Kennisplatform
Zo doe je een ontwikkelingsgerichte audit

Beoordeling LVS-toetsen Schrijfvaardigheid en Engels (5)

Corine Treffers
Onderwijskundige | Onderwijsondersteuner | Redactielid bij wij-leren.nl  

Treffers, C. (2022). Beoordeling LVS-toetsen Schrijfvaardigheid en Engels (5).
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/beoordeling-lvs-toetsen-schrijfvaardigheid-engels.php.
Geplaatst op 8 november 2022
Beoordeling LVS-toetsen schrijfvaardigheid Engels (5)

In het artikel Welk LVS past bij jouw school? - Keuzehulp bij het kiezen van een LVS worden alle toetsen van de huidige toetsaanbieders vergeleken en besproken aan de hand van vijf categorieën: brede vaardigheden, specifieke vaardigheden, afnamemogelijkheden, rapportage en overige criteria. Dit om de keuze voor een LVS te vergemakkelijken. De beoordeling van de inhoud van de LVS-toetsen van de specifieke vaardigheden wordt in een artikelenserie toegelicht. In dit vijfde deel wordt de beoordeling van de schrijf- en Engels toetsen toegelicht. Hier staat een overzicht van alle artikelen, toetsen en bronnen. 

Schrijfvaardigheid

Criterium 1

Wordt de betreffende specifieke vaardigheid door de leverancier in het systeem aangeboden?

BoomNee
CitoNee
DiataalNee
IEPJa, door middel van de toets Schrijven.

Criterium 2

Voor welke leerjaren is de betreffende toets beschikbaar? 

IEPVanaf leerjaar 6. Dit kan echter al getoetst worden vanaf leerjaar 4. Daarom is dit criterium niet behaald.

Criterium 3

Worden alle elementen van zowel de kerndoelen als de referentieniveaus en/of de leerlijnen en tussendoelen afgedekt door de toets(en) van de betreffende specifieke vaardigheid?

Schrijven is het communiceren met geschreven taal. Het vervult een aantal belangrijke functies:

  • Communicatief: dit wordt teruggezien in teksten waarmee de schrijver een bepaald doel bij een bepaald publiek wil bereiken.
  • Conceptualiserend: in teksten waarbij het gaat om het begrijpen van de werkelijkheid en waarin veel gebruik wordt gemaakt van concepten of begrippen.
  • Expressief: dit gaat om teksten waarin de schrijver uiting geeft aan gevoelens, emoties en verlangens (Aarnoutse et al., 2016). 

Hoogeveen (2017) geeft in haar domeinbeschrijving de volgende functies van schrijven: beschrijven, amuseren, verzoeken, instrueren, activeren, argumenteren/overtuigen, informeren/rapporteren, samenvatten, informeren/beschouwen, uitleggen, aankondigen en gevoelens uiten. Deze kunnen veelal ondergebracht worden bij de bovenstaande functies, maar de functies instrueren en overtuigen niet. Deze ontbreken daarom in het referentiekader, terwijl ze wel in kerndoel 5 genoemd worden. Het is belangrijk dat een schrijftoets al deze functies toetst. 

De toetsen schrijfvaardigheid worden beoordeeld aan de hand van het referentiekader en de kerndoelen 1, 5, 8, 9, 10 en 11. 

Referentiekader

Taken

  1. Correspondentie
  2. Formulieren invullen, berichten, advertenties en aantekeningen
  3. Verslagen, werkstukken, samenvattingen, artikelen
  4. Vrij schrijven

Hierbij houdt vrij schrijven in dat leerlingen op opdracht gedichten en verhalen kunnen schrijven, waarbij ze vrij zijn om de inhoud zelf te verzinnen, en gaat het niet om vrije expressie zonder opdracht (Hoogeveen, 2017). 

Kenmerken van de taakuitvoering

  1. Samenhang
  2. (Afstemming op doel)
  3. Afstemming op publiek
  4. Woordgebruik en woordenschat
  5. Spelling, interpunctie en grammatica
  6. Leesbaarheid

Kerndoelen Nederlands

  • Kerndoel 1 - De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.

