Kennisplatform
Zo doe je een ontwikkelingsgerichte audit

Fonologische vaardigheden van leerlingen in het ZML-onderwijs

Bosman, A. en Zijlmans, L.J.M. (2016) Fonologische vaardigheden van leerlingen in het ZML-onderwijs.
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/fonologische-vaardigheden-zml-lezen-spellen.php
Geplaatst op 1 juni 2016
Leesonderwijs ZML 1

Dit artikel is samen geschreven met Linda J.M. Zijlmans 

Vanuit de sectie Orthopedagogiek van Leren en Ontwikkeling van de Radboud Universiteit Nijmegen hebben wij in het schooljaar 2006-2007 een onderzoek gedaan naar de rol van fonologische vaardigheden in het leren lezen en spellen bij leerlingen in het ZML-onderwijs

Inleiding

Uit de twee andere bijdragen in dit nummer van Down+Up is gebleken dat leerlingen met een lichte tot matige verstandelijke beperking wel degelijk in staat zijn om het alfabetisch principe te doorgronden. Dat betekent dat ze door gebruik te maken van de letter-klank koppeling woorden kunnen leren lezen en spellen.

Uit onderzoek naar het leren lezen en spellen bij leerlingen zonder verstandelijke beperking is gebleken dat er een relatie bestaat tussen het vermogen om over de klank van de taal na te denken en de lees- en spellingprestaties. Het vermogen om over de klank van taal te kunnen reflecteren wordt ook wel aangeduid met fonologisch bewustzijn of fonologische vaardigheid.

Een kind dat goed is in het opdelen van een woord in de klanken waaruit het bestaat, dus KIP opdelen in [k], [i], [p], heeft een grotere kans om later succesvol te zijn in lezen en spellen. Gijsel, Bosman en Verhoeven (2006) deden onderzoek naar de voorspellende waarde van bepaalde fonologische vaardigheden op beginnend leessucces van kinderen zonder verstandelijke beperking.

Het niveau van letterkennis bleek de grootste voorspeller van leessucces te zijn. Ook Braams en Bosman (2000) onderzochten de voorspellende waarde van enkele fonologische vaardigheden, waaronder rijmen, auditieve synthese en letterkennis. Rijmen bleek geen voorspellende waarde ten aanzien van leessucces te hebben, terwijl letterkennis dat wel had.

Sharona Eskens en Anna Bosman hebben in hun bijdrage uitgelegd op welke wijze het fonologisch en fonemisch bewustzijn gemeten kunnen worden. In deze bijdrage zullen wij drie vragen over fonologische vaardigheden onderzoeken:

  1. Hebben kinderen met een verstandelijke beperking een achterstand in de ontwikkeling van fonologische vaardigheden ten opzichte van kinderen zonder verstandelijke beperking?
  2. Laten kinderen met een verstandelijke beperking vooruitgang zien in fonologische vaardigheden in een periode van drie maanden?
  3. Hebben fonologische vaardigheden van kinderen met een verstandelijke beperking eenzelfde voorspellende waarde voor lezen en spellen als van kinderen zonder verstandelijke beperking?

Methode

De leerlingen
Aan dit onderzoek namen 38 leerlingen deel met een matige tot lichte verstandelijke beperking, waarvan twintig jongens en achttien meisjes, afkomstig van drie verschillende scholen voor ZML-onderwijs. Bij 22 van de 38 kinderen was er naast een verstandelijke beperking ook sprake van een syndroom of stoornis, waaronder vijf leerlingen met Downsyndroom en verder leerlingen met Williams-Beuren syndroom, Fragile X syndroom, autisme, etc.

Materiaal
Er werd gebruik gemaakt van dezelfde toetsen van Struiksma, van der Leij en Vieijra (2004) en de lees- en spellingtoetsen zoals beschreven in de bijdrage van Lankhorst e.a. in deze aflevering van Down+Up.

Procedure
Bij alle leerlingen zijn de toetsen voor fonologische vaardigheden twee maal afgenomen. De eerste afname vond plaats aan het begin van het schooljaar, voordat de leerlingen les kregen in lezen en spellen. De tweede afname vond plaats drie maanden na aanvang van het officiële lees- en spellingonderwijs.

Resultaten

De drie vragen die aan het eind van de inleiding zij geformuleerd zullen in deze paragraaf beantwoord worden.

