Differentiatie
Arja Kerpel
Redactielid wij-leren.nl l Projectleider bij Wij-spelen.nl
Geraadpleegd op 13-12-2024,
van https://wij-leren.nl/differentiatie-uitleg.php
Leerlingen hebben verschillende niveaus en onderwijsbehoeften. Het onderwijs moet aangepast zijn aan de verschillen tussen leerlingen. Het klinkt raar, maar is toch waar: in het onderwijs hebben kinderen het recht om ongelijk behandeld te worden. Differentiatie is de wijze waarop een leerkracht met de verschillen tussen leerlingen omgaat en daarop zijn of haar onderwijs afstemt. Het doel is om tegemoet te komen aan de verschillende leerbehoeften van alle leerlingen om daarmee de leermogelijkheden van alle leerlingen in de klas te vergroten en de leerlingen een bepaald niveau te laten behalen.
Binnen differentiatie wordt onderscheid gemaakt tussen interne en externe differentiatie. Externe differentiatie is differentiatie in het groot. Dit verwijst naar het onderbrengen van leerlingen in verschillende scholen en groepen, bijvoorbeeld vmbo-scholen of gymnasia en het indelen van klassen op niveau. Interne differentiatie gaat over differentiatie binnen de klas. De twee belangrijkste manieren van interne differentiatie zijn convergente en divergente differentiatie.
Wat is convergente differentiatie?
Bij convergente differentiatie is er een minimumdoel voor de groep als geheel. Om alle leerlingen dit minimumdoel te laten behalen, gebruikt de leerkracht verschillende vormen van differentiatie. Er wordt gedifferentieerd naar niveau, leefstijl en tempo. Alle leerlingen doen mee aan de klassikale instructie. Daarna gaan de kinderen de leerstof zelfstandig verwerken, zodat de leerkracht tijd heeft om de zwakke leerlingen verlengde instructie te geven. Voor de meer- en hoogbegaafde kinderen is er verdiepingsstof. Bij convergente differentiatie staat de leerkracht centraal: hij legt uit, doet voor, oefent eerst samen met de kinderen en laat hen dan zelfstandig oefenen.
Convergente differentiatie heeft hoge verwachtingen van zorgleerlingen. Zij worden niet bij voorbaat opgegeven of op een eigen leerlijn gezet. Het nadeel van een eigen leerlijn is dat de instructietijd voor de zorgleerlingen relatief kort is, terwijl convergente differentiatie de instructietijd voor deze leerlingen juist verlengt. Bij convergente differentiatie is de klas vaak in niveaus verdeeld; bijvoorbeeld in drie niveaus: een minimumniveau, een basisniveau en een hoger niveau.
Wat zijn voordelen van convergent differentiëren?
- Kinderen kunnen zo lang mogelijk meedoen met de klas, waardoor ze profiteren van de instructie en interactie in de groep.
- De groep blijft bij elkaar. Hierdoor benutten alle leerlingen de instructietijd optimaal.
- Het kan goed gecombineerd worden met preteaching.
Wat is divergente differentiatie?
Bij divergente differentiatie sluit de leerkracht zoveel mogelijk aan op de individuele niveaus en onderwijsbehoeften van de kinderen. Dit betekent dat leerlingen bijvoorbeeld aan verschillende leerinhouden werken of naar verschillende eindproducten toe werken. De leerdoelen, instructies en begeleiding zijn daarom niet voor alle leerlingen hetzelfde. De leerkracht is hierbij begeleider van het leerproces van de leerlingen.
Bij divergente differentiatie worden zowel laag- als hoogpresterende leerlingen gestimuleerd om voor zichzelf een zo hoog mogelijk niveau te behalen. Hierdoor nemen de verschillen tussen de kinderen toe, waardoor er nog meer differentiatie nodig is. Het leren in homogene niveaugroepen lijkt nadelinge gevolgen te hebben voor de zwakke leerlingen en voor de gemiddelde leerling leidt dit niet tot betere resultaten. Hoogbegaafde kinderen lijken er wel baat bij te hebben, omdat zij profiteren van de andere sterke leerlingen in hun niveaugroep. Ze kunnen in hun eigen tempo doorgaan. Maar een nadeel is dat zij op deze manier niet leren om rekening te houden met anderen.
