Leren leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs beter volgens convergente of divergente differentiatie?

Geplaatst op 30 augustus 2016

Samenvatting

Er is geen eenduidig antwoord te geven of leren in het voortgezet onderwijs beter gaat volgens convergente of divergente differentiatie. Bij convergente differentiatie ligt de nadruk op het gemeenschappelijk behalen van de minimumdoelen en bij divergente differentiatie staat de individuele begeleiding van leerlingen centraal. Van belang is het werken met kleine groepen. Docenten moeten de niveaus en onderwijsbehoeften van leerlingen goed inschatten; ict kan daarbij helpen. Vooral laag presterende leerlingen lijken te profiteren van het werken in heterogene groepen.

Differentiatie

In het voortgezet onderwijs is de leerlingenpopulatie homogener dan in het basisonderwijs. Leerlingen worden via het schooltype al ingedeeld op basis van hun cognitieve vermogen. Binnen klassen wordt vervolgens vaak convergente differentiatie toegepast. De docent richt zich dan op minimumdoelen die alle leerlingen moeten bereiken. Om de leerlingen de gemeenschappelijke einddoelen te laten bereiken, maakt de docent gebruik van verschillende vormen van differentiatie: naar niveau, leefstijl en tempo. Laag presterende leerlingen krijgen bijvoorbeeld extra instructies en begeleiding.

Bij divergente differentiatie ligt de focus op de individuele leerling. Leerlingen doorlopen een eigen leerroute met passende doelen, instructies en begeleiding. Zowel laag als hoog presterende leerlingen worden zo gestimuleerd om voor henzelf een zo hoog mogelijk niveau te behalen. Hierdoor nemen bij divergente differentiatie de verschillen tussen goed en minder presterende leerlingen toe.

Groepsgrootte en prestaties

De effecten van convergente en divergente differentiatie zijn niet eenduidig. Dit maakt het lastig om te bepalen welke vorm de docent het beste kan gebruiken. Omdat landen het voortgezet onderwijs verschillend vormgeven en leerlingen op verschillende leeftijden daaraan deelnemen, is het moeilijk om resultaten tussen landen met elkaar te vergelijken.

De gunstigste effecten zijn te vinden als convergente differentiatie gepaard gaat met heel goede instructie, in flexibele, kleine, heterogene groepen. Doordat leerlingen dezelfde minimumdoelen moeten halen, krijgen zwak presterende leerlingen de kans om achterstanden in te lopen. Daarnaast heeft verkleining van de groepsgrootte positieve effecten op de leerprestaties van leerlingen. Dit komt doordat leraren in kleine groepen makkelijker kunnen signaleren welke leerlingen extra hulp nodig hebben. Een aanpassing van instructie of tempo is dan eenvoudiger te realiseren. Bovendien is er in kleinere groepen meer interactie tussen leerkrachten en leerlingen mogelijk. Door leerlingen in kleine heterogene subgroepen te laten werken, met bijvoorbeeld extra onderwijspersoneel, worden zwak presterende leerlingen uitgedaagd de gestelde doelen te halen. Alle leerlingen kunnen van de docent instructies krijgen die aansluiten bij hun behoefte.

Differentiatie en ict

Het afstemmen van het onderwijs op verschillen tussen leerlingen is voor veel docenten een hele opgave. Belangrijk zijn daarbij een goede diagnose van onderwijsbehoeften van individuele leerlingen en het inschatten van hun individuele niveaus. Daarnaast moet de docent vaststellen wat de leerlingen met de verschillende niveaus behoren te leren. Bekend is dat docenten leerlingen verschillend behandelen door (onbewuste) verwachtingen over hun mogelijkheden. Door middel van assessments kan ict docenten helpen bij het diagnosticeren van leerlingen. Door de assessments worden de vaardigheden en kennis van leerlingen in kaart gebracht. Op deze manier krijgt de docent inzicht in de onderwijsbehoeften van leerlingen. Op basis hiervan kan de docent de differentiatievorm bepalen.

Voor veel typen digitale leermiddelen is nog weinig bewijs gevonden voor hun effectiviteit. Over een aantal digitale leermiddelen valt wel uitspraken te doen. Zo hebben adaptieve methoden bij digitale oefeningen voor rekenen vaak een positief effect op de rekenprestaties van leerlingen. Individuele adaptieve ict-oefenprogramma´s hebben een gunstig effect op de rekenvaardigheden van leerlingen. Dit geldt voor zowel vmbo-t als voor havo- en vwo-leerlingen. De effecten bleven ook overeind na controle voor de houding van de docent, het oefengedrag van leerlingen, het niveau en achtergrondkenmerken van de leerling. In het programma kregen leerlingen eigen oefeningen, die een paar keer per maand aan de behoeften van de leerling werden aangepast (adaptief). Daarnaast kreeg de leerling bij de start een uitgebreide uitleg, en na het invullen van de antwoorden feedback op zowel de goede als foute antwoorden.

