Kennisplatform
Alles over executieve functies: Leermodules van Emiel van Doorn.

De mondelinge taalontwikkeling van jonge kinderen -2-

Filipiak, P. (2021). De mondelinge taalontwikkeling van jonge kinderen -2-.
Geraadpleegd op 15-10-2024,
van https://wij-leren.nl/taalontwikkeling-jonge-kind-fonologie-lexicaal-begrip.php
Geplaatst op 28 juni 2021
Taalontwikkeling jonge kind fonologie en lexicaal begrip

In een drietal artikelen wordt de taalontwikkeling van het jonge kind belicht. In het eerste artikel was er aandacht voor de denkontwikkeling, de sociale ontwikkeling en de non-verbale communicatie. Hoe verloopt deze ontwikkeling van baby tot schoolkind? In dit tweede artikel ligt de focus op de taalontwikkeling. Hoe verloopt de fonologische en lexicale ontwikkeling vanaf de babytijd?

Taalontwikkeling

Goed leren praten begint in de wieg. Hoewel een baby gedurende het eerste levensjaar nog geen gesproken woorden gebruikt, begint de ontwikkeling van de communicatie via lichaamstaal direct na de geboorte.
Zo kunnen ouders na enkele weken of maanden aan het huilen van hun baby horen hoe het zich voelt. Ze lezen dan al veel af aan de mimiek en bewegingen van hun kind, interpreteren dit en reageren erop.

De ontwikkeling van deze non-verbale communicatie is een belangrijke voorloper van de talige ontwikkeling.

Een baby begint rond negen maanden met gebaren en klanken duidelijk te maken wat het bedoelt. Enkele maanden later komen de eerste woorden. De hele taalverwerving speelt zich grotendeels af tussen 0 en 5 jaar. Zo kan een kind van 2 ½ jaar al langere zinnen begrijpen, terwijl het zelf nog spreekt in zinnen van twee à drie woorden. Zie voor meer informatie: https://www.kindentaal.nl/Taalverwerving

Het kind verwerft vier onderling met elkaar verbonden taalonderdelen:

  1. klanken en letters (fonologie);
  2. zinsbouw en woordvormen (syntaxis en morfologie);
  3. betekenissen (semantiek) en
  4. verschillende tekstsoorten.

Dit zowel luisterend en pratend als lezend en schrijvend. Hoewel deze facetten van taal hierna afzonderlijk worden besproken, zijn ze niet scheidbaar in de taalverwerving. Jonge kinderen leren niet eerst het klanksysteem, dan woorden en de zinsstructuur en vervolgens de betekenis van woorden, zinnen en teksten. In hun taalverwerving gebeurt er veel tegelijkertijd.

De fonologische ontwikkeling vanaf de babyleeftijd

Om het klanksysteem te leren, moeten baby’s, dreumesen en peuters de taalklanken of fonemen van hun moedertaal onderscheiden en uitspreken. Een foneem is de kleinste taalklank-eenheid die een verschil maakt in de betekenis van woorden. De woorden bot en bok verschillen bijvoorbeeld in betekenis door het verschil in de eindmedeklinker /t/ en /k/.
Losse klanken hebben geen betekenis. In het Nederlands komen 40 fonemen of taalklanken voor. Andere talen hebben er meer of minder.

Preverbale ontwikkeling tot ongeveer twaalf maanden

Vijf minuten na de geboorte herkent de baby de stem van moeder. Bij ongeveer de achtste week verschijnt de eerste glimlach en gaat hij/zij reageren op geluiden in zijn omgeving; alleen al de stem van mama kan een baby van twee maanden doen ophouden met huilen.
Voorafgaand aan het begin van betekenisvolle spraak produceren zuigelingen een breed scala aan geluidjes. In de eerste levensmaand zijn die nog niet "spreektaalachtig": veel voorkomende uitingen zijn kreten, hoesten, boeren of piepende ademhalingen.

Tijdens deze preverbale periode worden baby's blootgesteld aan volwassen taal die hen in staat stellen woorden te horen, te begrijpen en uit te spreken.

Rond de zevende maand of eerder, gaan baby's brabbelen; dit zijn functionele geluiden om te kunnen communiceren met anderen.

Bij het brabbelen gebruikt de baby klanken die overeenkomen met de taalklanken van volwassenen. Een baby zegt bijvoorbeeld 'dada', 'gaga', 'baba'. En uiteindelijk verschijnen rond het eerste levensjaar de eerste woorden. Wanneer volwassenen positief reageren op die geluiden, zal de baby gestimuleerd worden om nog meer te gaan brabbelen. Een baby krijgt zo de mogelijkheid om sociaal te gaan brabbelen en dit leidt weer tot meer reacties van mensen in zijn omgeving.