Divergent differentiëren heeft wel voordelen als het gaat om digitale media. De computer houdt vaak voor elke leerling zijn individuele niveau en vorderingen bij.
Prikkelende poster - te downloaden of te bestellen bij Onderwijs Maak Je Samen.
Differentiatievormen
Er kan gedifferentieerd worden op grond van onder andere:
- Leerstof. Sommige leerlingen hoeven dan niet alle sommen te maken. De leerkracht selecteert weloverwogen in de hoeveelheid sommen.
- Extra (instructie)tijd. Leerlingen die moeite hebben om de minimumdoelen te behalen, krijgen meer (instructie)tijd.
- Groepsindeling. Hierbij wordt bij samenwerking van de leerlingen de keuze gemaakt tussen homogeen groeperen (leerlingen met hetzelfde niveau bij elkaar zetten) of heterogeen groeperen (leerlingen met verschillende niveaus bij elkaar plaatsen).
- Leermiddelen. Sommige leerlingen hebben andere of extra leermiddelen ter beschikking, zodat het leren ondersteund wordt.
- Tempo/tijd. De kinderen werken in eigen tempo een taak af. Een leerling mag dan wat langer doen over een opdracht dan de officiële tijd.
- Doelen. Sommige leerlingen mogen bepaalde leerstofonderdelen overslaan. Dit komt veel voor bij het minimumpakket.
- Extra zorg/begeleiding. Een kind krijgt extra hulp van de leerkracht, de RT’er of de leerkracht van de zorgklas. Bijvoorbeeld door middel van pre-teaching. Maar ook door (hoog)begaafde leerlingen extra begeleiding te geven.
- Keuze. Door voor een gevarieerd aanbod te zorgen, kunnen leerlingen hun eigen keuze maken in activiteiten. Hierdoor kunnen ze voor de uitdaging kiezen die bij hen past.
- Toetsing. Sommige leerlingen hoeven dan bij de toets alleen de eerste tien vragen te doen; de andere leerlingen maken de hele toets.
- Beoordeling. Bijvoorbeeld: een leerling krijgt bij 4 fout een 7, terwijl een andere leerling gewoon een 6 krijgt.
Differentiatie voor zorgleerlingen
Zorgleerlingen hebben vaak extra tijd nodig om de instructie in zich op te nemen. Daarom is het goed om hen verlengde instructie of extra hulp te geven, bijvoorbeeld bij taal en rekenen. Het is belangrijk dat deze leerlingen succeservaringen opdoen. Daarom kan het goed zijn om als leerkracht minder hoge eisen te stellen. Dat kan onder andere door het reduceren van het aantal sommen. Het kan helpen om de zorgleerlingen te laten werken met deeltaken, daardoor overzien ze het geheel beter. Ook tijdens de zelfstandige verwerking kunnen ze extra hulp vaak nog goed gebruiken. Dat kan door de leerkracht zelf, maar ook door een medeleerling. De extra hulp of extra activiteiten voor deze leerlingen mogen slechts gedeeltelijk losgekoppeld worden van klassikale activiteiten.
Differentiatie voor meer- en hoogbegaafde leerlingen door compacten en verrijken
Voor (hoog)begaafde leerlingen zijn twee manieren van differentiatie belangrijk: compacten en verrijken. Allereerst is het belangrijk om te compacten. Zij hebben namelijk veel minder tijd nodig om de aangeboden stof te leren beheersen. Bij compacten schrapt de leerkracht in de (reguliere) leerstof en de herhalingsstof. Compacten is een manier om niet meer tijd te gebruiken, maar om de tijd die er is effectiever te gebruiken en hierbij verrijking aan te bieden.