Voorts is gebleken dat de leerprestaties van leerlingen in het voortgezet onderwijs omhoog gaan door computerinstructies. Voortgangsrapporten van computersystemen geven inzicht in het presteren van de leerlingen. Aan de hand hiervan kunnen docenten extra ondersteuning geven aan leerlingen die het nodig hebben. Voor het slagen van de programma’s zijn schoolorganisatorische condities eveneens van belang, zoals visie, inrichting van het schoolgebouw en ict-voorzieningen.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Richard Defourny, Devorah van den berg, Cisca Joldersma en Ruud van der Aa
Vraagsteller: Lerarenopleider Hogeschool

Vraag

Leren leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs beter volgens convergente of divergente differentiatie?|
Hoe kunnen docenten worden ondersteund bij differentiatie en welke rol kan ICT hierin spelen?

Kort antwoord

Er is geen eenduidig antwoord te geven of leren in het voortgezet onderwijs beter gaat volgens convergente of divergente differentiatie. Bij convergente differentiatie ligt de nadruk op het gemeenschappelijk behalen van de minimumdoelen en bij divergente differentiatie ligt de focus op individuele begeleiding van leerlingen. Van belang is het werken met kleine groepen en het kunnen inschatten van de niveaus en onderwijsbehoeften van leerlingen. ICT kan daarbij helpen, bijvoorbeeld voor assessment en monitoring en voor afstemming van de oefeningen op het individuele niveau. Met name laag presterende leerlingen lijken te profiteren van het werken in heterogene groepen.

Uitgebreid antwoord

Convergente en divergente differentiatie

In het voortgezet onderwijs is de leerlingenpopulatie homogener dan in het basisonderwijs. Leerlingen worden via het schooltype al ingedeeld op basis van hun cognitieve vermogen. Binnen klassen in het voortgezet onderwijs wordt vervolgens vaak convergente differentiatie toegepast (Deunk et al., 2015). Bij convergente doelen richt een docent zich op minimumdoelen die alle leerlingen moeten bereiken (Reezigt, 1999). De leerlingen blijven zo lang mogelijk bij elkaar. Om de leerlingen de gemeenschappelijke einddoelen te laten bereiken, wordt er vervolgens gebruik gemaakt van verschillende vormen van differentiatie (naar niveau, leefstijl en tempo). Laagpresterende leerlingen krijgen bijvoorbeeld extra instructies en begeleiding, zodat zij de minimumdoelen kunnen behalen. Het primair werken in heterogene groepen wordt afgewisseld met het soms werken in homogene groepen.

Bij divergente differentiatie ligt de focus op individuele leerlingen en worden leerlingen verschillend begeleid (Reezigt, 1999). Het accent ligt op differentiatie in homogene groepen. Leerlingen doorlopen een eigen leerroute met passende doelen en instructies. Zowel laag- als hoogpresterende leerlingen worden zo gestimuleerd om voor henzelf een zo hoog mogelijk niveau te behalen (Deunk et al., 2015). Hierdoor nemen bij divergente differentiatie de verschillen tussen goed- en minder presterende leerlingen toe (Bosker, 2005).

Hoe leren leerlingen beter?

Op basis van literatuurverkenning kan worden geconcludeerd dat de effecten van convergente en divergente differentiatie niet altijd eenduidig zijn (Deunk et al., 2015). Dit maakt het lastig om te bepalen welke vorm het beste kan worden gebruikt met welk doel. Doordat landen het voortgezet onderwijs verschillend hebben vormgegeven en leerlingen op verschillende leeftijden daaraan deelnemen, is het moeilijk om resultaten tussen verschillende landen met elkaar te vergelijken.

Bosker (2005) en Houtveen en Van de Grift (2012) stellen dat de meest gunstige effecten zijn te vinden als convergente differentiatie gepaard gaat met hoge kwaliteit van instructie en flexibele, kleine heterogene groepen. Doordat leerlingen dezelfde minimumdoelen moeten halen, krijgen zwak presterende leerlingen de kans om achterstanden in te lopen. Daarnaast tonen verschillende studies naar groepsgrootte en leerlingenprestaties dat verkleining van de groepsgrootte positieve effecten heeft op de leerprestaties van leerlingen (Bosker, 2005). Dit komt doordat leraren in kleine groepen makkelijker kunnen signaleren welke leerlingen extra hulp behoeven en een aanpassing van instructie of tempo makkelijker is te realiseren in een kleinere groep. Ook is er in kleinere groepen meer interactie tussen leerkrachten en leerlingen mogelijk. Door leerlingen in kleine heterogene subgroepen te laten werken met verlengde instructie (door bijvoorbeeld het inzetten van extra onderwijspersoneel) kunnen zwak presterende leerlingen worden uitgedaagd de gestelde doelen te halen, met hulp van goed presterende leerlingen. Alle leerlingen kunnen van de leraar instructies krijgen die aansluiten bij hun behoefte. Individuele instructies zijn beter afgestemd op de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen dan een groepsinstructie.

