Speciale hulp bij de ontwikkeling van de luistervaardigheid -5-
Jeanne Buijks
Orthopedagoog bij Kennisplatform Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 07-10-2024,
van https://wij-leren.nl/speciale-hulp-luistervaardigheid.php
Fonologische incompetentie, het niet kunnen ‘spelen’ met klanken, is in het primair onderwijs een belangrijke oorzaak van bemoeilijkt voorbereidend en aanvankelijk (technisch) lezen en schrijven/spellen. Dit artikel is onderdeel van een serie over hulp bij fonologische problemen in voorbereidend en aanvankelijk lezen en schrijven/spellen. Hier staat een overzicht van alle artikelen, materialen en bronnen.
Kinderen met fonologische problemen hebben veelal een zwakke luistervaardigheid, ze doen talige informatie niet makkelijk terloops op of hebben moeite om de relevante informatie op te pikken uit de rumoerigheid van een druk en vol klaslokaal. Bovendien kan ook de in zichzelf gerichte luistervaardigheid, het horen van zichzelf, verstoord zijn. De aanpak van de luistervaardigheid en de hieruit voortvloeiende spraakperceptie is een specialistische aangelegenheid, die door de logopedist behandeld moet worden. Wel is het in de klas noodzakelijk om de zwakke luistervaardigheid en spraakperceptie te ondersteunen en te faciliteren, zodat het kind de lessen zo optimaal mogelijk kan volgen.
- In spreeksituaties frontaal en gelaatgericht tegenover het kind gaan zitten of staan, zodat hij een goed en volledig zicht heeft op je mond, gezicht en lichaamstaal. Hou de afstand tussen kind en leerkracht kort, je hebt dan beter grip op hem en het kind voelt dat de leerkracht als externe steun dichtbij aanwezig is. Zorg dat er geen hand of materiaal voor je mond is, het kind moet de klanken en woorden van je gezicht, mondbeeld en gezichtsuitdrukking kunnen ‘aflezen’, ter ondersteuning van wat hij hoort, hij moet de taal zien en horen tegelijk.
- Zorg dat je gezicht verlicht is, zodat het kind je gezicht goed kan zien. Maar ga nooit in het licht van een raam staan, omdat hij dan tegen het licht in moet kijken en dat is heel vermoeiend, hij ziet je mondbeeld en lichaamstaal dan niet goed.
- Pas praten of opdracht geven, als het kind je aankijkt (en jij hem) en aandachtig is. Je kunt de aandacht ‘wekken’ door het kind te zeggen, dat je iets gaat vertellen of je geeft hem een teken of zegt zijn naam. De leerkracht kan een non-verbaal teken afspreken met hem, als hij niet oplet, want anders moet je er steeds iets van zeggen en dat is storend en onderbrekend voor de continuïteit van de les. Overleg dit met het kind, leg hem uit dat het goed is voor hem, als jij hem helpt herinneren aan de juiste oplethouding. Geef concreet aan hoe hij zich moet gedragen bij het luisteren: rechtzitten, handen rustend op tafel of bovenbenen, kijk naar de spreker, niets in je handen en niet iets anders doen. Ben vooral niet vaag: ‘let eens op’ is niet operationeel genoeg, hier kan het kind niet veel mee, dit geeft verwarring en faalgevoelens.
- Het verwoorden van een gesprek/instructie moet tevens gevisualiseerd worden met het gebruik van natuurlijke gebaren en klankgebaren, het uitbeelden van het onderwerp of het motorisch en visueel voordoen van een opdracht. Schrijf de hoofdwoorden op het bord, maak een schema of snelle tekening, laat een filmpje zien of een foto. Sluit aan bij de vragen of beleving van het kind, het kind raakt dan meer betrokken en gemotiveerd en heeft meer aandacht, die hij langer kan volhouden. Maak je taalaanbod in alle opzichten behapbaar, boeiend en aantrekkelijk voor het kind, dan wordt hij automatisch naar het onderwerp getrokken en houdt hij de concentratie ervoor langer vol. Hij leert dan aandacht en taakspan op te bouwen op een intrinsieke wijze.