Doordat anderen reageren op de klanken die hij maakt, krijgt taal voor hem of haar een functie en daarmee betekenis. En met zes tot zeven maanden produceren de meeste baby’s enkele medeklinkers en klinkers die, hoewel niet-betekenisvol, op lettergrepen van echte woorden lijken. Tussen zes en twaalf maanden breidt het medeklinker-repertoire aanzienlijk uit. J.L. Locke, Development of the capacity for spoken language 1998, in (2). Het repertoire aan spraakgeluiden verandert drastisch in de loop van het eerste levensjaar.

Daarnaast horen ze hun eigen gebrabbelde uitspraak, die als basis dient voor hun eigen articulatie. Vihman, 1996, in (2). Deze verbinding is belangrijk voor de productie van woorden: de baby die herhaaldelijk de niet-betekenisvolle lettergreep /ma/ produceert herkent na zeven maanden zijn eigen uitspraak waardoor een articulatorische-auditieve "feedback-lus" ontstaat die van fundamenteel belang is voor spraakproductie gedurende het hele leven. Fry, 1966; Stoel-Gammon, 1998a, in (2). Bovendien betekent de afstemming tussen het gebrabbel /ma/ en het echte woord /mama/ dat betekenisloze vocalisaties met relatief gemak kunnen worden omgezet in betekenisvolle vocalisaties. Locke, 1993, in (2); zie voor meer informatie: https://www.kinderneuropsychologie.org/encyclopedie/taalverwerving

Fonologische en lexicale ontwikkeling vanaf twaalf maanden

Rond het eerste jaar zal het kind een woord uitspreken. Deze gebeurtenis markeert de start van de lexicale invloed in de taalklankontwikkeling. Met het combineren van taalklanken, meestal een klank bestaande uit een medeklinker en een klinker om een betekenisvolle uiting te vormen, praat de dreumes eigenlijk al. Maar het lijkt in dit stadium natuurlijk nog niet op de spraak van volwassenen.

Kinderen met een grotere woordenschat hebben meestal een grotere beheersing van spraakgeluiden en lettergreep-structuren dan kinderen die minder woorden produceren. Stoel-Gammon, 1998a, in (2). Op dit punt van ontwikkeling lijkt het erop dat de toenemende omvang van het lexicon een drijvende kracht wordt in de verwerving van de fonologie van de taal. Lindblom, 1992 en Walley, 1993 in (2).

De dreumes en peuter kunnen de klanken van een woord vereenvoudigen door een laatste medeklinker (ba voor bal) weg te laten, de ene klank te vervangen door een andere, door medeklinkerclusters te versimpelen (peen voor speen), klanken weg te laten die nog te moeilijk zijn om uit te spreken (sok voor stok) of meerklankige woorden met meer syllaben te verkorten (ine voor machine).

De periode vanaf het eerste woord tot ongeveer de leeftijd van achttien maanden, valt op door een snelle toename van de woordenschat, een uitbreiding van het repertoire van lettergreep-vormen en het begin van tweewoorduitingen.

Op de leeftijd van twee jaar is ongeveer de helft van de uitingen van een kind verstaanbaar, dat wil zeggen dat ze kunnen worden begrepen door een volwassene die niet met het kind vertrouwd is. Tegen de leeftijd van drie jaar neemt het niveau van verstaanbaarheid toe tot ongeveer 75% van de uitingen en op de leeftijd van vier jaar is het 100%. Coplan & Camp; Gleason, 1988 in (2).

De fonologische en lexicale ontwikkeling na 24 maanden

Dat dreumesen, peuters en kleuters nog niet alle klanken van hun taal goed produceren, betekent niet dat ze geen verschillen horen tussen de uitspraak van de volwassenen en hun eigen uitspraak. In een poging om haar identiteit voor de buurman aan te geven, zei een driejarige ‘Ik ben een eisje!’. Toen hij haar probeerde te begrijpen, bootste hij haar na: ‘Je bent een meisje.’. Het kind boos : ‘Nee! Ik ben een eisje!’. De buurman probeerde het opnieuw: ‘Oh, ben je een klein meisje?’. Het kind glimlachte: ‘Ja.’.

Jonge kinderen lijken klankverschillen waar te nemen voordat ze die kunnen uitspreken.