Dit kerndoel is met name op het luisteren gericht. Het gedeelte over het schrijven gaat over het overdragen van verworven informatie aan anderen en dit gestructureerd op papier kunnen zetten. Leerlingen moeten een mondelinge tekst in eigen woorden kunnen samenvatten. Zie de toelichting en verantwoording voor de verdere uitwerking van dit kerndoel. 

  • Kerndoel 5 - De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.

Bij dit kerndoel ligt het accent op het proces van het schrijven. Leerlingen moeten het volgende kunnen:

  • Zich ervan bewust worden dat je met verschillende doelen kunt schrijven en dat er verschillende tekstsoorten zijn: verhalende, informatieve, instructieve en betogende;
  • Verschillende soorten teksten schrijven;
  • Bij het schrijven gebruikmaken van schrijfstrategieën. Voorbeelden hiervan zijn: doel en publiek vaststellen, brainstormen, aantekeningen en/of een tekstschema maken en jezelf vragen stellen tijdens het schrijven.

Zie de toelichting en verantwoording van kerndoel 5 voor meer schrijfstrategieën.

  • Kerndoel 8 - De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur.

Dit kerndoel bouwt voort op kerndoel 5. Het gaat hierbij om dezelfde schrijfstrategieën als in kerndoel 5 aangevuld met het verzamelen, selecteren en organiseren van informatie uit verschillende bronnen. De nadruk ligt hierbij op het vooraf en tussentijds ordenen van informatie. De genoemde tekstsoorten schrijven leerlingen met het oog op buitenschoolse communicatie en voor schoolse toepassingen, met name in het zaakvakonderwijs. Lees de toelichting en verantwoording voor de verdere uitwerking van dit kerndoel. 

  • Kerndoel 9 - De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten.

Bij dit kerndoel moeten leerlingen:

  • Verschillende soorten teksten met plezier lezen en schrijven;
  • Geschreven taal als expressiemiddel en communicatiemiddel ervaren;
  • Durven te schrijven.

Om het schrijfplezier te vergroten, is het belangrijk dat teksten gepubliceerd worden. Lees hier de volledige toelichting en verantwoording van kerndoel 9.

  • Kerndoel 10 - De leerlingen leren bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen.

Dit kerndoel is met name bedoeld om het belang van het gebruik van strategieën bij het uitvoeren van taaltaken nog een keer extra uit te lichten. Dit om duidelijk te maken dat er in het taalonderwijs aandacht moet zijn voor het taalleerproces en niet alleen voor de producten ervan. Zie de toelichting en verantwoording van kerndoel 10 voor wat leerlingen moeten kunnen bij het gebruik van strategieën. 

  • Kerndoel 11 - De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen regels voor het spellen van werkwoorden en andere woorden dan werkwoorden en regels voor het gebruik van leestekens.

Het is belangrijk dat leerlingen bij het schrijven de juiste grammatica- en spellingsregels gebruiken. Daarom moeten leerlingen tijdens het schrijven: 

  • De spellingsregels kennen en toepassen;
  • De regels voor het gebruik van interpunctie kennen en toepassen;
  • Grammaticaal inzicht verwerven en zinvol gebruik maken van dit inzicht bij het toepassen van de spellingregels en het gebruik van interpunctie.

Lees hier de volledige toelichting en verantwoording van de kerndoel 10.

Daarnaast blijkt uit het onderzoek van Janssen en Van Weijen (2017) dat kinderen de volgende vaardigheden en kennis nodig hebben om goed te kunnen schrijven: prewriting activiteiten, algemene schrijfstrategieën, genre-specifieke schrijfstrategieën, samenvatten, reviseren, spelling, handschrift, grammatica, woordenschat, zinscombinatie, stijl, tekstopbouw, creativiteit/verbeelding en gebruik van data-analyseren.

Criterium 3: Worden alle elementen van zowel de kerndoelen als de referentieniveaus en/of de leerlijnen en tussendoelen afgedekt door de toets(en) van de betreffende specifieke vaardigheid?

IEP

Ja, doordat alles van het referentiekader wordt getoetst en het referentiekader in de beoordeling leidend is. Niet alles van de kerndoelen wordt getoetst, maar doordat het doel van het schrijfonderwijs het leren schriftelijk formuleren op een voor anderen begrijpelijke wijze is (Van Gelderen, 2010), is het niet nodig dat een toets schrijfvaardigheid deze elementen bevat. Ze toetsen namelijk niet meteen het doel van het schrijfonderwijs. 

  • Referentiekader
  • Taken: alle taken worden getoetst. 
  • Taakuitvoering: alles wordt getoetst.
  • Kerndoelen

Kerndoelen 1 (het schriftelijk weergeven van verworven informatie) en 9 worden niet getoetst. Kerndoel 9 wordt niet getoetst, maar dat zou hierbij ook niet passend zijn. Kerndoel 11 wordt niet apart getoetst, maar wordt wel meegenomen in de beoordeling. Overigens zou het apart toetsen van dit kerndoel ook niet passend zijn (Hoogeveen, 2017). De overige kerndoelen worden gedeeltelijk getoetst: 

  • Van kerndoel 5 worden de volgende elementen niet getoetst:
    • Zich ervan bewust worden dat je met verschillende doelen kunt schrijven; 
    • De volgende schrijfstrategieën: praten met anderen over de te schrijven tekst, jezelf vragen stellen tijdens het schrijven, reflecteren op eigen teksten en teksten reviseren en verzorgen. Overigens is niet helemaal duidelijk of de andere leesstrategieën wel getoetst worden, maar doordat leerlingen kladpapier mogen gebruiken, wordt er vanuit gegaan dat ze hierop aantekeningen maken waarbij deze leesstrategieën een grote rol zullen spelen. 
  • Kerndoel 8 wordt gedeeltelijk getoetst. De leerlingen moeten namelijk wel verschillende tekstsoorten schrijven, zoals een brief, verslag en een formulier, maar de informatie hiervoor halen ze niet uit meerdere schriftelijke bronnen.
  • Van kerndoel 10 worden de volgende elementen niet getoetst:
    • Het herkennen (bij zichzelf en bij anderen), verwoorden en beoordelen van strategiegebruik;
    • Zich ervan bewust zijn dat je strategieën kunt inzetten om je doel te bereiken;
    • Het reguleren van strategiegebruik.
  • Functies

Alles wordt getoetst. Dit betekent dat ook de functies instrueren en overtuigen worden getoetst. Deze worden wel in kerndoel 5, maar niet in het referentiekader genoemd. Dit is een pluspunt voor deze toetsen. 

Opmerking: Zoals gezegd, mogen leerlingen bij het schrijven kladpapier gebruiken. Door middel van dit kladpapier kunnen leerlingen verschillende schrijfstrategieën gebruiken, zoals het maken van aantekeningen en een tekstschema. Ook kan het zijn dat ze hierop brainstormen of hun gedachten formuleren. Er wordt dus niet direct getoetst of leerlingen deze strategieën beheersen en gebruiken, maar het strategiegebruik kan door middel van het kladpapier eventueel wel beoordeeld worden. Dit is natuurlijk wel afhankelijk van wat een leerling hierop schrijft. Om er zeker van te zijn dat deze strategieën worden getoetst en beoordeeld kunnen worden, moeten leerlingen geïnstrueerd worden in wat ze hierop moeten schrijven. Een aanbeveling voor IEP is dan ook om dit in de handleiding op te nemen en onderdeel van de beoordeling van de schrijfvaardigheid te laten zijn. 

Criterium 4

Heeft de toets passende vraagvormen of manier(en) van toetsen?