Andere studies daarentegen laten (ook) zien dat individuele leerroutes tot betere prestaties van leerlingen kunnen leiden door onder andere de hoge kwaliteit van de instructie (Reezigt et al., 2001; Vernooy, 2009). ICT kan hierbij een rol spelen.

Hoe kunnen docenten worden ondersteund bij differentiatie en welke rol kan ICT hierin spelen?

Het afstemmen van het onderwijs op verschillen tussen leerlingen is voor veel leraren een moeilijke opgave (Deunk et al., 2015). Belangrijk zijn daarbij een goede diagnose van onderwijsbehoeften van individuele leerlingen en het inschatten van de niveaus van de leerlingen. Daarnaast moet worden vastgesteld wat de leerlingen met de verschillende niveaus moeten leren. Uit onderzoek blijkt dat leraren leerlingen verschillend behandelen door (onbewuste) verwachtingen over hun mogelijkheden (o.a. Van den Bergh et al., 2010). Door middel van assessments kan ICT docenten helpen bij het diagnosticeren van leerlingen (Deunk et al., 2015). Door middel van de assessments kunnen de vaardigheden en kennis van leerlingen in kaart worden gebracht en op deze manier kan inzicht worden gegeven in de onderwijsbehoeften van leerlingen. Op basis hiervan kunnen beslissingen worden genomen ten aanzien van de differentiatievorm.

In de wetenschappelijke literatuur is voor veel typen digitale leermiddelen nog weinig bewijs gevonden dat ze effectief zijn (Healermans et al., 2013). Over een aantal digitale leermiddelen valt wel uitspraken te doen. Uit diverse studies is naar voren gekomen dat adaptieve methoden bij digitale oefenmethoden voor rekenen vaak een positief effect hebben op de rekenprestaties van leerlingen (o.a. Arroyo et al., 2010; Van Rijn & Nijboer, 2012). Zo blijkt uit het onderzoek van Healermans en Ghysels (2013) dat individuele adaptieve ICT-oefenprogramma´s een gunstig effect hebben op de rekenvaardigheden van leerlingen. Dit geldt voor zowel vmbo-t als voor havo- en vwo leerlingen. De effecten bleven ook aanwezig na controle voor de houding van de leraar, het oefengedrag van leerlingen, het niveau en achtergrondkenmerken van de leerling. In het programma kregen leerlingen eigen oefeningen, die een paar keer per maand aan de leerling werden aangepast (adaptief). Op deze manier kon het programma

worden aangepast aan de behoeften van de leerling. Daarnaast kreeg de leerling bij de start een uitgebreide uitleg en na het invullen van de antwoorden feedback op zowel de goede als foute antwoorden.
Daarnaast blijkt uit onderzoek van Barrow, Markman en Rouse (2009) dat de leerprestaties van leerlingen in het voortgezet onderwijs omhoog gaan door computerinstructies. Voortgangsrapporten van computersystemen geven inzicht in het presteren van de leerlingen en aan de hand hiervan kunnen docenten extra ondersteuning geven aan leerlingen die het nodig hebben. Voor het goed slagen van de programma’s zijn ook de schoolorganisatorische condities van belang, zoals visie, inrichting van het schoolgebouw en de voorzieningen op het gebied van ICT.

Geraadpleegde bronnen

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Congres
Combinatiegroep 2-3
Combinatiegroep 2-3
Een speelleerklas voor het jonge kind
Medilex Onderwijs 
E-learning module
Differentiatie in het VO
Differentiatie in het VO
Gratis online module over visie op differentiatie
Wij-leren.nl Academie 
Differentiatie
Differentiatie - omgaan met verschillen tussen leerlingen
Arja Kerpel
Efficiënte differentiatie
Beter onderwijs door meer didactische efficiëntie
Michel Verdoorn
Differentiatie adaptief onderwijs
Differentiatie: Wat werkt bij adaptief onderwijs?
Michel Verdoorn
Differentiatie proces
Differentiëren volgens drie cyclische processen
Michel Verdoorn
Differentiatie zelfregulatie (1)
Beter differentiëren dankzij zelfgereguleerd differentiëren
Michel Verdoorn
Differentiëren is te leren
Differentiëren is te leren
Helèn de Jong
Expliciete Directe Instructie
Expliciete Directe Instructie - Tips en technieken voor een goede les
Machiel Karels


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



convergente differentiatie
differentiatie
divergente differentiatie
heterogene groepen

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest