Onderwijshulp bij wisselend gehoorverlies (2). Ontstaanswijze en prevalentie van middenoorontsteking en wisselend gehoorverlies.
Jeanne Buijks
Orthopedagoog bij Kennisplatform Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 13-12-2024,
van https://wij-leren.nl/onderwijshulp-bij-wisselend-gehoorverlies-deel-2-ontstaanswijze-prevalentie-middenoorontsteking.php
Wisselend gehoorverlies vanwege meestal recidiverende middenoorontstekingen is een medische en audiologische aangelegenheid, vooral jonge kinderen vanaf 0 tot 6-7 jaar kunnen last hebben van deze aandoening. Als er negatieve gevolgen bijkomen in communicatie, emotionele ontwikkeling, auditieve aandacht, taal, fonologische vaardigheden, lezen en spelling, wordt het tevens een pedagogische en onderwijskundige verantwoordelijkheid.
Dan kan er speciale ondersteuning nodig zijn in gezin, kinderopvang en onderwijs.
In deze artikelenreeks (7 delen) wordt uitleg gegeven over de problematiek en kenmerken van wisselend gehoorverlies en de gevolgen voor de leerontwikkeling van het kind. En er worden vele hulpsuggesties aangeboden voor de hoor- aandacht- communicatie- taal- en lees/spellingsproblemen, die kunnen ontstaan door deze (h)oorproblematiek.
Dit artikel is deel 2 van een 7 delige serie over wisselend gehoorverlies ten gevolge van middenoorontstekingen. Lees hier deel 1, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6 en deel 7.
Ontstaanswijze en prevalentie van middenoorontsteking met wisselend gehoorverlies
Jonge kinderen kunnen makkelijk verkouden worden, hierdoor vocht achter het trommelvlies in de middenoorholte (trommelholte) opbouwen en er een middenoorontsteking van oplopen. Bij jonge kinderen is de buis van Eustachius, de verbinding tussen middenoor en keelneusholte iets anders gevormd, waardoor deze buis nog niet optimaal functioneert. Tevens is de immuniteit voor allerlei verkoudheidsvirussen niet volledig ontwikkeld, jonge kinderen zijn vatbaarder voor verkoudheden dan oudere kinderen en volwassenen.
De buis van Eustachius regelt de luchtdruk en luchtverversing in het middenoor, houdt vocht en bacteriën tegen uit de keelneusholte en voert bij een middenoorontsteking vocht en afval af. Bij keelpijn, hoesten, verkoudheid, verstopte neus en kaakholteontsteking, soms ook bij een allergische aanval, raakt de buis van Eustachius verstopt door gezwollen slijmvlies.
De luchtdruk in de trommelholte van het middenoor functioneert dan niet meer optimaal (er is onderdruk of bovendruk), waardoor daar vocht en slijm inclusief virussen en bacteriën kunnen ontstaan. Deze toestand kan ontaarden in een al of niet recidiverende middenoorontsteking met schommelingen in het horen en oppikken van auditieve informatie.
Een middenoorontsteking kan gepaard gaan met een lichte tot matige wisselende geleidingsslechthorendheid. Het treft vooral kinderen van 0 tot 3-5 jaar, soms tot 6-7 jaar, een slecht moment, omdat er in deze levensjaren een hoge taalgevoeligheid is.
Dit soort fluctuerende middenoorproblematiek kan eenmalig of meerdere en zelfs vele keren voorkomen. Het kan in een chronische toestand evolueren, zonder de symptomen van een acute middenoorontsteking van pijn en koorts, zelfs zonder dat het opgemerkt wordt.
Steeds is in de kern van deze aandoening het wisselende karakter aanwezig: de oorproblemen komen op en veroorzaken last, maar het kan ook weer een tijdje goed gaan.
Bij ernstige en recidiverende middenoorontstekingen kunnen de klachten verder reiken dan tijdelijke slechthorendheid. Het kind kan met concentratie- communicatie- taal- en gedragsproblemen te maken krijgen, manifest of diffuus, met een kleine of grote impact op het schoolse functioneren en het emotionele welzijn.
Uit onderzoeken blijkt dat in de leeftijdsgroep van 0 tot 5 jaar de incidentie van recidiverende middenoorontsteking 10-20% is. Driekwart van de Nederlandse bevolking heeft een middenoorontsteking minstens een keer meegemaakt, van de kinderen 80% een of meerdere keren, de prevalentie neemt met de leeftijd af (NGH).
De meeste kinderen knappen van een verkoudheid met middenoorontsteking spontaan binnen 3 weken op, zonder dat medische interventie nodig is. Het herstel kan ook langer duren, 3 tot 6 maanden, en er kunnen zich medische complicaties voordoen in het oor. Verminderd gehoor en communicatieve klachten houden dan langer aan en er is meer kans op aantasting van het fysieke, emotionele, communicatieve en cognitieve welbevinden van het kind, dit zijn de zogeheten kwakkelkinderen.
Een kleine groep kinderen met ernstige recidiverende middenoorontsteking kan tot 6-7 jaar of zelfs tot 9-12 jaar, last hebben van een hele waaier problemen. Zij hebben een jong leven vol voortdurend en frequent weerkerende perioden van afwisselend fit zijn en niet fit, van scherpe of vage oorpijn, van veel of weinig slijmvorming in het keel- neus- en oorgebied en van manifeste symptomen of juist vage klachten.
Studies wijzen uit, dat er een significant negatief effect is op de fonologische, semantische en morfologische taalvaardigheid bij kinderen met ernstige en chronische middenoorontsteking (NGH). Sterke associaties werden gevonden tussen middenoorontstekingen tot 9 jaar en zwakkere leesvaardigheid van 11 tot 18 jaar.
Maar er zijn even zoveel studies die geen negatieve effecten en blijvende afwijkingen constateren of waarin de gemeten taalachterstanden tijdelijk zijn en op het einde van de basisschoolleeftijd ingehaald. Het Nederlands Huisartsen Genootschap stelt als richtlijn: ‘In geval van twijfel over taalvaardigheid van het jonge kind (2-5 jaar) wordt aanbevolen om zowel het gehoor als de taalvaardigheid in kaart te brengen’.
De sociaal economische status van het gezin, het taal- en opleidingsniveau van de ouders en een sociaal gezinsmilieu van veiligheid en vertrouwen, zijn omstandigheden die ook van invloed kunnen zijn. Als deze gezinsmaatschappelijke factoren zwak zijn, blijken ze negatief in te werken op preventie en herstel van de medische en niet medische gevolgen van wisselende middenoorproblematiek.
In gezinnen waar weinig gelegenheid is tot bewegend en interactief spel, waar niet voorgelezen wordt of aan taalspelletjes gedaan wordt, komt het kind tekort aan taalstimulatie en communicatieve interactie. Als de gezinsomgeving taalarm is en onvoldoende rekening houdt met de hoor- en taalproblemen, kan een tijdelijk gehoorverlies minder goed opgevangen en gecompenseerd worden.
In gezinnen met veel talige en communicatieve mogelijkheden, is een verminderd gehoor sneller opgemerkt en kan er alerter gereageerd worden. Er wordt dan beter rekening gehouden met het gehoorverlies, een arts of audioloog en logopedist worden sneller geconsulteerd en ingewonnen adviezen worden adequater opgevolgd.
Daarnaast hebben factoren in het kind zelf, zoals hyperactiviteit, slechthorendheid, aandachtsproblemen, spraaktaal problemen of dyslexie, een complicerende invloed op de niet medische aspecten van middenoorontstekingen en het herstel ervan. Kinderen die in aanleg of door externe oorzaken al moeite hebben met concentratie, communicatie, taal en lezen, zijn extra kwetsbaar als hier bovenop nog een recidiverende en chronische oorproblematiek komt.
Voorts zou onze huidige minder auditief ingerichte maatschappij een rol kunnen spelen bij het verminderd corrigerend vermogen van een tijdelijk gehoorverlies. De eenzijdige aandacht voor visuele taal op mobiele telefoon en internet werkt wellicht onderactivatie van de auditieve functies in de hand. Berichten en informaties bestaan dikwijls slechts uit een paar karige woorden, afkortingen, visuele emoticons en filmpjes, al met al minder auditief-vocaal. De visuele cultuur is rijker geworden, maar dit is ten koste gegaan van het auditief-verbale, dat bezig is kaler en armer te worden.