Onderzoek naar het toetsen van schrijfvaardigheid wordt weinig gedaan. Eén van de weinige onderzoeken is van Pulles, den Ouden, Herlitz en van den Bergh (2013). Zij hebben onderzocht of meerkeuzevragen een manier is om de schrijfvaardigheid van leerlingen te beoordelen. Dit blijkt niet zo te zijn. Ze adviseren om de leerlingen open schrijfopdrachten te laten schrijven. Hoe deze schrijfopdrachten vorm moeten worden gegeven, is niet duidelijk. Wel zou de functie van het schrijven voorop moeten staan en is de vorm hieraan ondergeschikt (Hoogeveen, 2017). Het gaat immers om het leren schriftelijk formuleren op een voor anderen begrijpelijke wijze en niet om het leren schrijven van goede brieven of verslagen. Dit wordt gedaan door de functiekenmerken, zoals beschrijven, overtuigen en argumenteren voorop te zetten (Hoogeveen, 2017). 

IEPJa, leerlingen krijgen schrijfopdrachten.

Criterium 5

Wordt er in de rapportage uitgesplitst in de verschillende subonderdelen van de specifieke vaardigheid?

IEPJa, de leerkracht moet verschillende categorieën beoordelen: afstemming op doel en publiek, samenhang, woordgebruik en woordenschat, spelling, interpunctie en grammatica en leesbaarheid.

Engels

Criterium 1

Wordt de betreffende specifieke vaardigheid door de leverancier in het systeem aangeboden?

BoomNee
CitoJa, door middel van de toets LVS Engels (lezen en woordenschat) en de toets Me2! Engels (auditieve woordenschat, leesvaardigheid, luistervaardigheid en schriftelijke woordenschat).
DiataalNee
IEPNee

Criterium 2

Voor welke leerjaren is de betreffende toets beschikbaar? 

Scholen zijn pas vanaf leerjaar 7 verplicht om Engels aan te bieden. Dit betekent dat de toets Engels niet eerder dan leerjaar 7 aangeboden hoeft te worden. 

CitoVanaf leerjaar 7

Steeds meer scholen echter bieden Engels al eerder aan dan leerjaar 7. Leveranciers wordt daarom aangeraden om deze scholen mogelijkheden te bieden om de Engelse vaardigheid van de leerlingen ook voor leerjaar 7 te kunnen toetsen. 

Criterium 3

Worden alle elementen van zowel de kerndoelen als de referentieniveaus en/of de leerlijnen en tussendoelen afgedekt door de toets(en) van de betreffende specifieke vaardigheid?

Sinds 1986 is Engels een wettelijk verplicht vak vanaf groep 7 (Thijs et al., 2011). Sindsdien (en eigenlijk ook al daarvoor) wordt Engels steeds belangrijker in het Nederlands basisonderwijs. Er komt meer aandacht voor Engels en steeds meer scholen geven meer en eerder Engelse les (Thijs et al., 2011). De manier waarop basisscholen Engels aanbieden verschilt erg, doordat scholen dit zelf mogen invullen (SLO, 2022). Zo mogen scholen zelf beslissen hoeveel uur Engels ze geven en vanaf welke groep ze Engels aanbieden. In de praktijk zijn er vier varianten: 

  • Engels in het basisonderwijs (Eibo) - Engels vanaf groep 7;
  • Vervroegd Eibo - Engels vanaf groep 5 of 6;
  • Vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) - Engels vanaf groep 1, waarbij 15 procent van de lestijd in het Engels wordt gegeven;
  • Tweetalig primair onderwijs (tpo) - Engels vanaf groep 1, waarbij 30 tot 50 procent van de lestijd in het Engels wordt gegeven (SLO, 2022). 

Dit kan ervoor zorgen dat de eindniveaus van leerlingen sterk uiteenlopen (Van Baalen, 2016), wat het opstellen van een algemene landelijke toets lastig kan maken.  

Welk beheersingsniveau leerlingen aan het eind van het basisonderwijs moeten halen, is echter nog niet helemaal duidelijk. Zo bestaan er geen referentieniveaus. Dit zorgt voor een beperking voor leveranciers om toetsen te ontwikkelen. De toetsen Engels worden daarom beoordeeld aan de hand van de inhoudslijnen voor het reguliere onderwijs en de kerndoelen. Er bestaan ook inhoudslijnen voor vvto en tpo, maar doordat bij deze onderwijsvormen Engels al eerder dan groep 7 aangeboden, wordt bij de beoordeling van dit criterium de inhoudslijn Engels (Eibo en vervroegd Eibo) voor het reguliere onderwijs gebruikt.

