Kennisplatform
Hoe geef je een passend schooladvies?

Differentiatie vraagt voorbereiding

Dolf Janson
Senior onderwijsadviseur en -ontwikkelaar bij Jansonadvies   

Janson, D. (2014). Differentiatie vraagt voorbereiding.
Geraadpleegd op 14-12-2024,
van https://wij-leren.nl/differentiatie-groepsplan.php
Geplaatst op 1 juni 2014
Differentiatie voorbereiding

Een groepsplan in de rekenles

Groepsplannen zijn in. In veel gevallen zijn groepsplannen van buitenaf komen binnenvliegen als een oplossing voor... ja voor wat eigenlijk? Om dat te achterhalen moeten we even terug naar het ontstaan. Het begon in het speciaal (basis)onderwijs. Daar zitten leerlingen bij elkaar in een groep, met allemaal hun eigen dossier, hun eigen voorgeschiedenis en daardoor hun eigen plan, afgestemd op de uit dat dossier blijkende onderwijsbehoeften. Ondanks de wat kleinere groepen, is het organisatorisch best lastig om al die verschillende trajecten goed te begeleiden. Dat leidde tot de vraag of het misschien zou helpen als leraren niet alleen op de verschillen tussen leerlingen zouden letten, maar juist op zoek gingen naar overeenkomsten. Kinderen met overeenkomstige onderwijsbehoeften zouden zij dan in groepjes samenvoegen. Dat zou de organisatie overzichtelijker en hanteerbaarder maken. Dat bleek een mooi plan en zo ontstond het groepsplan.

Voor wie is het groepsplan?

Als het goed werkt in speciale scholen, dan zou het ook wel eens kunnen werken in reguliere scholen, zo was vervolgens de gedachte. Tenslotte is daar ook een groeiende behoefte om te differentiëren en verschillen tussen leerlingen te honoreren. En zo kwam het groepsplan, al dan niet als onderdeel van wat ‘de één-zorgroute’ wordt genoemd, op steeds meer gewone basisscholen. Leraren moesten de onderwijsbehoeften gaan vaststellen en leerlingen gaan clusteren en daar ging het mis. Veel basisscholen werken namelijk niet individueel, maar groepsgericht. Het is daar juist zaak om wat meer verschillen in beeld te krijgen. Dat is een heel andere vraag dan in het speciale onderwijs. Bovendien volgen de leraren op de meeste basisscholen een methode en die bepaalt in feite elke dag waaraan de leerlingen behoefte hebben. ‘Wat moet een groepsplan dan oplossen?’ hebben veel leraren zich afgevraagd. Regelmatig kreeg ik te horen dat ze weliswaar op verzoek van de intern begeleider een groepsplan hadden gemaakt, maar dat ze er in de dagelijkse lessen eigenlijk niets mee deden. ‘Het maakt je wel meer bewust...’, voegden sommigen daar braaf aan toe.

Groepsplannen beslaan meestal vrij lange perioden. Waar sprake was van individuele handelingsplannen die geclusterd werden, was een periode van 3 maanden misschien niet zo’n probleem. Het gaat dan om grote lijnen en lange termijndoelen. De korte termijndoelen werden via de handelingsplannen geregeld. In het gewone basisonderwijs is er een andere situatie. Daar is een rapportperiode te lang om concreet te worden. De methode vraagt om detaillering, maar het groepsplan geeft te weinig richting aan het dagelijks omgaan met die methode. Zeker bij een vak als rekenen, waarbij allerlei domeinen en typen activiteiten elkaar voortdurend afwisselen, geeft een globaal groepsplan geen richting aan de dagelijkse differentiatie.

Drie groepen

Door het gebruikte format gaan veel groepsplannen uit van drie subgroepen. Dat sluit ook aan bij de normaalverdeling: een grote gemiddelde groep en twee kleinere groepen boven en onder dat gemiddelde. De oude, nog steeds veel gebruikte, indeling van de lvs-toetsen van Cito (met vijf letters) laat dat beeld ook zien: B en C is dan de gemiddelde groep, A de ‘plusgroep’ en D/E de ‘mingroep’.

FIGUUR VERDELING IN DRIE GROEPEN

Inmiddels zijn nieuwe rekenmethoden ook op dat spoor gaan zitten en bieden de stof al keurig verdeeld in drieën aan. Er blijkt een wijdverbreide opvatting dat drie groepen ‘wel het maximum is’ dat een leraar aankan. Misschien is het tijd om het groepsplan eens met andere ogen te bekijken. Hierbij kan het principe ‘vorm volgt functie’ helpen om het groepsplan een goede plek te geven. De functie van een groepsplan op de meeste basisscholen is om een planmatige differentiatie mogelijk te maken. Dat betekent in de dagelijkse praktijk: weten hoe je voor wie waarmee afwijkt van wat de methode biedt.

Een methode is nooit geschreven voor jouw groep, dus is de kans heel klein dat alles wat erin staat precies passend is. Dan is de leraar aan zet. Die kan met de kennis van de leerstof en van de manier waarop de methode daaraan vorm geeft, afstemmen op wat de leerlingen nodig hebben. Kinderen leren nu eenmaal niet allemaal met dezelfde stapjes, in hetzelfde tempo, op dezelfde manier of met hetzelfde eindresultaat. Een methodeopbouw lijkt, weliswaar, die suggestie te wekken, maar elke oplettende leraar ervaart dagelijks dat het anders is. Dat maakt dat een groepsplan voor een langere termijn dan de duur van een blok eigenlijk niet zinvol is. Wie dat toch doet, heeft het al snel niet meer over echte leerlingen, maar over een soort prototypen. Typerend is het daaruit voortvloeiende taalgebruik, zoals ‘zonleerlingen’ of ‘tweesterrenleerlingen’.

De aanduiding van de subgroep is een eigenschap van leerlingen geworden, in plaats van een manier om leerstof en didactische aanpak af te stemmen op wat leerlingen in concrete situaties nodig hebben. Genuanceerd beeld van de groep Door samen met leraren een rekenblok voor te bereiden en na te gaan wat daarin bekend en nieuw is, voor welke leerlingen, wat risico’s zouden kunnen zijn en voor wie dat dan Verdeling in drie groepen geldt, is mij bij herhaling gebleken dat het genuanceerder ligt dan een simpele driedeling kan oplossen.

Voorbeeld

Er zijn leerlingen die qua taalvaardigheid een risico lopen, doordat ze bepaalde begrippen te weinig kennen of kunnen onderscheiden of in slechts één betekenis toepassen. Zo bleken er leerlingen die het begrip ‘aanvullen’ alleen associeerden met ‘aanvullen tot tien’ en niet herkenden dat het bij splitsingen ook om een vorm van aanvullen kan gaan. Dit zijn niet per definitie de zwakste rekenaars.

Pas wanneer dat helder is en leraren accepteren dat de werkelijkheid van hun groep een meer genuanceerde kijk op verschillen en overeenkomsten nodig maakt, kan een groepsplan ervaren worden als een instrument dat helpt om op maat differentiëren hanteerbaar te maken.

Er is ook een veel simpeler alternatief: gewoon de methode volgen en per blok noteren welke leerlingen aan welke ‘stroom’ of ‘niveau’ zijn toebedeeld. Als dat toch de praktijk is, hoeft een groepsplan niet te suggereren dat het anders gaat...

Wie het principe van een groepsplan wel herkent als waardevol, en de praktijk van de rekenlessen daarop wil aanpassen, kan het groepsplan laten werken als voorbereiding van een blok uit de gebruikte methode. In het groepsplan komen dan vooral de keuzes te staan die de leraar maakt om op de onderwijsbehoeften van groepjes kinderen in te spelen. Dat zijn dan niet die standaard drie groepen, want dat stigmatiseert de leerlingen te snel, en biedt in combinatiegroepen bovendien een slecht hanteerbaar keurslijf.

Het groepsplan als gebruiksplan

Laten we eens kijken wat er mogelijk is en wat dat van leraren vraagt. Denkend per blok (dus per 3 à 4 weken) zijn veel meer behoeften te onderscheiden dan de drie variaties in instructieduur die meestal als vanzelfsprekend gelinkt zijn aan lvs-scores. Of een leerling die rekent op het niveau van de laagste 20% inderdaad steeds langere instructie nodig heeft is zeer de vraag. De leerlingen aan de andere kant van het spectrum kunnen wel degelijk ruime aandacht van de leraar nodig hebben voor goede nabesprekingen van hun aanpak van rijke rekentaken.

Per blokperiode zal een leraar daarom steeds kijken wat er aan de orde komt, wat daarvan al eerder is aangeboden en geoefend is en wat nieuwe stof is. Dat kunnen onderscheiden helpt om na te gaan voor welke leerlingen daarin problemen kunnen schuilen. Om zó te kunnen differentiëren dat dit leidt tot echte (dagelijkse) opbrengsten bij de leerlingen, is kennis (van de manier van rekenen) van de leerlingen nodig.Welke leerlingen hebben nog een lager handelingsniveau nodig dan de methode vooronderstelt? Welke leerlingen hebben er baat bij dat zij de voorkennis die ze moeten gaan toepassen, eerst even ophalen?

Voorkennis en ervaringen

In de leerlijn vermenigvuldigen is eerst op ervaringsniveau ontdekt wat de essentie van vermenigvuldigen is en hoe zich dat verhoudt tot (ver)delen. De beelden die daaraan herinneren helpen om die ervaringen weer op te roepen. De modellen die bij de verschillende soorten vermenigvuldigsituaties horen (groepjes-, lijn- en rechthoekmodel) helpen vervolgens om helder voor ogen te krijgen wat er aan de hand is bij een vermenigvuldigcontext, respectievelijk een verdeelcontext. Tenslotte kunnen de kinderen de kale sommen verbinden met elk van deze ‘lagere’ niveaus.

Bij het verkennen en gebruiken van de tafels gaan de leerlingen herkennen dat er handige relaties zijn tussen sommen in zo’n tafel. Zo is het handig om 9 x 6 uit te rekenen via 10 x 6. Ten minste, als je vlot 60 – 6 kunt uitrekenen. Lukt dat nog niet, dan zijn hulpsommen voor die leerling nog geen hulp en is automatiseren van het gebruik van de juiste hulpsommen nog te vroeg. In dat geval kan de leerling oefenen met de aftrek- en optelsommen die horen bij deze tafel (bijvoorbeeld: 60 - 6, 30 + 12). Ook kan het zinvol zijn te oefenen met het vlot herkennen en beredeneren van passende hulpsommen, zonder die nog te hoeven uitrekenen.

Kennis van dit soort nuances binnen leerlijnen helpt een leraar te kiezen op welke manier bepaalde leerlingen het beste kunnen oefenen. Zelfs als opgaven uit het boek letterlijk worden gebruikt, is er de keuze tussen alleen en schriftelijk laten maken en in tweetallen mondeling laten bespreken, of tussen antwoorden laten verzamelen en aanpakken vergelijken en bespreken. Dit proces van bewustwording kan de waarde van een groepsplan betekenen.

Door per blokperiode te plannen vervalt de noodzaak de groep in drie vaste subgroepen te verdelen. Per periode bedenkt de leraar welke aspecten door wie extra aandacht moeten krijgen. Met zo’n subgroep kan dan een- of meermaal een bespreekmoment worden ingepland. Dat kan met het ene groepje de eerste week dagelijks zijn, terwijl andere groepjes in die periode aan eenmaal per week genoeg hebben. Met sommige groepjes is 20 minuten nabespreken zinvol, met andere is 4 keer 5 minuten feedback veel effectiever. Door zo te denken wordt het mogelijk een flexibele planning te maken met veel meer dan drie verschillende groepjes. Zo willen werken vraagt zelfdiscipline. Wie van zichzelf weet dat tien minuten instructie meestal uitloopt in 20-30 minuten, heeft nog wat te oefenen...

Wat levert het op?

Door het groepsplan te beschouwen als blokplanning, sla je twee vliegen in een klap. Je bereidt je lessen voor vanuit het overzicht van het hele blok. Daardoor kun je keuzes maken op een hoger planningsniveau dan van de dagelijkse les. Differentiëren zonder voorbereiding kan niet. Differentiatie steeds per dag plannen leidt tot een gevoel van voortdurend te kort schieten: je wilt immers ieder aandacht geven en dat lukt niet. Door aandacht geven over meer dagen te plannen en in de tijd veilig te stellen, is die druk weg en weten de kinderen ook waar ze aan toe zijn. Bovendien zitten dan niet steeds dezelfde kinderen op de instructieplek.

Een minstens zo belangrijk voordeel is de ruimte die je zo creëert om maatwerk te leveren. Niet de methode bepaalt wat de behoeften van leerlingen zijn, je kunt als leraar zelf keuzes maken. Dat is overigens wel wennen. ‘Mag dat zomaar?’ is een vraag die dan regelmatig klinkt. Dat mag, mits je ervoor zorgt dat er continuïteit is en blijft. Ook daarvoor kan een groepsplan handig zijn, omdat je daarin vastlegt welke specifieke aandachtspunten bij de leerlingen zijn herkend en gehonoreerd. Dat betekent dat het geen zin heeft de doelen van de methode over te schrijven, als je die gewoon volgt, maar dat het juist wel belangrijk is doelen die je zelf kiest te noteren.

In de praktijk biedt het meerwaarde als leraren (duopartners, parallelcollega’s, bouwteams) met elkaar de groepsplannen voorbereiden en elkaar helpen verantwoorde keuzes te maken. Dat helpt ook voor een goede onderlinge afstemming en is een goede manier om de kennisbasis voor rekenen in het team heel praktisch te versterken. Toch is dat slechts een – weliswaar mooi meegenomen – bijproduct. Het maken van een groepsplan dat je in je dagelijkse praktijk helpt de verschillen in de groep steeds weer te honoreren, dat is hier het voornaamste doel.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in het tijdschrift Volgens Bartjens jaargang 31 2011/2012 nr.5

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.