Speciale hulp bij de klankinslijping -4-
Jeanne Buijks
Orthopedagoog bij Kennisplatform Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 13-12-2024,
van https://wij-leren.nl/speciale-hulp-klankinslijping.php
Fonologische incompetentie, het niet kunnen ‘spelen’ met klanken, is in het primair onderwijs een belangrijke oorzaak van bemoeilijkt voorbereidend en aanvankelijk (technisch) lezen en schrijven/spellen. Dit artikel is onderdeel van een serie over hulp bij fonologische problemen in voorbereidend en aanvankelijk lezen en schrijven/spellen. Hier staat een overzicht van alle artikelen, materialen en bronnen.
In een eerder artikel werd uitgelegd, waarom de klankanalytische didactiek zo belangrijk is bij kinderen met fonologische zwakte. Hieronder wordt uiteengezet, hoe de speciale hulp eruit kan zien, als de losse klanken het startpunt vormen van de aanpak van de fonologische ontwikkeling.
- De aanvankelijke leesmethode Lijn 3 is momenteel een van de sterkste methoden op het gebied van ‘de klank centraal stellen’, daar vóór was de methode Leeslijn/Leesweg het meest geschikt om klankanalytisch te werk te gaan. In groep 1 en 2 kan al rekening gehouden worden met de leesmethode in groep 3, de keuze van de aan te bieden letters/woorden en de klankmethodiek in de kleutergroepen zijn hier afhankelijk van. Om een doorgaande lijn te garanderen, is het zeer aan te bevelen, de voorloper van de leesmethode van groep 3 te gebruiken als leerlijn taal in groep 1 en 2, zo nodig aangevuld met specifieke auditieve programma’s.
- Het letteraanbod in groep 1-2 is in het begin beperkt en sluit aan bij de belevingswereld en de mogelijkheden van het kind. Er kan het best gestart worden met klanken die goed uitgesproken worden of geen grote moeilijkheidsgraad hebben. Over het algemeen zijn de klinkers en de stemhebbende medeklinkers het makkelijkst te vormen met de mond en lang aan te houden, dus goed te horen. Globaal is de volgorde dan:
-lange klinkers en tweeteken klinkers
-korte klinkers
-stemhebbende (lang te maken) medeklinkers
-stemloze (niet lang te maken) medeklinkers
-gecombineerde medeklinkers en klinkerclusters - Breng de klanken/letters in groep 1 en 2 al onder in de categorieën, die op school gebruikt worden in de spellingsmethode (vanaf groep 4). Of schaf apart het klankenbord van de leesmethode Lijn 3 (afb. B) aan, dat is visueel heel duidelijk en het hangt permanent aan de wand, zodat de kinderen van het begin af aan structuur kunnen leren zien in de ‘brij’ van letters. Het klankenbord wordt ‘doorgetrokken’ naar groep 3 met de klanken die de kinderen in groep 1-2 al hebben geleerd.
Afb. B. klankenbord Lijn 3, methode aanvankelijk lezen
- Spreek de klanken fonetisch uit en benadruk dat ook voor de ouders, werk niet met het onzuiver uitgesproken alfabet van de 26 lettertekens. Werk met het hele arsenaal aan klanken, die kinderen in woorden horen en ervaren/uitspreken en in groep 3 in de leesles leren. Je komt dan uit op wel 44 klanken en klankclusters, waarvan in groep 1 en 2 slechts een beperkt deel aan bod komt. Indien er logopedische hulp is voor een kind, overleg dan regelmatig met de logopedist wat de beste manier is om klanken aan te leren en in welke volgorde.
