Je zal maar kleuter mogen zijn!
Dolf Janson
Senior onderwijsadviseur en -ontwikkelaar bij Jansonadvies
Geraadpleegd op 15-10-2024,
van https://wij-leren.nl/groep-1-en-2-ontwikkeling.php
Kleuters en hoogbegaafdheid
‘Elk kind heeft er recht op kleuter te mogen zijn!' ‘Laat haar toch nog lekker een poosje kleuteren, zij moet nog lang genoeg leren…‘Hoe houd je je als niet-modale kleuter staande te midden van zulke beelden over hoe kleuters blijkbaar horen te zijn? In dit artikel verkennen we het verschijnsel kleuter binnen de context van de school en hoogbegaafdheid en gaan daarbij ook in op de rol van de leraar.
Kleuterperiode
‘De kleuterperiode overbrugt de tijd tussen peuter en schoolkind en wordt geplaatst tussen ongeveer 4 en 6 jaar’ schrijven hoogleraren Goorhuis-Brouwer en Imelman (2010). Kleuter-zijn lijkt zo geformuleerd een overbruggingsperiode, in afwachting van... Dat verklaart misschien de neiging van sommige onderbouwleraren (en soms ook wel van ouders) om te reageren in de trant ‘geniet ervan, nu het nog kan'. Het perspectief te moeten leren, als schoolkind, is voor hen blijkbaar tamelijk afschrikwekkend.
De beide auteurs vervolgen even verder met de constatering dat kinderen in die kleuterfase ‘uittreden uit de egocentrische peuterfase’ en ‘het besef krijgen deel uit te maken van verschillende werelden'. Tijdens die periode wordt ook de basisstructuur van de hersenen voltooid: de ‘centrale neurale bedrading’ is klaar om – in het gebruik – verder verfijnd te worden. Uiterst belangrijk voor de verdere ontwikkeling dus, die kleuterperiode.
School is (na het kinderdagverblijf) een van die andere werelden waar kinderen veel tijd doorbrengen. In die wereld gelden andere vanzelfsprekendheden en eigen rituelen. Zo markeren liedjes daar dikwijls de overgang van de ene naar de volgende activiteit.
De afscheidsrituelen die dagelijks in kleutergroepen plaatsvinden (‘Nog een kusje..!’) benadrukken dat dit een andere wereld is: ik ga nu weg en laat je hier alleen (lees: zonder mij) achter. Opmerkelijk snel na dat vertrekmoment zijn er meestal geen tranen meer te bekennen. Kleuters herkennen dat de schoolwereld inderdaad een andere is dan die thuiswereld en weten al even snel dat zij daar ook bij horen.
Onderzoeken
Kinderen die zich snel ontwikkelen en al voordat ze vier zijn kenmerken van kleuters vertonen, zullen zich ook eerder bewust zijn van het bestaan van andere werelden dan de omgeving thuis. Op het moment dat zij daadwerkelijk op school beginnen, zijn zij zich dat soms zeer bewust. Dat uit zich dan in de snelle interpretatie van wat zich op school voordoet als 'zo hoort dat hier'. De eerste aanpassing is dan direct al het gevolg, met als legitimering: ‘De andere kinderen doen het ook en de juf vindt het fijn'. Wat is in die context 'jezelf mogen zijn'?
In november 2010 verscheen een speciaal nummer van het Talentenkracht Magazine met als centraal motto: Verwondering is de basis van alle wetenschap. Allerlei wetenschappelijke onderzoeken die in het kader van het project Talentenkracht worden uitgevoerd aan verschillende Nederlandse Universiteiten passeren daarin de revue. Hierin werden onder meer kleuters onderzocht.
Kleuters zijn van nature geschikt als onderzoeker. Juist doordat zij zich sterk richten op de omgeving staan zij open voor ontdekkingen. De drijfveer voor onderzoek is nieuwsgierigheid en de middelen daartoe zijn in de eerste plaats de zintuigen. Het leuke is dat elke doorgewinterde kleuterjuf dat zal bevestigen: goed (leren) kijken en luisteren zijn belangrijke activiteiten voor kleuters.
Hoewel in de kasten van een doorsnee kleuterlokaal veel zogenaamde ontwikkelingsmaterialen staan, dagen de meeste van die materialen niet uit tot onderzoek. De materialen zijn meestal te eendimensionaal en voorgekookt om een ontdekkende houding uit te lokken. Wie de oplossing niet kan vinden komt niet verder. Zulke ontwikkelingsmaterialen, vaak wat verhullend aangeduid als 'werkjes' zijn in feite toetsmaterialen.