Het gaat er niet om of een leerling het boek van kaft tot kaft doorwerkt, maar of hij de leerdoelen haalt. Zelfs in de onderbouw kan al gestart worden met compacten. Het is goed als kinderen al jong leren om zelfstandig naar de leerstof te kijken: wat kan ik al, wat moet ik nog leren? Op die manier leren zij verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leerproces.
Bij verrijking gaat het niet om meer werk, maar om werk met meerwaarde. Meer van hetzelfde is geen verrijking, maar verzwaring van de werklast. Dat werkt zeker niet motiverend. De grondregel als het gaat om verrijking, is: De taak moet de leerling aanmoedigen om meer te willen leren, weten, ontdekken, bedenken, uitvinden. Verrijking kan onderverdeeld worden in verdieping en verbreding. Verdieping gaat om het uitdiepen of verbreden van de leerstof, die binnen het curriculum/de reguliere methode valt. Bij verbreding valt de opdracht buiten het curriculum, zoals het leren van een vreemde taal.
Om een kind verrijking te bieden, moet de leerkracht dus aanbieden wat de leerling nog niet ontwikkeld heeft. Een goede lezer moet niet meer leesopdrachten krijgen. Zulke leerlingen hebben meer aan een opdracht om verder na te denken over wat het gelezen heeft. Daarbij gaat het om opdrachten, die boven het technische lezen uitstijgen. Een voorbeeld is: laat de leerling een vervolg schrijven op het verhaal. Of een kaart maken van de omgeving waarin het verhaal speelt. Het is van belang dat de vraagstelling in de opdracht passend is en dat de taak aansluit bij de interesse van de leerling.
Deze differentiatie voor meer- en hoogbegaafde leerlingen kan op twee manieren gedaan worden. Binnen de klas en in een aparte klas voor (hoog)begaafde leerlingen, bijvoorbeeld binnen een plusklas of verrijkingsgroep.
Differentiëren na de toets
Uit de analyse van toetsresultaten volgt vaak een globale indeling in niveaugroepen. Er zijn kinderen die extra werk nodig hebben om te herhalen. Maar er is ook een groep die de stof goed beheerst en die wel wat verdieping kan gebruiken. In de herhalingsweek is het van belang om de verdieping en herhaling af te stemmen per leerling. Bij het omgaan met deze verschillen zijn er diverse mogelijkheden, bijvoorbeeld met makkelijkere of juist moeilijkere oefeningen. Met betrekking tot de zorgleerlingen is het goed om hen preteaching te geven, terwijl de klas zelfstandig werkt.
Het kan ook zinvol zijn om deze leerlingen vaker een beurt geven. Geef hen zo nodig voorrang op de computer, zodat zij bijvoorbeeld tafels kunnen oefenen. Met betrekking tot de meer- en hoogbegaafden is het goed om hen in de herhalingsweek bij rekenen zelf werkbladen te laten kiezen. Maar ook andere kinderen die deze herhaling niet nodig hebben, moeten zelf kunnen kiezen. Regel aparte teksten in plaats van de klassikale begrijpend leesles. Zorg voor extraatjes als ze vroeg klaar zijn, zoals puzzels bij de spellinglesjes.
Het is hierbij belangrijk om de resultaten van je leerlingen en het onderwijsaanbod te evalueren. Elke keer moet er gekeken worden of de differentiatie per leerlling nog passend is. De leerling kan namelijk vooruit gegaan zijn of juist acteruit. Zo nodig moet dit aangepast worden en moet er gekeken worden hoe er weer aangesloten kan worden op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Zin de verschillen gegroeid, hetzelfde gebleven of gekrompen? Moeten bepaalde leerlingen wel uitgedaagd worden of hebben andere leerlingen juist wel extra hulp nodig? De leerkracht evalueert dus elke periode of hij op de juiste manier omgaat met de verschillen tussen de leerlingen en of hij zijn onderwijs hierop gaat afstemt. Zo niet, bekijkt hij hoe hij zijn onderwijs aan kan passen, zodat de leermogelijkheden van alle leerlingen vergroot worden en de leerlingen het juiste niveau behalen.