Klokkijken met een verhaal
Marie-Louise Vroemen
Leerkracht SO bij Klokkijken met de hardloper
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/klokkijken-met-een-verhaal.php
Alle illustraties in dit artikel zijn gemaakt door Natalie Kuypers uit Arnhem.
Klokkijken is ingewikkeld. In elke basisschoolklas zitten wel een of twee kinderen die het heel moeilijk vinden. En in het Speciaal Onderwijs vinden bijna alle kinderen het moeilijk. De meesten van hen krijgen het niet onder de knie. Ik heb mij afgevraagd waarom dat zo is. Dat werd een hele zoektocht. Tijdens die zoektocht stuitte ik op problemen voor de leerlingen maar ook op hardnekkig volgehouden werkwijzen die niet blijken te werken. En uiteindelijk ontwikkelde ik een nieuwe aanpak.
Wat is er nou zo moeilijk aan klokkijken?
Ik begon bij de leerlingen. Wat vinden ze nou zo moeilijk aan klokkijken?
Dat observeerde ik in mijn eigen middenbouwklas met zeer moeilijk lerende kinderen.
Wat voor mij meteen in het oog sprong, waren de begrippen "over" en "voor". Dat leken totaal lege begrippen voor de kinderen. Sommige leerlingen konden wel leren dat je bij bepaalde standen van de wijzers "over" zei, maar begrijpen waarom, deden ze niet. En de meesten bleven eigenlijk twijfelen: keken mij aan en zeiden: "Kwart ... ooo-ver... toch?"
Daarna ontdekte ik nog veel meer dingen die kinderen moeilijk vinden. Hieronder een greep uit de lijst:
- De begrippen voor en over zijn lege begrippen voor de kinderen.
- De grote en de kleine wijzer zijn lastig te onderscheiden en interpreteren. Kinderen halen deze vaak door elkaar. "Kwart voor 2" wordt "10 over 9" en andersom.
- De halve uren zijn extra moeilijk: die kleine wijzer staat tussen twee getallen in. Is het nu half 6 of half 7?
- De richting waarin de wijzers bewegen is voor veel kinderen niet vanzelfsprekend. Dat de wijzers van de 12 naar de 1 bewegen en niet andersom.
- Dat klokken er zo verschillend uit zien. Klokken zijn erg verschillend van vorm, de cijfers hebben steeds een ander "lettertype" of zijn helemaal verdwenen, de wijzers zijn breed of smal of hebben verschillende kleuren. Als kinderen één type klok kennen, kunnen ze vaak niet een andere klok goed aflezen.
Deze aspecten en nog meer krijgen allemaal speciale aandacht in mijn aanpak.
Nergens een goede aanpak te vinden
Als zoveel leerlingen worstelen met deze materie, zou je verwachten dat er veel verschillende manieren worden uitgeprobeerd om de problemen op te lossen. Maar dat viel tegen. Ik zag vooral veel overeenkomsten in aanpak.
Zo is de volgorde waarin we de verschillende tijden aanbieden steeds dezelfde. Je biedt eerst hele uren aan, dan halve uren, dan kwart over, dan kwart voor, dan 5 over, dan 5 voor.
Daarna worden er twee verschillende paden bewandeld: eerst 10 over en voor of eerst 5 over half en 5 voor half.
Als je kijkt naar computerprogramma’s waarmee kinderen kunnen oefenen, dan zie je hetzelfde patroon.
Maar dat is vreemd: de halve uren aan het begin van het hele proces. Want de halve uren zijn nu juist het moeilijkste wat er is! Dan staat de kleine wijzer namelijk precies tussen 2 cijfers in. Is het dan half 3 of half 4? Kinderen blijven daarover twijfelen.
En ook hier kon ik binnen de kortste keren een hele lijst van problemen aanleggen. Ik noem de opvallendste:
- De volgorde van aanbieden is niet logisch en lijkt niet te voldoen.
- In rekenmethodes wordt het oefenen van klokken aflezen vaak behandeld in een les met ook nog andere onderwerpen.
- Vaak worden analoge en digitale klokken naast elkaar aangeboden en ook al heel snel vergeleken. Dat is zeer verwarrend, zeker voor zml leerlingen. En moet je het überhaupt kunnen: vergelijken?
- Volgens de leerlijnen van het CED* voor ZML worden hele, halve uren en kwartieren aangeleerd en daarna globaal klokkijken: het is bijna kwart voor, het is net 10 uur geweest. Voor veel kinderen is dit juist moeilijker dan precies aflezen en ook nog eens onbevredigend.
Het was voor mij duidelijk dat ik nergens kon vinden wat mijn leerlingen en ik nodig hadden om het leren klokkijken goed aan te pakken.
Met de twee lijstjes met problemen in de hand, begon ik aan de ontwikkeling van een nieuwe aanpak. Het is een lessenserie geworden met een kort verhaal over de woorden voor en over, een nieuwe volgorde van aanbieden, oefeningen in zeer kleine stapjes en aandacht voor klokken die er bijzonder uitzien.
Hoe onthoud je ‘voor’ en ‘over’?
Iets wat je niet begrijpt is moeilijker uit je hoofd te leren dan iets wat je begrijpt. Als het woord "over" geen inhoud voor je heeft, is het moeilijk om te onthouden wanneer het 5 over 4 is en wanneer 5 vóór 4.