Ze houden kinderen in hun comfortzone en spreken hen niet aan in de zone van de naaste ontwikkeling. Het is geen wonder dat kinderen zich niet uitgedaagd voelen om onderzoekend bezig te zijn met zulke materialen. De onderzoekers van de deelprojecten van Talentenkracht werken niet met traditionele materialen, maar juist met echte 'problemen', verrassende verschijnselen en open situaties waarin de kleuter zelf al handelend kan onderzoeken.
Een voorbeeld hiervan is een onderzoek waarin kinderen moeten experimenteren met schaduwen. Al doende moeten ze ervaren dat niet alleen de lengte van iemand de lengte van de schaduw bepaalt, maar ook de plek van de lichtbron ten opzichte van die persoon.
Open en gesloten
Wat betekenen beide typen activiteiten nu voor het zelfbeeld van jonge kinderen? Vanuit welk beeld kijkt een leraar naar kleuters als zij kiest voor de ene of de andere aanpak? Welk idee over de rol van school schuilt hierachter? De kleuter die merkt dat steeds het eindresultaat al bekend is voordat hij begint, zal of bang worden om het fout te doen, of zijn interesse verliezen doordat er niets eigens van te maken is. Andere kleuters gaan het doel van de activiteit verleggen, bijvoorbeeld naar 'het de juf naar de zin maken' of naar 'een wedstrijdje wie het eerste klaar is'.
Daarentegen zullen kleuters die merken dat het eindresultaat nog niet van te voren precies vast staat, zich uitgedaagd kunnen voelen om dat te proberen. Dat geldt zeker als de leraar laat merken net zo benieuwd te zijn wat het gaat worden als de kinderen zelf. Desi & Ryan (2000) noemen dat relatedness: het zich verbonden voelen met de leraar, een van de pijlers van motivatie bij leren op school.
Een aanbod van werkjes met een gesloten karakter, waarvan bovendien de relatie met de werkelijkheid nauwelijks herkenbaar is of geen functie heeft zal kleuters niet stimuleren tot initiatief. Het voedt hun nieuwsgierigheid niet en stimuleert niet een onderzoekende houding. Wel bevorderen zulke opdrachten perfectionisme (zich niet toestaan fouten te maken), faalangst (voorkomen dat er fouten gemaakt kunnen worden) en afhankelijk gedrag (alles van de juf laten afhangen).
Vergelijk dat eens met opdrachten in bijvoorbeeld een constructiehoek. Daar kan het constructiemateriaal op een vanzelfsprekende manier tellen, vergelijken en structureren uitlokken. Doordat het in het kader van het construeren/bouwen gebeurt, is dat voor kleuters betekenisvol. Dat maakt dat de leraar hen in de context van hun spel tot nieuwe oplossingen kan uitdagen, zoals gestructureerd tellen in plaats van een-voor-een tellen.
Binnen datzelfde spel is er volop gelegenheid tot logisch redeneren ("Als ik hier..., dan gaat-ie daar..."), voorspellen van problemen ("Dan wordt het te zwaar om het op te hijsen!"), bedenken en evalueren van eigen oplossingen, en het bedenken van nieuwe ontwerpen en toepassingen. Dat zijn grotendeels activiteiten die ook een beroep doen op hogere denkprocessen (Bloom). Bij een ontwikkelingsmateriaal als Dotsy (zie afbeelding) komt het denken niet veel verder dan weten, onthouden en toepassen.
Denken of onthouden
Juist hogere denkprocessen zijn voor kleuters die flink voorlopen in hun ontwikkeling belangrijk. Uit hersenonderzoek wordt steeds meer duidelijk hoe belangrijk een (breed) stimulerende omgeving is voor het ontwikkelen van het brein (Jolles 2011). Dat vraagt wel een bepaalde rol van de leraar. In de eerste plaats zal de leraar alert moeten zijn op wat de 'zone van de naaste ontwikkeling' is bij een kind, al was het alleen maar om te voorkomen dat kinderen zich 'terugtrekken' in hun comfortzone.
Een kleuter die vooruitloopt op leeftijdgenoten vraagt daardoor een ander aanbod dan die anderen. Dat hoeft zeker niet letterlijk vooruitlopen – dat wil zeggen de stof van de volgende groep aanbieden – te betekenen. Het gaat veel meer om inhouden en opdrachten die deze kinderen stimuleren tot nauwkeurig en analytisch waarnemen, tot onderzoeken en nadenken, tot proberen en experimenteren, tot bedenken en fantaseren.