Kerndoelen Engels

De kerndoelen Engels gelden voor alle varianten.

  • Kerndoel 13 - De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse teksten. 

Bij dit kerndoel kunnen leerlingen informatie die voor hen belangrijk is, halen uit mondeling en geschreven taalaanbod en luister- en leesstrategieën toepassen. Hierbij geldt niveau A1 van het ERK als beoogd eindniveau voor spreken en luisteren: 

  • 'Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen die mijzelf, mijn familie en directe concrete omgeving betreffen herkennen, wanneer de mensen langzaam en duidelijk spreken'.
  • 'Ik kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen, bijvoorbeeld in mededelingen, op posters en in catalogi'.  

Lees hier de volledige toelichting en verantwoording van kerndoel 13.

  • Kerndoel 14 - De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in die taal.

Bij dit kerndoel moeten leerlingen informatie die voor hen belangrijk is kunnen vragen of geven. De uitspraak is begrijpelijk en verstaanbaar en ze kunnen strategieën toepassen om woorden en informatie van hun gesprekspartner te interpreteren en zelf te gebruiken. Hierbij geldt niveau A1 van het ERK als beoogd eindniveau voor spreken en gesprekken voeren: 

  • 'Ik kan eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om mijn woonomgeving en de mensen die ik ken, te beschrijven' (productie).
  • 'Ik kan deelnemen aan een eenvoudig gesprek, wanneer de gesprekspartner bereid is om zaken in een langzamer spreektempo te herhalen of opnieuw te formuleren en mij helpt bij het formuleren van wat ik probeer te zeggen. Ik kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden die een directe behoefte of zeer vertrouwde onderwerpen betreffen' (interactie) (SLO, z.d.-n). 
  • Kerndoel 15 - De leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden over alledaagse onderwerpen. 

Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • Schrijven als middel, bijvoorbeeld om bepaalde woorden beter te onthouden;
  • Schrijven als doel om te communiceren in het Engels over eenvoudige en alledaagse onderwerpen.

Het niveau A1 van het ERK geldt hierbij als beoogd eindniveau voor schrijven:

'Ik kan een korte, eenvoudige briefkaart schrijven, bijvoorbeeld voor het zenden van vakantiegroeten. Ik kan formulieren met persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld het invoeren van mijn naam nationaliteit en adres op een hotelinschrijvingsformulier'.

Lees de toelichting en verantwoording van kerndoel 15 voor de eisen waaraan de teksten aan moeten voldoen en wat leerlingen nog meer moeten kunnen bij het schrijven. 

  • Kerndoel 16 - De leerlingen leren om woordbetekenissen en schrijfwijzen van Engelse woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek.

Hierbij gaat het om woordlijsten achter in het lespakket Engels, starters-, digitale-, beeldwoordenboeken en andere (digitale) bronnen als internet en (jeugd-) woordenboeken op cd-rom. Digitale bronnen worden voor zowel de schrijfwijze als de uitspraak geraadpleegd (SLO, z.d.-p).

Bij het karakteriseren van de kerndoelen Engels wordt aangegeven dat het doel van het leren van Engels is om een eerste basis te leggen om te kunnen communiceren met moedertaalsprekers of anderen die buiten de school Engels spreken. Ook wordt aangegeven dat het in het basisonderwijs bij het onderwijs in de Engelse taal vooral gaat om mondelinge communicatie en om het lezen van eenvoudige teksten (SLO, z.d.-a). Dit betekent dat er binnen Engelse toetsen vooral gefocust moet worden op de gespreksvaardigheid en leesvaardigheid van leerlingen. Uit de domeinbeschrijving ten behoeve van het peilingsonderzoek Engels in 2018 blijkt dat experts vinden dat het in het onderwijs en het toetsen van de Engelse taal moet draaien om de gespreksvaardigheid, luistervaardigheid en woordenschat (Rose, 2016). Minder relevant vinden zij het peilen van de leesvaardigheid en spreken. Niet relevant vinden zij het peilen van spellen en schrijfvaardigheid (Rose, 2016). 