- Bij veel achtergrondgeluiden is het nodig dat de leerkracht wat luider en langzamer praat, zodat het signaal van de instructie boven de ruis van de omgeving duidelijk uitkomt. Probeer de achtergrondgeluiden te verminderen (klas strakker organiseren, meer afspraken maken, raam dicht vanwege verkeerslawaai, muziek zachter zetten). In een gehorig klaslokaal kun je met gordijnen, kortpolige matten en viltjes onder de stoelen/tafels, verzachting van de akoestiek aanbrengen en bijgeluiden doen absorberen.
- Spreek met een duidelijk gearticuleerde nadrukkelijke spraak, zodat alle zinnen, woorden en klanken goed uitkomen. Verlaag je spreektempo en benut duidelijk de pauzes in en op het einde van een zin. Laat ritme, cadans, klemtoon, intonatie en melodie van een zin goed uitkomen, op zo’n basis is taalaanbod aantrekkelijker en duidelijker en onthoudt het kind beter. Het tegelijkertijd visueel-motorisch uitbeelden van taal met gebaar, lichaamstaal en mimiek, maakt taalaanbod concreter en minder vluchtig.
- Nadat je iets hebt gezegd naar het bord toe, herhaal dit dan gelaatgericht voor het kind, als je ziet dat hij informatie niet heeft opgepikt. Ook de antwoorden van mede-leerlingen herhalen, indien dat nodig is, toch zeker als er door elkaar gepraat is en vlug achter elkaar door verschillende leerlingen.
- Spreek in korte eenduidige zinnen (onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, eventueel met bijvoeglijk naamwoord), geen samengestelde of gecompliceerde zinnen, ook geen dubbelzinnige of figuurlijke taal. Geef één opdracht tegelijk en maak meerdere of complexe opdrachten zichtbaar met tekening, schema en steekwoorden.
- Steeds in de gaten houden: heeft het kind de taal wel goed opgepikt. Als iets via talige weg niet goed is overgekomen, doe het dan voor terwijl je praat. Laat hem in eigen woorden navertellen of aanwijzen, tekenen, uitbeelden wat er verteld is. Stimuleer het kind te imiteren, zowel nonverbaal als verbaal. Als het kind het aankan, kun je terugvragen: stel de vraag zodanig gesloten, dat hij met een knikje, met ja/nee of met een kort antwoord kan reageren, zolang hij nog niet in zinnen kan of durft te praten.
- Geef gedragsconcrete procesmatige feedback, gericht op strategiegebruik (‘lees de eerste letters nog eens’), ben vooral niet vaag (‘kijk nog eens goed’). Het kind moet precies weten hoe het kan ingrijpen in zijn eigen (foutieve) leerproces, een dergelijke aangeleerde strategie kan een volgende keer weer gebruikt worden. Schrijf de te gebruiken strategieën op voor het kind of maak er een tekening/schema van. Hardop een taak uitvoeren is het beste, omdat de taalproducties dan hoorbaar worden voor de begeleider en voor het kind zelf en teruggekoppeld kunnen worden met afgestemde interventies en eigen acties.
- De innerlijke feedback van het kind, het naar jezelf kunnen luisteren, wordt versterkt door op de reacties van het kind te responderen met positieve acties. Dit gebeurt enerzijds met bevestigen en prijzen en anderzijds met herformuleren, ordenen, verhelderen, voorzichtig spiegelen, gedeeltelijk het antwoord al aangeven, voordoen en het kind stimuleren tot nadoen/nazeggen. Het is een must om fonetische oefeningen hardop te laten doen, het kind leert zichzelf innerlijk horen door eerst hardop een soort van uitwendige ‘hoorlijn’ aan te leggen: van mond buitenom naar het oor. Met deze hardop strategie leert het kind het horen van zichzelf van lieverlee via het innerlijke kanaal te gebruiken.
- Werk en instrueer langzamer, een fonologisch zwak kind heeft meer verwerkingstijd en denk omweggetjes nodig, om de informatie op een rijtje te krijgen. ‘Geef het kind ruimte en tijd om zelf te kunnen communiceren, creëer een rustige spreeksituatie en een pedagogisch klimaat van veiligheid en gezelligheid’ (Buijks). Stress is een enorme stoorzender in het talig en mentaal functioneren, het verergert de problematiek, ontstressing is daarom een belangrijke leidraad.