Dat bracht mij op het idee om meer aandacht aan de begrippen voor en over te besteden. Om er een verhaal over te vertellen. Om eerst deze begrippen inhoud te geven, vóór je begint over "5 voor" en "kwart over".
Toen ik dat begon te doen had dat een enorm resultaat.
De kinderen vonden het verhaal leuk en je zag de kwartjes vallen.
Het verhaal gaat over een hardloper en een prullenbak. Als je de klok in vieren verdeelt, dan heb je rechtsboven het prullenbakvak. Dat vak is groen. Als de grote wijzer daar staat, dan is het uur “afgelopen, weg ermee, in de prullenbak, over”. Je weet dan: het is een tijd met “over”. Aan de andere kant van de klok, linksboven, in een wit vak, komt een hardloper aangerend. Hij is bijna bij het uur, maar hij is er nog vóór.
Bij deze verhaaltjes, of “mantra’s” kun je wel zeggen, hoort ook een beweging. Kinderen gooien letterlijk een briefje met het woord “uur” in de prullenbak en gaan in hardloperhouding staan.
Een andere volgorde van aanbieden
Als de kinderen deze verhaaltjes kunnen dromen, gaan we naar de volgende stap.
Dat is: 5 minuten over het uur aflezen. Daarna komt 10 over en dan 15 ( kwart) over. Zo zijn we in het begin alleen maar met het eerste kwart van de klok bezig. Alleen maar met “over”. De halve uren doen we nog niet. Nog lang niet.
Na het oefenen van de uren, 5, 10 en kwart over, gaan we terug naar de hardloper. We leren dan 5 voor. De hardloper komt eraan, hij is bijna bij het uur, maar hij is er nog voor. We tellen de streepjes: het is 5 voor… 3 bijvoorbeeld. Vervolgens leren we 10 voor, dan kwart voor en dan pas doen we de halve uren. De leerlingen hebben dan inmiddels zoveel ervaring met het in een paar stappen benoemen van tijden dat deze bijna geen problemen meer opleveren.
Vervolgens zetten we ook een prullenbak en een hardloper op de onderste helft van de klok. In die prullenbak komen de halve uren en daar loopt de hardloper naar het halve uur toe.
En dan hebben we de hele klok gehad en hebben ook veel zeer moeilijk lerende kinderen de klok leren aflezen tot op 5 minuten en zelfs de minuut nauwkeurig.
Klokken die er raar uitzien
Als kinderen op deze manier, in kleine logische stappen, leren klokkijken, voelen ze zich al snel zeker van hun zaak. Het probleem van het toepassen van deze vaardigheid bij klokken die afwijken van de klok in de klas of afbeeldingen op een werkblad, los ik als volgt op. Ik laat de leerlingen regelmatig afbeeldingen zien van kerkklokken, klokken met Romeinse cijfers, klokken zonder cijfers, enz. Het is een feest om die met elkaar te bekijken en erachter te komen dat je zelfs op zo’n klok kunt zien hoe laat het is. Als je rustig de stappen volgt die je geleerd hebt, kom je er altijd uit.
De digitale klok erna, niet ernaast
Na het leren aflezen van de analoge klok, starten we met de digitale klok. Daarbij houd ik dezelfde volgorde aan. De uren vergen wel wat meer tijd, omdat na 12 uur opeens 13 uur komt. Dat heb je niet op een analoge klok. Ik werk hierbij met kapstokken: met een paar uren die voor de kinderen belangrijk zijn. Dat zijn meestal 12 uur ‘s nachts (het spannende spookuur) en 18.00 uur bijvoorbeeld omdat de kinderen dan eten. Deze uren prenten we in door ze zichtbaar op te hangen en veel te herhalen. Vandaar uit werken we naar uren in de buurt. Als je 18.00 uur weet, weet je vast ook 19.00 uur en 17.00 uur.
Vaak wordt me gevraagd waarom ik de kinderen niet leer om analoge klokken met digitale te vergelijken. Mijn antwoord is: omdat je dat nooit nodig hebt. Zelfs als je op het station je trein opzoekt, heb je dat niet nodig. Wat je moet leren is: een tijdbeeld omzetten in taal. Op het station doe je dat vaak twee keer. Je kijkt op je horloge hoe laat het is (“4 uur”) en je kijkt wanneer de volgende trein komt (je ziet 16.15 uur en zegt: “kwart over 4, die kan ik dus halen”.)
Ook hoor je soms stemmen opgaan om de analoge klok helemaal over te slaan. Die komt toch bijna niet meer voor. Daar heb ik twee bezwaren tegen. Het ene is: als je de analoge klok wilt leren aflezen hoef je niet verder te kunnen tellen dan tot 15. Bij de digitale klok is dat 60. Dat is nogal wat voor veel zml leerlingen. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat je als je de analoge klok goed leert aflezen, beter weet waar je mee bezig bent dan als je leert zeggen: “het is veertien uur vijftien”.
In ieder geval wordt op scholen nog steeds lestijd aan de analoge klok besteed. Als je dat doet, doe het dan goed, neem alle leerlingen erin mee en ervaar hoe trots en zelfstandig ze daarvan worden!
*Het CED heeft inmiddels mijn manier van werken op haar website gezet als een goed praktijkvoorbeeld, ontstaan in het werkveld.