Het gevaar bestaat dat kleuters die niet in deze breedte stimulans ervaren, eenzijdig gaan vertrouwen op hun geheugen. Dan gaan ze alleen feitjes verzamelen, zonder ook te gaan nadenken over de samenhang daarvan. Jonge kinderen die veel (lijken te) weten imponeren hun omgeving. Ze lopen daardoor het risico nog meer in die richting te worden gestimuleerd. Ze herkennen al snel woordjes en sommen en onthouden die.
Die kennis is niet hetzelfde als kunnen lezen en rekenen, al zijn de 'symptomen' op het eerste gezicht gelijk. Om echt te kunnen lezen, spellen en rekenen moeten ze ook de principes achter deze feitenkennis weten en begrijpen. Voor een realistisch zelfbeeld is het daarom goed dat kleuters door uitdagende vragen worden gestimuleerd zelf op onderzoek uit te gaan in die wereld van letters en klanken en van getallen en hoeveelheden.
Ouders die een ontwikkelingsvoorsprong in hun kind menen te herkennen, zullen daarom alert moeten zijn op de valkuil vooral het geheugen, en dus de reproductiefunctie, te stimuleren. Juist het gelegenheid bieden ervaringen op te doen, zich te verwonderen, dingen te onderzoeken en nieuwsgierig te zijn op een breed terrein is essentieel. Ook bij de aanmelding op de basisschool is die houding een belangrijk aandachtspunt. Enerzijds voor de school bij de intake voor een nieuwe leerling, anderszijds voor de ouders, als punt waarover zij door kunnen vragen, om na te gaan of de school hierop is voorbereid.
Een andere bril
Goede vragen stellen, vragen die de aandacht richten op het herkennen van een 'probleem', in plaats van op het vinden van het antwoord, is voor een actief leerproces onontbeerlijk. In de praktijk blijken leraren in de onderbouw dat niet vanzelfsprekend te vinden. De neiging om te helpen in de richting van de oplossing of om niet het doel van de leerling, maar het resultaat van een activiteit als leidraad te nemen, behoort vaak meer tot de routines
Voorbeeld
Coöperatieve spelvorm: wat is het?
Kinderen lopen vrij door het lokaal. Zij hebben ieder een plakbriefje op hun rug, met een woord of een plaatje van een voorwerp of een dier. Zij weten zelf niet wat erop staat en moeten dat te weten komen door aan anderen vragen te stellen, maar ze mogen maar één vraag tegelijk aan hetzelfde kind stellen. Die mag alleen met ja of nee antwoorden.
In de beschrijving staat: "Het doel van het spel is te weten te komen wat er op het briefje staat." Dat is natuurlijk wel waar, maar het leerdoel voor de leerlingen is om slimme vragen te stellen zodat ze met weinig vragen toch veel te weten komen. Zo gaan ze ontdekken wat handige en minder handige vragen zijn, zodat ze, bij herhaling van het spel, steeds sneller het antwoord kunnen opsporen.
Bij de nabespreking geeft het aangegeven speldoel weinig andere aanknopingspunten dan de vraag "Wie had het goed?" , terwijl het echte leerdoel mogelijkheden biedt om te bespreken en te vergelijken wat dan 'slimme' vragen bleken (en waardoor dat komt).
Juist om de kleuters met een voorsprong te prikkelen, is het belangrijk te denken vanuit doelen voor de leerlingen: wat hebben zij nodig om te herkennen waarin zij kunnen groeien en welke feedback hebben zij nodig om zichzelf te kunnen sturen. Feedback (op het leergedrag/leerproces) is in reviews van onderwijsonderzoek, het meest effectieve aspect van de leraarrol gebleken.(Hattie 2009)
Net als bij de keuze van materialen blijken bij de keuze van werkvormen en activiteiten meer ruimte voor een eigen invulling, in combinatie met een meelevende en feedback gevende leraar, het meest effectief om kleuters hun actieve rol en hun onderzoekende houding te laten behouden. Dat veronderstelt dan wel dat er duidelijke doelen worden gesteld en dat de opdrachten uitnodigend en uitdagend zijn, binnen de zone van de naaste ontwikkeling van de betreffende kinderen.
In bijeenkomsten met onderbouwteams heb ik gemerkt dat dit ter plekke doen – met concrete materialen en opdrachten – het beste helpt om die andere manier van kijken in de vingers te krijgen. Juist door het samen te ervaren en te bespreken voelen leraren zich uitgedaagd en in staat op eigen kracht zo'n benadering toe te passen.
Steeds samen thema's voorbereiden met deze bril op en samen vragen bedenken die kinderen aanzetten tot onderzoek en nieuwsgierigheid, blijkt een heel effectieve, maar vooral ook inspirerende manier om dit tot een nieuwe routine te maken. In zulke groepen is kleuter-zijn een feestje...
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het tijdschrift Talent.