Fonologische achterstand
Om vast te kunnen stellen of leerlingen met een verstandelijke beperking een achterstand hebben wat hun fonologische vaardigheden betreft zijn de prestaties op de toetsen voor fonologische vaardigheden omgezet in een score die bekend staat als het Didactisch Leeftijd Equivalent (DLE). Het didactische leeftijdsequivalent is een maat voor de didactische leeftijd waarop een bepaalde score gemiddeld behaald wordt. 

Een DLE van 1 maand is dan de score van een gemiddelde leerling na één maand leesonderwijs. Wij hebben hier dus bepaald hoeveel maanden de leerlingen met een verstandelijke beperking achterlopen op een gemiddelde leerling in het regulier onderwijs met betrekking tot een aantal fonologische vaardigheden. In Tabel 1 staat de gemiddelde achterstand in maanden van elke toets op de voor- en nameting.

Tabel 1  Gemiddelde achterstand in maanden op de toetsen voor fonologische vaardigheden

ToetsenVoormetingNameting
Auditieve synthese-3.2-6.0
Auditieve discriminatie-6.2-7.1
Auditieve analyse-2.9-7.6
Visuele analyse-.80-2.4
Visuele discriminatie-1.0-1.1
Letters Benoemen2.7-15.6

Op vrijwel alle toetsen is er een significante achterstand te bespeuren bij aanvang van het lees- en spellingonderwijs. Op de nameting zijn alle achterstanden significant. Op de voormeting ook, behalve op visuele discriminatie en letters benoemen. De achterstanden zijn in drie maanden tijd op vrijwel alle toetsen significant groter geworden, behalve op ‘auditieve discriminatie’ en ‘visuele analyse’. De achterstand op ‘visuele discriminatie’ is weliswaar absoluut niet toegenomen, maar relatief wel. Na drie maanden is een achterstand van 1 maand wel significant.

Toename fonologische vaardigheden
Om vast te stellen of de leerlingen met een verstandelijke beperking vooruitgang boeken in de periode waarin zij lees- en spellingonderwijs genieten is van elke toets de gemiddelde score op de voor- en nameting met elkaar vergeleken. In Tabel 2 staan de gemiddelde scores en de maximumscore die op de betreffende toets te halen is.

Uit statistische analyses is gebleken dat de prestaties op twee toetsen significant (*) vooruit zijn gegaan, namelijk ‘visuele discriminatie’ en ‘letters benoemen’. Op alle andere toetsen was in een periode van drie maanden geen vooruitgang te bespeuren.

Tabel 2  Gemiddelde scores op de toetsen voor fonologische vaardigheden

ToetsenVoormetingNametingMaximum score
Auditieve synthese3,96,415
Auditieve discriminatie7,28,015
Auditieve analyse1,42,115
Visuele analyse4,64,67
Visuele discriminatie17,418,920*
Letters Benoemen14,216,636*

Voorspelling lees- en spellingvaardigheden
De laatste vraag die we in dit onderzoek willen beantwoorden is in hoeverre het lees- en spellingsucces bepaald wordt door de scores op de toetsen voor fonologische vaardigheden. Een statistische (regressie) analyse laat zien dat de leesprestaties na drie maanden onderwijs (dus bij de nameting) voor 86 procent verklaard kunnen worden uit de scores op de fonologische toetsen.

De spellingprestaties kunnen voor 69 procent verklaard worden uit de scores op de fonologische toetsen bij de voormeting. Dit betekent dat een hoge score op de fonologische toetsen bij het begin van het leesproces de kans vergroot dat de leerlingen enkele maanden later ook hoog zullen scoren op lezen en spellen. 

Conclusie

In ons onderzoek naar de ontwikkeling en de rol van fonologische vaardigheden voor lezen en spellen bij leerlingen met een verstandelijke beperking werden drie vragen onderzocht. De eerste vraag betrof de mate waarin deze leerlingen een achterstand hebben ten opzichte van leerlingen in het regulier basisonderwijs.

Dit bleek inderdaad het geval te zijn. De achterstanden namen bovendien toe over een periode van drie maanden. Het feit dat leerlingen met een verstandelijke beperking geen achterstand hadden op de voormeting bij de toets ‘letters benoemen’ kan verklaard worden door het feit dat in het leesonderwijs op ZML-scholen veel nadruk wordt gelegd op klank-letterkoppelingen waarbij vaak ondersteunende middelen als klankgebaren en worden gebruikt.

Over een periode van drie maanden is er een significante toename op twee van de zes toetsen voor fonologische vaardigheden te bespeuren. Het betrof ‘visuele discriminatie’ en ‘letters benoemen’. Ondanks het feit dat niet alle vaardigheden toenamen in deze periode kan wel gesteld worden dat de belangrijkste, namelijk ‘letters benoemen’ wel is toegenomen.