Inhoudslijnen

De kerndoelen worden verder uitgewerkt in de inhoudslijnen. De inhoudslijn Engels (Eibo en vervroegd Eibo) bestaat uit de volgende domeinen:

  • Luisteren - luistervaardigheid
  • Gesprekken voeren - gespreksvaardigheid/mondelinge interactie
  • Spreken - spreekvaardigheid
  • Lezen - leesvaardigheid
  • Schrijven - schrijfvaardigheid en schriftelijke interactie

Criterium 3: Worden alle elementen van zowel de kerndoelen als de referentieniveaus en/of de leerlijnen en tussendoelen afgedekt door de toets(en) van de betreffende specifieke vaardigheid?

Cito

Nee, de gespreksvaardigheid van de leerlingen wordt niet getoetst, terwijl dat één van de belangrijkste vaardigheden is om te toetsen. 

  • Kerndoelen
  • Kerndoel 13 wordt gedeeltelijk getoetst: er wordt niet getoetst of leerlingen informatie kunnen verwerven uit eenvoudige gesproken teksten. Doel 1 van het ERK wordt daarom niet getoetst. Doel 2 wordt wel getoetst.

  • Kerndoelen 14, 15 en 16 worden niet getoetst. 

  • Inhoudslijnen

De toets toetst de Engelse woordenschat en leesvaardigheid. Voor het toetsen van de luistervaardigheid kan de oude toets Me2! Engels gebruikt worden. Spreekvaardigheid, gespreksvaardigheid en schrijfvaardigheid worden niet getoetst.

Opmerking: Zoals eerder genoemd is, kan het lastig zijn om een algemene landelijke toets te construeren. Een oplossing voor dit probleem kan zijn om verschillende toetsen te maken, waarin recht wordt gedaan aan de verschillende varianten binnen het Engelse onderwijs. Zo moeten de toetsen voor leerlingen uit het vvto moeilijkere opgaven bevatten dan toetsen voor leerlingen uit het regulier onderwijs. Dit kan gekoppeld worden aan het ERK, zoals in het leerplankader van Rose (2016) is gedaan. Ook kunnen de verschillende inhoudslijnen gebruikt worden bij de constructie van deze toetsen (Ritzema, 2019). 

Daarnaast moet de Nederlandse overheid stappen gaan maken in het ontwikkelen van een referentiekader voor Engels aan het einde van het basisonderwijs. Dit referentiekader zou uitgesplitst moeten worden voor de verschillende varianten, doordat zij aan het eind van de basisschool verschillende niveaus behaald moeten hebben. Dit kan onder andere gedaan worden aan de hand van het Europees Referentiekader voor de Talen (ERK), de verschillende inhoudslijnen, nationale handreikingen (Van Til, Beeker, Fasoglio & Trimbos, 2011) en de publicaties van de Europese Raad (2018a; 2018b). Een voorbeeld hiervan kan worden gevonden in de Peiling Engels Einde Basisonderwijs 2018. Technische rapportage

Criterium 4

Heeft de toets passende vraagvormen of manier(en) van toetsen?

Leesvaardigheid

De auteurs van de Peiling Engels Einde Basisonderwijs 2018 (2019) geven aan dat de uitgangspunten voor leesvaardigheid in de tweede taal hetzelfde zijn als die in de moedertaal, maar dat in elk van de stappen in het leesproces hiervoor extra uitdagingen zijn opgenomen. De vraag hierbij is wel om welke uitdagingen het gaat en hoe bij het construeren van een Engels toets om moet worden gegaan met deze uitdagingen. Dit betekent waarschijnlijk wel dat een begrijpend leestoets Engels hetzelfde geconstrueerd zal moeten worden als een begrijpend leestoets in het Nederlands. Uit de informatie bij criterium 4 van Begrijpend lezen blijkt dat de vragen met name gericht moeten zijn op het leesproces en niet op het product van het lezen. Zie voor meer informatie criterium 4 van Begrijpend lezen.