Ze moeten leren om geluiden in verschillende posities in woorden te produceren. Het is één ding om een geluid als /p/ op zichzelf te kunnen zeggen, maar heel iets anders om het te zeggen in woord contexten zoals pot (initiaal /p/), dopen (mediaal /p/) en kop (finaal /p/). Het is nog moeilijker voor het kind om medeklinkers in woorden te combineren zoals steen, blok, breuk, schommel of schrift; laat staan meerlettergrepige woorden als bananen. Wanneer kinderen verstaanbare klanken kunnen uitspreken in de verschillende woord posities hebben ze de betreffende taalklank of foneem van hun taal onder de knie. Om te kunnen leren lezen, moeten kinderen alle klanken en klankcombinaties van het Nederlands onder de knie hebben.

Kijk op Taalhoed.nl voor een ander overzicht van deze verschillende periodes: https://taalhoed.nl/2019/04/26/hoe-leert-een-baby-praten-taalontwikkeling-vanaf-het-prille-begin/

  • Prelinguale periode (0-1 jaar),
  • Vroeglinguale periode (1 tot 2,5/2,6 jaar),
  • Differentiatieperiode (2,5/2,6 tot 5 jaar),
  • Voltooiingsperiode (5 tot 7/9 jaar).

Klanken en Letters

De 40 fonemen vallen niet helemaal samen met de 26 letters van het Nederlands alfabet. Aangezien er meer klanken dan letters zijn, is de onregelmatige correspondentie tussen taalklanken (fonemen) en letters (grafemen) niet meteen duidelijk voor kinderen. Niet voor elke taalklank is immers een unieke letter beschikbaar.

Uiteindelijk weten peuters en kleuters dat taalklanken verbonden zijn met letters, ook wel grafemen genoemd.

Ze ontdekken bijvoorbeeld dat bij de klank /s/ de letter S hoort van Simon, hoe deze letter eruit ziet op letterkoekjes en hoe die 'voelt' als ze de klank uitspreken. (3)
Sommige samengestelde taalklanken worden weergegeven door lettercombinaties, bijvoorbeeld /spr/ en /aai/ en sommige letters vertegenwoordigen meer dan één klank. De eerste letter e in /gelopen/ vertegenwoordigt bijvoorbeeld het foneem /u/. Maar voor deze klank is ook de letter u in /put/ beschikbaar. En de letter e klinkt in pet niet als een /u/.

Het leren wanneer letters en klanken wel of niet bij elkaar passen bij het lezen en schrijven is een van de problemen waarmee schoolkinderen worden geconfronteerd wanneer ze beginnen met het echte lezen.

Begripsontwikkeling vanaf de babyleeftijd

De eerste betekenissen van het kind komen voort uit zintuiglijke waarnemingen van en motorische activiteiten met objecten. Het lijkt er op dat baby’s en dreumesen woorden leren voor objecten die ze kunnen manipuleren voordat ze woorden leren voor vaste objecten, zoals een lamp aan het plafond. De vroege uitingen van kinderen weerspiegelen de afstemming op waarneembare eigenschappen van objecten, zoals vorm, geluid en grootte. (3)
Woordleren gaat langzaam in het eerste levensjaar, maar vindt wel plaats; eenjarigen begrijpen al veel woorden. Onderzoek heeft aangetoond dat baby's tegen de leeftijd van twee tot drie maanden globale categorieën kennen, zoals dat stoelen bij tafels horen, maar niet bij dieren. Op de leeftijd van drie tot vier maanden herkennen baby’s katten en weten ze dat het geen vogels zijn. Dit is natuurlijk afhankelijk van hun ervaring met katten en vogels.

Tegen de leeftijd van zes tot zeven maanden kunnen baby’s categorieën verfijnen en verschillende katten onderscheiden en kunnen ze blijkbaar ook over kenmerken van categorieën nadenken; een vogel kan vliegen, daar zit een mus, die kan ook vliegen. Baby's vanaf negen maanden kunnen bijvoorbeeld de eigenschap dat koeien drinken veralgemeniseren naar andere dieren die drinken. Bovendien zullen ze geen eigenschappen van auto’s toekennen aan dieren. Een zes maanden oude baby kan al langer naar een foto van mama kijken als reactie op het woord mama.

Baby’s van elf maanden oud kunnen dezelfde verzameling voorwerpen, bijvoorbeeld vier bruine honden begrijpen als behorend tot de categorie hond. Maar ook als behorend tot een opvallende andere categorie met betrekking tot de eigenschap bruin, bijvoorbeeld dat alle bruine dieren honden zijn. Taal- en denkontwikkeling trekken gelijk op. (3) Door het categoriseren van woorden weten peuters en kleuters ook wanneer zij het woord 'auto' wel en niet kunnen gebruiken. D. Poulin-Dubois en Susan A. Graham in (2).