De functie maakt het orgaan: iets veel doen maakt het betreffende orgaan sterker en groter, iets weinig doen, werkt onderontwikkeling in de hand.
Vergelijk dit met een gebroken been: na verwijdering van het gips is het spierweefsel, vanwege minder mobilisering, dunner en zwakker, er is atrofiëring opgetreden. Bij blinde mensen bijvoorbeeld is het visuele systeem in het brein kleiner dan het auditieve systeem, in vergelijking met dat van ziende mensen.
De functie maakt het orgaan: iets veel doen maakt het betreffende orgaan sterker en groter, iets weinig doen, werkt onderontwikkeling in de hand. Dat geldt ook voor het auditieve systeem, zowel perifeer (in het oor zelf) als centraal (in de hersenen).
Gelukkig ontwikkelen zich nu nieuwe soorten van luistervormen zoals podcasts, luisterboeken en spoken word performances, ook voor kinderen, dit geeft enig tegenwicht aan onze meer en meer visueel bepaalde samenleving.
Tot slot kan juist overstimulatie van prikkels, zowel visueel als auditief, een negatieve rol spelen. Een ‘tsunami’ aan stimuli is een normaal verschijnsel geworden, waardoor kinderen wellicht minder goed leren selecteren, welke prikkels relevant zijn en welke genegeerd kunnen worden. Daarbij komt nog het flitsende karakter van (kinder)programma’s op tv en sociale media: informatie is vluchtig en slechts van korte duur en haastig en springt snel van het ene naar het andere onderwerp.
Zou dat niet in de hand kunnen werken, dat kinderen een kortere auditieve taakspan ontwikkelen en zich slechts even op een onderwerp kunnen richten? Bij een chronische middenoorontsteking kunnen deze zwakker ontwikkelde auditieve vaardigheden het herstel- en compensatie proces negatief beïnvloeden.
De ernstigste gevallen van chronische middenoorontsteking komen vanuit de basisschool vaak in een aanmeldingsprocedure bij het speciaal onderwijs voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen (cluster 2) terecht. Er is dan sprake van een hoor- en taalbelemmering en de basisschool zit duidelijk in een onderwijskundige verlegenheidsituatie.
Op zich is een middenoorontsteking geen reden voor ondersteuning vanuit het speciaal onderwijs. Het probleem wordt in cluster 2 sowieso niet als een apart te onderscheiden ontwikkelingscriterium beschouwd, maar ondergebracht in de divisies van hoor- en taalproblemen. Het wordt nogal eens gezien als iets wat vroeg of laat wel weer over gaat, maar ‘wisselende geleidingsverliezen t.g.v. regelmatige oorproblemen zijn een risicofactor voor de spraak- en taalontwikkeling’ (Fenac).
Het is opmerkelijk dat in heel wat anamneseonderzoeken, bij een aanmelding in het cluster 2 onderwijs, een geschiedenis van recidiverende middenoorontstekingen aan het licht komt. Enerzijds kan aanhoudende middenoorontsteking een extra negatieve factor betekenen in een toch al gebrouilleerde hoor- en spraaktaalontwikkeling. Maar in anamneses zien we ook veelvuldig de notitie van frequente middenoorontsteking, zonder andere oorzakelijke aanwijzingen. Kennelijk kan deze aandoening op zichzelf staan en ‘in zijn eentje’ negatieve lange termijn effecten veroorzaken op de taal- en schoolse ontwikkeling.
De behandeling van de fysieke klachten van een middenoorontsteking is medisch van aard, in overleg met de huisarts en/of KNO specialist. De niet medische gevolgen zijn een extra ‘klus’ voor het kind, de ouders en de onderwijsmensen, op de ontwikkelingsgebieden van horen en auditieve verwerking, communicatie en interactie, spraak en taal, taakspan en werkhouding, fonemisch bewustzijn, lezen en spelling.