Woordenschat

De auteurs van de Peiling Engels Einde Basisonderwijs 2018 (2019) geven aan dat het zinvol is om een onderscheid te maken tussen passieve en actieve woordenschat. Passieve woordenschat (of receptieve woordenschat) zijn de woorden die iemand wel begrijpt, maar (nog) niet gebruikt (Cöp, 2014). De actieve woordenschat (of productieve woordenschat) zijn de woorden die iemand gebruikt bij het spreken, schrijven en spellen (Cöp, 2014). Daarnaast geven de auteurs aan dat er binnen zowel de actieve als passieve woordenschat onderscheid gemaakt moet worden tussen het kunnen oproepen en het herkennen van woorden (Ritzema et al., 2019). Het gaat dus over het verschil tussen woordkennis en woordgebruik. Deze vier categorieën moeten daarom allemaal in de toets Engels worden getoetst. 

Woordkennis en woordgebruik moeten/kunnen op de volgende passende manieren worden getoetst: 

  • Het toetsen van woordkennis kan gedaan worden door middel van meerkeuzevragen. 
  • Het toetsen van woordgebruik kan op verschillende manieren worden gedaan. Bijvoorbeeld door middel van het zelf maken van een goedlopende zin met het gegeven woord. Of het onderstrepen van elk verkeerd woord en het goede woord eronder op te schrijven. Daarnaast kan er een gatentoets gebruik worden na het lezen van een tekstje. Zie voor voorbeelden het artikel Toetsing -10- van Paul Filipiak. 

Luistervaardigheid

Het luisteren en lezen in een vreemde taal heeft net als in de moedertaal veel gemeenschappelijke kenmerken (Ritzema et al., 2019). Het zou daarom kunnen dat deze vaardigheden op dezelfde manier getoetst moeten worden. Het toetsen van luistervaardigheid is echter weinig onderzocht, waardoor het nog onduidelijk is hoe dit het best getoetst kan worden. Bij criterium 4 van begrijpend luisteren wordt beschreven wat tot nu toe wel duidelijk is over het toetsen van luistervaardigheid. De volgende informatie komt hieruit: 

Wel is duidelijk dat wanneer er meerkeuzevragen gebruikt worden het bij de antwoordalternatieven moet gaan om onderlinge verschillen van inhoudelijke aard; vormverschillen alleen zijn niet geschikt. Daarnaast moeten de luisterteksten authentiek zijn. Dat betekent dat het moet gaan om teksten afkomstig uit bestaande taalgebruikssituaties. Tenslotte mag het onthouden van informatie getoetst worden. Details of trivialiteiten, zoals exacte hoeveelheden, precieze data, percentages en dergelijke, of andere – althans in dit verband – trivialiteiten, mogen hierbij niet getoetst worden, maar het onthouden van betekenis wel. Het is echter nog niet duidelijk of spontaan of voorgelezen tekstmateriaal beter is en of er wel of geen beeld gebruikt mag worden (Krom et al, 2011).

Cito
  • Leesvaardigheid

Nee, doordat de toets productgericht is. Er worden meerkeuzevragen gebruikt, waarbij het gaat om het geven van goede antwoorden over vragen bij de tekst. De manier van toetsen is tekst-opdracht-antwoord.

  • Woordenschat

Nee, doordat er in de toets meerkeuzevragen worden gebruikt. Het Engelse woordgebruik wordt dus niet getoetst.

  • Luistervaardigheid
  • De luisterteksten zijn authentiek.

Criterium 5

Wordt er in de rapportage uitgesplitst in de verschillende subonderdelen van de specifieke vaardigheid?

CitoJa, de score wordt uitgesplitst in een score voor lezen en één voor woordenschat. Bij het lezen wordt er ook een ERK-niveau gegeven (A1, A2, B1).

 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.