Baby's, dreumesen, peuters en kleuters verwerven dus gaandeweg een indrukwekkende kennis over object categorieën en - eigenschappen, evenals kennis over relaties tussen dingen, dieren en mensen. Ze hebben een sociaal-cognitief leervermogen verworven waarmee ze begrijpen waarnaar verschillende nieuwe woorden verwijzen.

Rond dertien à veertien maanden gaan kinderen verder met het leren van categorie-woorden, bijvoorbeeld dat een mes, lepel en vork bestek is.

Dus tegen de tijd dat de eerste woorden worden begrepen of geproduceerd, hebben baby’s al sterke cognitieve mogelijkheden opgebouwd die ze kunnen gebruiken bij het labelen van woorden aan objecten en gebeurtenissen. Deze kennis en dit vermogen vormt de basis voor het wonderbaarlijke woordleren dat plaatsvindt tijdens het tweede levensjaar en daarna.
De woordenschat breidt zich vanaf de dreumes leeftijd opmerkelijk snel uit nadat het eerste woord op ongeveer de leeftijd van twaalf maanden is uitgesproken. De geschatte groei van de gesproken woordenschat is als volgt:

  • Twee jaar: 150 woorden;
  • Tweeënhalf jaar: 400 woorden;
  • Drie tot vier jaar: 1000 woorden;   
  • Vijf tot zes jaar: 2000 tot 3.000 woorden en meer.

De hoeveelheid woorden die een kind begrijpt (receptief) en kan gebruiken (productief) ligt nogal uiteen, maar komt in de loop van de tijd steeds dichter bij elkaar. De receptieve woordenschat heeft dus een voorsprong op de productieve woordenschat en zal altijd, ook op volwassen leeftijd, groter blijven. (1)

Tijdens de periode waarin het kind woorden in zinnen gaat combineren, worden betekenissen uitgebreid door betekenis kenmerken toe te voegen en weg te laten. Het concept ‘opa’ kan bijvoorbeeld de betekenis kenmerken grijs haar, vriendelijk, logeren bevatten. In het begin kan ‘opa ’ alle oude mannen betekenen, maar geleidelijk onderkent de kleuter meer onderscheidende kenmerken en verfijnt het uiteindelijk verschillende betekenissen, zodat woorden preciezer gebruikt kunnen worden in verschillende situaties; wanneer is een oude man wel en wanneer niet een opa. (1)

Literatuur

  1. Er is in de artikelen gebruik gemaakt van het werk van Allen /Brown/Yatvin in ‘Learning Language Through Communication’ uit 1986. Dit boek is vooral sterk in het typeren van de communicatieve kant van de denk- en taalontwikkeling van kinderen. Zowel wat betreft hun voorschoolse- als basisschoolperiode.
  2. Erika Hoff en Marilyn Shatz redigeerden in 2009 het ‘Blackwell Handbook of Language Development’ met uitgebreide en gedetailleerde informatie, van verschillende auteurs, over de taalverwerving van kinderen.
  3. In het bet boek van Eveline Bogers, Al Pratend wijs, vind je veel tips voor de taalstimulering van jonge kinderen. Het boek maakt onder andere gebruik van de informatie van A.M. Schaerlaekens.
  4. In 1977 en 2016 schreef A.M Schaerlaekens het boek ‘De taalontwikkeling van het kind’. Daarin beschrijft ze gedetailleerd de verschillende periodes in het taalverwervingsproces van kinderen, vanaf de geboorte tot de leeftijd van 8 jaar. De tweede editie uit 2016 is op verschillende punten geactualiseerd. Het werk van Schaerlaekens vormt de basis van veel informatie over de taalverwerving van kinderen in het Nederlandse taalgebied.
  5. Handboek taalontwikkeling, taalpathologie en taaltherapie bij Nederlandssprekende kinderen S.M. Goorhuis A.M. Schaerlaekens, oktober 2000.
    Dit handboek van Goorhuis en Schaerlaekens geeft een beeld van wat taalverwerving is, hoe dit taalverwervingsproces verloopt en wat mogelijke problemen kunnen zijn in het taalverwervingsproces. Dit kan een handleiding zijn voor iedereen die met kinderen werkt.
  6. Kindertaalverwerving: een handboek voor het Nederlands
    S. Gillis A.M. Schaerlaekens, januari 2000
    Het boek geeft een overzicht van de manier waarop kindertaalverwerving verloopt. Daarnaast worden verschillende facetten van deze taalverwerving thematisch uitgediept, telkens door een specialist op het betreffende gebied. Aan de orde komen onder andere methodologie van de kindertaalstudie, klankperceptie en klankproductie in het eerste levensjaar, fonologische ontwikkeling, lexicon en semantiek, grammaticale ontwikkeling en pragmatiek. Ook de tweedetaalverwerving en de taalpathologie komen aan bod.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.