprek met ChatGPT over kindgericht onderwijs
In gesprek met ChatGPT over kindgericht onderwijs
Machiel Karels
Leerpotentieel verdieping
Het begrip leerpotentieel: theoretische en praktische perspectieven
Machiel Karels
Benut het leerpotentieel van alle leerlingen
Benut het leerpotentieel van alle leerlingen
Machiel Karels

Wij-leren.nl Academie

Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Omix Webtalks met Adjiedj Bakas - De onderwijsinrichting van morgen
Omix Webtalks met Adjiedj Bakas - De onderwijsinrichting van morgen
redactie
Omix Webtalks met Ben Tiggelaar - Leiderschap en verandering in het onderwijs.
Omix Webtalks met Ben Tiggelaar - Leiderschap en verandering in het onderwijs.
redactie
Animatie: Zittenblijven en versnellen
Animatie: Zittenblijven en versnellen
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



21st century skills
kindgericht onderwijs
leerpotentieel
leerstofjaarklassensysteem
ontwikkelingsgericht onderwijs

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest