De referentieniveaus voor het basisonderwijs
Maarten van der Steeg
Onderwijsadviseur, ict-ontwikkelaar en leerlijnenexpert bij NieuwLeren
Geraadpleegd op 13-12-2024,
van https://wij-leren.nl/referentieniveaus-eindtoets-basisonderwijs.php.
De referentieniveaus bestaan al vanaf 2009, maar echt ingeburgerd waren ze niet. Pas toen de onderwijsinspectie ze ging gebruiken voor hun onderwijsresultatenmodel nam de belangstelling voor de referentieniveaus echt toe. Toch leven er nog veel vragen over wat de referentieniveaus nu precies inhouden en ook wat het verschil is tussen 1F en 1S of 2F. In dit artikel geef ik uitleg over de opbouw van de referentieniveaus en wil ik proberen de verschillen tussen de niveaus duidelijk te maken. Daarnaast kijken we naar de relatie tussen de referentieniveaus en de eindtoets.
De referentieniveaus
In 2009 zijn door de commissie Meijerink de referentieniveaus opgesteld. Naast de al bestaande kerndoelen, die vooral het verplichte aanbod beschrijven, was er behoefte aan een duidelijkere resultaatverplichting. Deze resultaatverplichting is vastgelegd in de referentieniveaus, in combinatie met het nieuwe onderwijsresultatenmodel van de Onderwijsinspectie. De referentieniveaus geven een omschrijving van het niveau waarop de leerlingen moeten uitstromen. Daarnaast zijn de referentieniveaus ook bedoeld als stimulans tot een algemene niveauverhoging.
Het laagste eindniveau dat in het referentiekader wordt omschreven is 1F, voor Nederlandse taal en voor rekenen. Voor het basisonderwijs zijn er dan ook nog 1S en 2F. 1S geldt voor rekenen als het eerstvolgende te behalen niveau, 2F voor taal. Bij rekenen is er gekozen voor het niveau 1S, dat zijn in principe dezelfde onderwerpen als bij 1F, maar dan op een hoger abstracter niveau beschreven. Bij taal is 2F het eerstvolgende niveau, een ‘direct volgend fundamenteel niveau’, dus eigenlijk de volgende stap in het aanbod.
De onderwijsinspectie geeft aan dat 85% van de leerlingen 1F zou moeten halen. Voor 2F/1S is dit afhankelijk van de schoolweging en ligt het percentage leerlingen dat dit niveau moeten halen tussen de 30% en 67%.
Boven deze niveaus zijn er voor taal nog de niveaus 3F en 4F. Voor taal zijn er geen S doelen geformuleerd, maar geldt 2F als 1S.
Voor rekenen zijn er de niveaus 2F, 3F en 2S en 3S. Bij taal zijn er dus vier niveaus, bij rekenen drie: het volgende niveau bij rekenen is het gebied van de wiskunde.
Het valt op dat er geen overeenkomst is tussen de manier waarop de doelen voor taal en rekenen zijn beschreven of in welke structuur ze worden aangeboden. Zo is er geen vergelijkbare indeling in hoofdstukken of domeinen gebruikt bij het beschrijven van de doelen bij taal en rekenen, de onderdelen zijn op geen enkele manier te vergelijken. Dat is aan de ene kant logisch omdat het om totaal verschillende vakgebieden gaat, maar als je kijkt naar de eindtermen aan het eind van het voortgezet onderwijs zou er toch zeker meer eenduidigheid mogelijk zijn geweest.
Bij het lezen van de referentieniveaus valt ook op dat niet altijd meteen duidelijk is wat er precies bedoeld wordt. Het SLO heeft bijvoorbeeld een toelichtend document gemaakt met uitleg van de referentieniveaus voor rekenen, wat een document van 222 bladzijden geworden is. Dit geeft aan dat er nog veel interpretatie nodig is van de doelen om ze te vertalen naar een goed onderwijsaanbod. Dit document blijft echter de interpretatie van in dit geval het SLO, alleen de referentieniveaus zelf hebben een wettelijke status. In het volgende onderdeel zullen we een duiding geven van het verschil tussen 1F en 1S bij rekenen.
Het verschil tussen 1F en 1S bij rekenen
We beginnen met de opbouw van de referentieniveaus voor rekenen. Rekenen is ingedeeld in de volgende domeinen:
- Getallen
- Verhoudingen
- Meten en meetkunde
- Verbanden
Per domein is er dan de indeling in:
A. Notatie, taal en betekenis
B. Met elkaar in verband brengen
C. Gebruiken
En deze onderdelen zijn dan weer onderverdeeld in:
- Paraat hebben
- Functioneel gebruiken
- Weten waarom
Het lastige daaraan is dat bijvoorbeeld ‘functioneel gebruiken’ bij het onderdeel A. Notatie, taal en betekenis een andere lading heeft dan ‘functioneel gebruiken’ bij B. Met elkaar in verband brengen. Elk doel wordt dus pas omschreven na een indeling in meerdere lagen. Bijvoorbeeld het doel ‘decimaal afronden op geheel getal’ vind je bij: Getallen, B. Met elkaar in verband brengen, functioneel gebruiken. Pas na deze drie lagen vind je het doel. Dat maakt het interpreteren soms lastig en leidt er snel toe dat je het doel leest zonder de complete indeling waar dit doel onder valt. Ik beschrijf dit hier bewust zo omdat de referentieniveaus gebruikt worden in het onderwijsresultatenmodel en in de eindtoets, wat betekent dat een goede uitleg van de doelen zeer relevant is. In de praktijk zijn er echter verschillende manieren van uitleggen mogelijk.
In het schema vind je een voorbeeld uit de referentieniveaus rekenen, voor het onderdeel ‘Getallen’. Dit is niet compleet maar het eerste deel hiervan. Het complete overzicht is te vinden op www.nieuwleren.nl/leerlijnen
Getallen | Niveau 1F | Niveau 1S |
A. Notatie, taal en betekenis | Paraat hebben | |
Uitspraak, schrijfwijzen en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken | -5 is gelijk aan (evenveel als) 2 en 3 -De relaties groter/kleiner dan -0,45 is vijfenveertig honderdsten -Breuknotatie met horizontale streep -Teller, noemer breukstreep | -breuknotatie herkennen ook als ¾ |
Functioneel gebruiken | ||
-uitspraak en schrijfwijze van gehele getallen, breuken en decimale getallen -getalbenamingen zoals driekwart, anderhalf en miljoen | -gemengd getal -relatie tussen breuk en decimaal getal | |
Weten waarom | ||
-orde van grootte van getallen beredeneren | -verschil tussen cijfer en getal -belang van het getal 0 |
Getallen | Niveau 1F | Niveau 1S |
B. Met elkaar in verband brengen | Paraat hebben | |
Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang | -tienstructuur -getallenrij -getallenlijn met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen | -getallenlijn, ook met decimale getallen en breuken |
Functioneel gebruiken | ||
-vertalen van eenvoudige situatie naar berekening -afronden van gehele getallen op ronde getallen -globaal beredeneren van uitkomsten -splitsen en samenstellen van getallen op basis van het tientallig stelsel | -vertalen van complexe situaties naar berekening - decimaal getal afronden op geheel getal - afronden binnen gegeven situatie: 77,4 dozen berekend dus 78 dozen kopen | |
Weten waarom | ||
-structuur van het tientallig stelsel | -opbouw decimale positiestelsel -redeneren over breuken, bijvoorbeeld: is er een kleinste breuk? |
Getallen | Niveau 1F | Niveau 1S |
C. Gebruiken | Paraat hebben | |
Memoriseren, automatiseren Hoofdrekenen (+,-,x, : ) op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen Bewerkingen met breuken (+,-, x, : ) op papier uitvoeren Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen Rekenmachine op een verstandige manier inzetten | -uit het hoofd splitsen, optellen en aftrekken onder 100, ook met eenvoudige decimalen getallen -producten uit tafels van vermenigvuldiging (tot en met 10) uit het hoofd kennen: 3x5 7x9 -delingen uit de tafels (tot en met 10) uitrekenen 45:5 32:8 (hier volgen nog 11 doelomschrijvingen, soms met voorbeelden) | -standaardprocedures gebruiken ook met getallen boven de 1000 en met complexere decimale getallen in complexere situaties -delingen uit de tafels (tot en met 10) uit het hoofd kennen -uit het hoofd optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met ‘nullen’; ook met complexere getallen en decimale getallen: 18:100 1,8x1000 - volgorde van bewerkingen (hier volgen nog 10 doelomschrijvingen, soms met voorbeelden) |
Functioneel gebruiken | ||
-globaal (benaderend) rekenen (schatten) als de context zich daartoe leent of als controle voor rekenen met de rekenmachine -in contexten de ‘rest’ (bij delen met rest interpreteren of verwerken -verstandige keuze maken tussen zelf uitrekenen of rekenmachine gebruiken -kritisch beoordelen van een uitkomst | -standaardprocedures met inzicht gebruiken binnen situaties waarin gehele getallen, breuken en decimale getallen voorkomen | |
Weten waarom | ||
-interpreteren van een uitkomst ‘met rest’ bij gebruik van een rekenmachine | -weten dat er procedures zijn die altijd werken en waarom -decimale getallen als toepassing van (tiendelige) maatverfijning -kennis over bewerkingen: 3+5=5+3, maar 3-5≠5-3 |
De referentieniveaus rekenen en de eindtoets
De referentieniveaus zijn onderdeel van het onderwijsresultatenmodel van de inspectie. De inspectie kijkt of er genoeg leerlingen niveau 1F of 1S halen. Ze beoordelen dat aan de hand van de resultaten van de eindtoets, afhankelijk van de weging van de school.
De commissie voor toetsen en examens (CVTE) heeft een toetswijzer opgesteld waarin ze aangeven aan welke eisen de eindtoetsen moeten voldoen. Daarin is onder andere opgenomen welke verdeling de verschillende domeinen moeten hebben in de eindtoets:
- Getallen: minstens 30% en maximaal 40% van de toets
- Verhoudingen: minstens 20% en maximaal 30% van de toets
- Meten en meetkunde: minstens 20% en maximaal 30% van de toets
- Verbanden: minstens 15% en maximaal 20% van de toets
Wat het CVTE ook aangeeft in de toetswijzer zijn de nog niet te toetsen vaardigheden:
Nog niet te toetsen vaardigheden en perspectief op termijnIn de huidige vorm van de Centrale Eindtoets rekenen kunnen nog niet alle doelen die in het referentiekader zijn geformuleerd, getoetst worden. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat de eindtoets op dit moment alleen meerkeuzevragen bevat. Hiermee zijn doelen als 'kunnen uitleggen waarom…' en 'inzien dat...' moeilijk te toetsen. Ook vaardigheden als 'hanteren van meetinstrumenten' en 'tekenen van diagrammen en grafieken' zijn met de huidige afnamevorm nog niet goed te meten. Vanaf 2018 worden andersoortige items opgenomen in de Centrale Eindtoets en kan deze situatie wijzigen. Bron: CVTE, toetswijzer bij de Centrale Eindtoets, versie Augustus 2015 |
Juist het ‘kunnen uitleggen waarom’ en ‘inzien dat’ zijn kenmerken van het 1S niveau. Het erover kunnen redeneren en zo aantonen dat je inzicht hebt is een belangrijk onderdeel, maar kan niet getoetst worden in de eindtoets. Dat maakt het natuurlijk wel lastiger om duidelijk te kunnen maken hoeveel leerlingen het 1S niveau behalen. Aangezien de omschrijvingen in de referentieniveaus lang niet altijd helder te interpreteren zijn, ben je hierin dus helemaal afhankelijk van de uitleg van de toetsontwikkelaars en hun interpretatie van de verschillen tussen 1F en 1S. De meeste toetsontwikkelaars geven alleen aan welk percentage 1F of 1S heeft gehaald en geven niet op detailniveau aan waar dit verschil uit bestaat. Het is belangrijk om dit te beseffen bij de uitleg van deze percentages!
Om een vertaalslag te kunnen maken tussen de referentieniveaus rekenen en de leerlijnen heb ik een document gemaakt waarin ik de doelen van de referentieniveaus heb omgezet naar hele zinnen. Dit is natuurlijk mijn interpretatie, maar het geeft wel een goed overzicht. Dit document is te vinden op Leerlijnen - Nieuwleren
Het verschil tussen 1F en 2F bij taal
Taal kent in het referentiekader de volgende indeling:
1. Mondelinge Taalvaardigheid
1.1 Gesprekken
1.2 Luisteren
1.3 Spreken
2. Lezen
2.1 Zakelijke teksten
2.2 Fictionele, narratieve en literaire teksten
3. Schrijven
4. Begrippenlijst en taalverzorging
Bij de onderdelen Mondelinge Taalvaardigheid, Lezen en Schrijven is dit verder uitgewerkt in onder andere: taken, tekstkenmerk en kenmerken van de taakuitvoering. De begrippenlijst en het onderdeel taalverzorging kennen een andere indeling. Bij deze onderdelen wordt eerst een omschrijving gegeven van de verschillende termen, onder andere van begrippen over taal en grammaticale begrippen voor werkwoordspelling en niveaubeschrijvingen voor spelling. In een schema worden tenslotte de niveaus voor spelling, interpunctie en grammaticale begrippen voor werkwoordspelling aangegeven. Een voorbeeld hiervan is de onderstaande tabel.
Leestekens | 1F | 2F | 3F | 4F |
1. Hoofdletters en punten | + | |||
2. Vraagtekens, uitroeptekens en aanhalingstekens | + | |||
3. Hoofdletters bij eigennaam en directe rede | + | |||
4. Komma’s, dubbele punten | + |
Het is natuurlijk heel lastig om een precieze omschrijving te geven van een bepaald niveau dat een leerling moet beheersen. Bij spelling kun je dat vrij eenvoudig doen door bepaalde categorieën in te delen bij één van de niveaus. De afbreekregels van woorden bijvoorbeeld, zijn 1F niveau. Zoals hierboven te zien is, is het correct toepassen van regels rond komma’s en dubbele punten 3F niveau, dus niet verplicht voor het eind van de basisschool.
Je kunt er natuurlijk over discussiëren wat nu moeilijker is en waarom iets is ingedeeld bij 1F of 2F, maar het geeft wel duidelijkheid dat het is ingedeeld.
Voor onderdelen als mondelinge taalvaardigheid en lezen is het veel lastiger om het verschil exact aan te geven. Hieronder heb ik een deel opgenomen van het lezen van zakelijke teksten.
2. Lezen
2.1 Zakelijke teksten | Niveau 1F | Niveau 2F |
Algemene omschrijving Lezen zakelijke teksten | Kan eenvoudige teksten lezen over alledaagse onderwerpen en over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld. | Kan teksten lezen over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling en over onderwerpen die verder van de leerling afstaan. |
Teksten | ||
Tekstkenmerken | De teksten zijn eenvoudig van structuur; de informatie is herkenbaar geordend. De teksten hebben een lage informatiedichtheid; belangrijke informatie is gemarkeerd of wordt herhaald. Er wordt niet te veel (nieuwe) informatie gelijktijdig geïntroduceerd. De teksten bestaan voornamelijk uit frequent gebruikte (of voor de leerlingen alledaagse) woorden. | De teksten hebben een heldere structuur. Verbanden in de tekst worden duidelijk aangegeven. De teksten hebben overwegend een lage informatiedichtheid en zijn niet te lang. |
Taken | ||
1. Lezen van informatieve teksten | Kan eenvoudige informatieve teksten lezen, zoals zaakvakteksten, naslagwerken, (eenvoudige) internetteksten, eenvoudige schematische overzichten. | Kan informatieve teksten lezen, waaronder schoolboek en studieteksten (voor taal- en zaakvakken), standaardformulieren, populaire tijdschriften, teksten van internet, notities en schematische informatie (waarin verschillende dimensies gecombineerd worden) en het alledaagse nieuws in de krant. |
2. Lezen van instructies | Kan eenvoudige instructieve teksten lezen, zoals (eenvoudige) routebeschrijvingen en aanwijzingen bij opdrachten (uit de methode). | Kan instructieve teksten lezen, zoals recepten, veelvoorkomende aanwijzingen en gebruiksaanwijzingen en bijsluiters van medicijnen |
3. Lezen van betogende teksten | Kan eenvoudige betogende teksten lezen, zoals voorkomend in schoolboeken voor taalen zaakvakken, maar ook advertenties, reclames, huis- aan huisbladen. | Kan betogende, vaak redundante teksten lezen, zoals reclameteksten, advertenties, folders, maar ook brochures van formele instanties of licht opiniërende artikelen uit tijdschriften. |
Kenmerken van de taakuitvoering | ||
Techniek en woordenschat | Kan teksten zodanig vloeiend lezen dat woordherkenning tekstbegrip niet in de weg staat. Kent de meest alledaagse (frequente) woorden, of kan de betekenis van een enkel onbekend woord uit de context afleiden. | Op dit niveau is de woordenschat geen onderscheidend kenmerk van leerlingen meer. De woordenschat van de leerling is voldoende, om teksten te lezen en wanneer nodig kan de betekenis van onbekende woorden uit de vorm, de samenstelling of de context afgeleid worden. |
Begrijpen | …. | …. |
…. |
We vermelden hier niet het complete onderdeel voor zakelijke teksten, er volgt nog een bladzijde met een omschrijving over begrijpen, interpreteren, evalueren, samenvatten en opzoeken van zakelijke teksten. Voor de complete tekst zie de link onderaan dit artikel.
Wat opvalt is dat het verschil tussen 1F en 2F best lastig vast te pakken is. In de algemene omschrijving staat bij 1F ‘’Kan eenvoudige teksten lezen over alledaagse onderwerpen en over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld’’ en bij 2F ‘’Kan teksten lezen over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling en over onderwerpen die verder van de leerling afstaan’’. Het verschil is dus ‘(lezen van teksten) die verder van de leerling af staan’. Nu is al de vraag wat teksten zijn die aansluiten bij de leefwereld van de leerling, maar wat is ‘verder af staan van’? Dat verschilt natuurlijk per leerling, maar is ook heel algemeen gesteld. In het deel eronder wordt het verder uitgewerkt, onder andere in de tekstkenmerken. Maar ook daar is niet meteen duidelijk wat het verschil is tussen een tekst met een ‘eenvoudige structuur’ en een ‘heldere structuur’. Ik denk dat als je twee verschillende auteursteams los van elkaar hier teksten bij laat zoeken en lesmateriaal laat ontwikkelen, dat daar grote verschillen uit
zullen komen. In de praktijk weten auteursteams en toetsontwikkelaars natuurlijk wel welk niveau er verwacht wordt, maar er zal altijd sprake zijn van interpretatie en soms ook keuzes die niet direct gerelateerd zijn aan de referentieniveaus.
De referentieniveaus taal en de eindtoets
Het is goed om ook hier nog te kijken naar de eindtoets, wat wordt daar precies getoetst? In de toetswijzer van het College voor Toetsen en Examens staat onder andere de volgende informatie:
In de eindtoetsen PO onderdeel Nederlandse taal (vanaf nu: taal) is in principe ruimte om alle domeinen te meten, met daarbij de kanttekening dat in ieder geval het domein Lezen en het subdomein Taalverzorging uit het domein Begrippenlijst en Taalverzorging getoetst moeten worden conform de eisen genoemd in het Toetsbesluit PO (2014). Het is niet wettelijk verplicht om de domeinen Mondelinge taalvaardigheid, Schrijven en Begrippenlijst uit het domein Begrippenlijst en Taalverzorging te toetsen. Toetsaanbieders zijn vrij om vanuit deze Algemene Toetswijzer PO aan de andere domeinen invulling te geven in hun eigen handleidingen en deze domeinen op te nemen in hun eindtoets. Door ook andere domeinen in de eindtoets op te nemen kan meer recht gedaan worden aan de onderwijsinhouden voor taal en aan het evalueren van de prestaties van leerlingen aan het einde van het basisonderwijs (zie ook paragraaf 3.2 hieronder). Uiteraard blijft het de verantwoordelijkheid van de school om ervoor te zorgen dat de onderdelen die niet door een eindtoets getoetst worden, door kinderen beheerst worden. Voor scholen is het belangrijk zich te realiseren welke domeinen in een eindtoets getoetst worden. In de eindtoetsen gaat het niet om dé taalvaardigheid van de leerling maar om een beperkt deel van de taalvaardigheid. Immers, het is niet verplicht om alle domeinen te toetsen en binnen de domeinen kunnen keuzes gemaakt worden in wat wel of niet getoetst wordt. Het is derhalve nodig om op andere wijzen dan via de eindtoets een beeld te verwerven van de ontwikkeling van de taalvaardigheid van leerlingen. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van methodegebonden toetsen, observaties, portfolio's en besprekingen van de uitvoering van taaltaken met leerlingen. Een indicatie van het behaalde referentieniveau kan in het leerlingrapport dus alleen voor het domein Lezen en het subdomein Taalverzorging worden gegeven. Voor de andere (sub)domeinen dienen eindtoetsaanbieders zelf een cesuur te kunnen verantwoorden. Bron: CVTE, Algemeen deel toetswijzer voor eindtoets PO, Versie 27 augustus 2014 |
Het is dus zo dat alleen de onderdelen Lezen en een deel uit Taalverzorging verplicht worden getoetst in de eindtoets. Uiteraard wil dit niet zeggen dat de andere onderdelen minder belangrijk zijn, maar voor een goede duiding van de resultaten van de eindtoets is het belangrijk om dit te beseffen. Bij lezen hebben we al laten zien dat het verschil moeilijk heel hard te maken is, bij Taalverzorging is het onderscheid duidelijker te maken.
Conclusie, wat kun je hiermee als school?
Om een goede afweging te kunnen maken bij het aanbieden van leerstof is het van groot belang dat leerkrachten de referentieniveaus kennen. Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat de referentieniveaus nog veel interpretatie vragen en dat ook de verdeling van de leerstof over de leerjaren niet is opgenomen in de referentieniveaus. Deze verdeling is in de loop van de tijd ontstaan door keuzes die auteursteams maken bij het ontwikkelen van methodes. De CITO lvs toetsen hebben ook een grote invloed op gehad op de verdeling van de leerstof over de leerjaren. Het is belangrijk dat je dit als leerkracht beseft en dus ook weet dat je zelf keuzes kunt maken in de leerstof die je aanbied, uiteraard in overleg met het onderwijsteam van je school.
Het verschil tussen de referentieniveaus is niet altijd glashelder. In sommige gevallen is het verschil prima te duiden maar er is een groot grijs gebied. Het is dan ook bijzonder te noemen dat de aanbieders van de eindtoets tot op de procentpunt nauwkeurig kunnen aangeven hoeveel leerlingen 1F of 1S of 2F hebben gehaald. ‘43% van de leerlingen van uw school heeft niveau 1S gehaald bij rekenen’ is een cijfer dat veel nauwkeurigheid suggereert, maar gezien wat we aantonen in dit artikel is dat wellicht wat te scherp gesteld. Dit is ook een belangrijk punt om mee te nemen, en ook een analyse van welke onderdelen uit de eindtoets dan precies wel of niet gehaald zijn is belangrijk. Meer tijd aan taal of rekenen besteden zonder dat je een gedegen analyse maakt van de onderdelen die niet behaald zijn is niet verstandig, het kan zijn dat je zomaar tijd aan de verkeerde onderdelen gaat besteden.
De referentieniveaus geven kansen voor je onderwijs. Doordat er duidelijk is gemaakt wat de verwachte uitstroomniveaus zijn, kun je daar als school je onderwijs op afstemmen. In een volgend artikel wil ik ingaan op de stap van de referentieniveaus naar het aanbod in de groepen, de leerlijnen.
Leerlijnen voor het basisonderwijs
De referentieniveaus zijn vertaald in handige doelen per groep in het boek ‘Leerlijnen voor het basisonderwijs’. De doelen zijn ook te printen in www.klasseplan.nl op overzichtelijke doelenkaarten per leerling. Meer informatie is te vinden op www.nieuwleren.nl/leerlijnen
Een overzicht van de gebruikte bronnen in dit artikel is te vinden op www.nieuwleren.nl/leerlijnen