- Klanken aanleren mag niet alleen een talige en auditieve aangelegenheid zijn, maar moet ook een sterke senso-motorische component hebben bij kinderen met fonologische beperkingen, als ondersteuning of compensatie van de zwakke auditieve vaardigheden. ‘Voor een optimale beheersing van de letters is het goed om zo veel mogelijk zintuigen te betrekken’ (van Druenen e.a.). Klankinslijping doe je met je oren en je mond, hardop, maar ook met je handen, motoriserend en voelend in je spieren en tastzintuigen, schrijvend, spelenderwijs, al doende. Ook je ogen heb je nodig, om voorbeeldgedrag van de leerkracht of therapeut na te doen en om te kijken naar afbeeldingen of een letter na te tekenen of te schrijven.
- ‘Voor risicolezers is het van belang dat zij letters automatisch leren gebruiken’. Daarom is het nodig om ‘met name tijdens de beginperiode van het leren lezen, veelvuldig en op een integrale wijze aandacht aan het horen van de letter, het zien van de letter en het zeggen van de letter’ te besteden (Vernooy). In dit artikel wordt hier aan toegevoegd: het bewegend inslijpen van de klanken/letters, het integraal gebruikmaken van het gebaren van de klanken/letters, in grotere beweegvormen met je hele lijf en vooral met je handen middels klankgebaren. Het lichaam is het beste ‘gereedschap’ en altijd bij de hand om jezelf te ondersteunen bij wat je vaag en ongrijpbaar vindt, kenmerkend voor vluchtige en onzichtbare klanken. Het hanteren van klankgebaren is een soort taaldenken met de handen (casus 2).
- Bewuste en systematische inschakeling van de klankgebaren is een must voor de kinderen die het moeilijk hebben met de auditieve voorwaarden. Eigenlijk zou het standaard aangeboden moeten worden voor alle kinderen in groep 1, 2, 3 en 4, waar nodig ook in de hogere groepen en voor een enkeling voor het leven. Het ebt vanzelf weg, als je het niet meer nodig hebt en het blijft een reddingsboei als je niet zonder kunt of het voor een enkele klank nog nodig hebt.
- Klankgebaren zijn makkelijk aan te leren, voor de kinderen zowel als voor de leerkrachten en ouders. Omdat er verschillende klankgebaar systemen bestaan, is het belangrijk goed af te stemmen met het schoolplan, de logopedie en de ouders, want het is heel verwarrend als kinderen verschillende systemen moeten gebruiken in verschillende groepen en leersituaties. Veel gebruikte systemen zijn: de klankgebaren van Lezen moet je doen, Spreekbeeld, de klankgebaren van José Schraven (foto’s) en vanuit de logopedie de klankgebaren van het Dyspraxie programma. In de meeste klankgebaar-afbeeldingen is het handgebaar en ook de mondstand gevisualiseerd. In YouTube video’s is tevens de beweging van de handelingen van hand en mond zichtbaar, een duidelijke meerwaarde. Elk systeem heeft tevens losse plaatjes en posters ontwikkeld met de afbeeldingen van de klankgebaren. Niet elk systeem heeft klankgebaren voor de langere letterclusters, b.v. ooi of eer. Je kunt dan ‘lenen’ van een ander systeem of de school verzint zelf een gebaar voor deze klankclusters.
- De leesmuur in de klas, met de aangeboden letters, wordt een multi sensoriële klankmuur, met bij elke orthografische letter een ankerwoord en afbeelding van dat woord. En tevens een afbeelding voor de klank/letterondersteuning: die van het klankgebaar en van het mondbeeld (Afb. C).
Afb. C. klank letter muur. bron woordkaarten: VLL, bron klankgebaren: lezen moet je doen
- De klanken/letters kunnen ook op allerlei andere fysieke en contextuele manieren gedaan worden, deels zichtbaar in de klankmuur: hoe voelt de klank of letter in de mond, hoe is de stand van je mond, van de lippen, wat doet je tong, hoe klinkt het, kun je de klank lang maken of juist niet, kun je de klank zingen, hoe ziet een letter er uit, wijs aan op de klankmuur of het bord, hoe schrijf je de letter, hoe knutsel je de letter, hoe beeld je een klank of letter uit, welk woord of verhaaltje hoort er bij, welke film of tekening. Letterverwisselingen (b d p) kunnen met klankgebaren ook meteen ‘meegenomen’ worden.