Bovendien moet gesteld worden dat de mate waarin het lees- en spellingonderwijs is vorm gegeven op de verschillende scholen die deelnamen aan het onderzoek sterk van elkaar verschilden. Zo werd op een van de deelnemende scholen de methodiek ‘Zo leer je kinderen lezen en spellen’ toegepast. Hierover wordt elders in dit tijdschrift in de bijdrage van Lankhorst e.a. gerapporteerd.

De prestaties van deze leerlingen waren aanzienlijk beter dan die van de leerlingen die niet met deze methodiek werden onderricht. Het feit dat niet alle leerlingen op basis van de meest optimale lees- en spellingmethodiek les hebben gehad verklaard voor een deel de geringe vooruitgang in fonologische vaardigheden van de totale groep leerlingen. 

De laatste vraag van dit onderzoek betrof de mate waarin prestaties op fonologische toetsen het succes in lezen en spellen verklaart. Het is zeer opmerkelijk dat eenzelfde relatie is aangetroffen bij leerlingen met een verstandelijke beperking als bij leerlingen zonder een verstandelijke beperking. Fonologische vaardigheden verklaren voor een groot deel de lees- en spellingprestatie

Dat kinderen met een verstandelijke beperking moeite hebben met het leren lezen en er extra aandacht nodig is voor het lees- en spellingonderwijs bij deze doelgroep moge duidelijk zijn. Uit dit onderzoek is echter gebleken dat er geen reden is om aan te nemen dat de ontwikkeling van fonologische vaardigheden en leren lezen en spellen bij kinderen met een lichte tot matige verstandelijke beperking anders verloopt dan bij normaal begaafde kinderen.

De antwoorden die we hebben gegeven op onze onderzoeksvragen geven aanleiding voor de veronderstelling dat, bij het technische leren lezen, het lees- en spellingproces bij kinderen in het ZML-onderwijs voor een groot deel vergelijkbaar is met dat van kinderen binnen het regulier basisonderwijs.

Lankhorst e.a. tonen in hun onderzoek aan dat middels een structurele instructiemethodiek (Schraven, 2004) ook bij zeer moeilijk lerende kinderen het lees- en spellingproces op gang kan komen. Ook uit internationaal onderzoek is gebleken dat leerlingen met een verstandelijke beperking met behulp van een intense en heldere instructie in staat zijn om fonologisch te leren lezen (Conners, Rosenquist, Sligh, Atwell & Kiser, 2006).

Zij constateerden bovendien dat het leesniveau bij aanvang geen invloed had op het eindniveau. Leerlingen die een lager aanvankelijk leesniveau hadden, boekten net zoveel vooruitgang als de kinderen die met een hoger leesniveau begonnen aan de instructie.

Dit en de twee andere studies laten zien dat het van groot belang is om leerkrachten binnen het ZML-onderwijs ervan bewust te maken dat goede en structurele instructie de lees- en spellingvaardigheden van leerlingen met een lichte tot matige verstandelijke beperking substantieel kan verbeteren. Kunnen lezen vergroot namelijk niet alleen de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van kinderen, maar ook hun zelfvertrouwen.

Literatuur

  • Braams, T. & Bosman, A.M.T. (2000). Fonologische vaardigheden, geletterdheid en lees- en spellinginstructie. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 39, 199-211.
  • Conners, F. A., Rosenquist, C.J., Sligh, A.C., Atwell, J.A., & Kiser, T. (2006). Phonological reading skills acquisition by children with mental retardation. Research in Developmental Disabilities, 27, 121-137.
  • Gijsel, M.A., Bosman, A.M.T., & Verhoeven, L. (2006). Kindergarten risc factors cognitive factors, and teacher judgements as predictors of early reading in Dutch.  Journal of Learning Disabilities, 39, 558-571.
  • Schraven, J. (2004). Zo leer je kinderen lezen en spellen. Zutphen: TGM.
  • Struiksma, A.J.C., Leij, van der, A., & Vieijra, J.P.M. (2004). Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen. Amsterdam: Vrije Universiteit.

Auteursinformatie

Drs. Linda Zijlmans, MSc. is orthopedagoog. Zij is assistent in opleiding (AIO) aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij doet onder leiding van dr. P. Embregts onderzoek naar het verbeteren van de behandelvaardigheden van behandelaars van mensen met een matige verstandelijke beperking en gedrags- cq. psychiatrische problemen. E-mail: l.zijlmans@pwo.ru.nl

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.