- Werk met een klank/letter-van-de-week en besteed hier elke dag een paar keer aandacht aan. De leerkracht maakt een klankschrift van alle aan te bieden klanken, deze werkvorm voelt voor een kind aan als knutselen. Ga volgens een vast stramien te werk, bijvoorbeeld:
-Teken/schrijf de letter van de klank in het schrift.
-Zeg de klank hardop voor, doe ook voor hoe de klank wordt gevormd met mond en hand, het kind zegt en doet na.
-Plak de afbeelding van het klankgebaar erbij.
-Plak er een passend klankversje bij en zing dat regelmatig met het kind.
-Het kind zoekt voorwerpen in de klas waar je een bepaalde klank in hoort.
-Het kind zoekt plaatjes waar hij de klank in hoort en plakt die bij de letter.
-Doe klankspelletjes met de letter: auditieve discriminatie, klankpositie, analyse.
-Maak woorden met de klank/letter, het kind schrijft en tekent die er bij.
-Herhaal steeds de reeds aangeboden klanken in de lesjes.
-Geef het klankschrift regelmatig mee naar huis. - Het levend voorbeeld is steeds de leerkracht, die de klanken voordoet met het juiste mondbeeld, de articulaties hardop voorzegt en de bijbehorende klankgebaren uitvoert. Ook lichaamstaal, uitbeelding, mimiek en rollenspel kunnen worden ingezet. Gebruik de visualisatie en motoriek als ondersteuning, niet als uitgangspunt, de auditieve stimulatie is het startpunt. Stimuleer de kinderen om de spreekvoorbeelden mee te zeggen, na te zeggen, samen te zeggen, hardop, herhalend, ook zingend en ritmisch. En laat de kinderen de klankgebaren nadoen van de leerkracht of van een klankgebaar afbeelding.
- Zorg voor veel verbinding met betekenisvolle woorden, verhalen, gevoelens en ervaringen, maak hierbij gebruik van kleuter aanwijswoordenboeken, voorleeswoordenboeken en beeldwoordenboeken. Laat het kind babbelen over de leerstof, zodat er verbindingen komen met de eigen beleving en emotie. Leerstof die begrepen wordt en waar een grote emotionele betrokkenheid voor is, beklijft beter. Begrepen herhaling is de poort naar automatisering.
- Trek deze klankanalytische werkwijze door naar de volgende groepen.
Casus 2
Een jongen in groep 3 met een spraak- en klankprobleem, heeft moeite met het technisch lezen. Hij krijgt de klanken auditief moeizaam ingeslepen en moet spellend lezen, klank voor klank. Pas halverwege groep 3 heeft hij kennis gemaakt met de klankgebaren. Vanaf dat moment gaat er een wereld voor hem open: klanken maken met ondersteuning van zijn handen! Hij voelt meteen het profijt, nu heeft hij een manier om zijn leesprobleem te managen. Vanaf dat moment gaat het lezen en het dictee stukken beter, wel langzaam, want hij moet voor de meeste letters steeds eerst het klankgebaar maken, dan de klanken uitspreken in de juiste volgorde en dan het woord maken. Eenmaal in groep 5 wil hij de klankgebaren niet meer openlijk maken, hij maakt ze voortaan onder zijn werktafel of subtiel met een kleine beweging, die niemand opmerkt. Ook in het voortgezet onderwijs heeft hij bij dictee en soms bij lezen zijn handen nog even nodig. Of hij doet de beweging van het klankgebaar in zijn hoofd, zegt hij (Galpérin: de materiële fase wordt steeds meer mentaal). Hij is nog steeds geen snelle lezer is, maar wel een accurate en een blije.https://wij-leren.nl/fonologische-problemen-speciale-hulp-uitgangspunten.php