Ouderbetrokkenheid in VVE
Peter de Vries
Expert ouderbetrokkenheid bij PeterdeVries.nu
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/ouderbetrokkenheid-vve.php
Mét ouders in de Voor- en Vroegschoolse Educatie kom je verder
In de voor- en vroegschoolse voorzieningen (kinderopvang, peuterspeelzalen/voorscholen en kleutergroepen) zijn ouders binnen het beleid vaak een speerpunt en dat is maar goed ook! Als ouders thuis extra met hun kind bezig zijn, in aansluiting op wat het kind op (voor)school doet, heeft dit een positief effect op de leerresultaten. Er is sprake van ouderbetrokkenheid als uit het gedrag van ouders blijkt dat zij zich gedeeld verantwoordelijk voelen voor de ontwikkeling en educatie van hun kind. Ouderbetrokkenheid speelt zich daarom vooral thuis af en moet niet verward worden met ouderparticipatie (luizenmoeders, hulpouder). Als instelling of (voor)school heb je invloed op de mate waarin ouders betrokken zijn bij de ontwikkeling en educatie van hun kinderen. In dit artikel geven we suggesties voor het werken aan ouderbetrokkenheid, geven we doorkijkjes uit de praktijk en hopen we u (weer) aan het denken te zetten over de wijze waarop het speerpunt ‘Ouderbetrokkenheid’ wordt ingevuld of kan worden geoptimaliseerd.
Het belang van ouderbetrokkenheid
Zoals gezegd heeft ouderbetrokkenheid een positief effect op het functioneren van kinderen binnen school (Desforgers & Abouchaar, 2003). Dit betreft zowel leerprestaties als gedrag en werkhouding. Dit verband is aanwezig bij gezinnen van alle economische achtergronden en opleidingsniveaus en alle etnische achtergronden en bij kinderen van alle leeftijden. Verder blijkt uit onderzoek dat met name betrokkenheid thuis een grote bijdrage levert aan de ontwikkeling en het leersucces van kinderen (Sacker e.a., 2002). Het is hierbij vooral van belang dat alle ouders met hun kinderen praten over de (voor)school/opvang en de tips toepassen die zij krijgen van de (voor)school (voorlezen, gesprekjes voeren met kinderen, liedjes zingen).
Aandacht voor ouderbetrokkenheid zien we ook op het niveau van de Inspectie van het Onderwijs terug. Ze houden toezicht op de wijze waarop voor- en vroegschoolse voorzieningen ouders informeren en betrekken bij de voor- en vroegschoolse educatie. Daarnaast zijn er maatregelen genomen om instellingen te stimuleren en te ondersteunen bij het betrekken van ouders bij de ontwikkeling van hun jonge kinderen. Het ITS heeft in opdracht van OCW een brochure ‘Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de VVE’ ontwikkeld (ITS, 2009) en ook in programma’s (zoals Ko, Piramide, Kaleidoskoop) is er aandacht voor ouderbetrokkenheid.
Ouderbetrokkenheid kan op veel manieren worden ingevuld. Het blijkt dat de intensiteit van betrokkenheid van ouders sterk varieert. Het is goed om je te realiseren dat ouderbetrokkenheid ondermeer samenhangt met het beeld dat ouders hebben van de rol die zij kunnen spelen en met de mate waarin zij denken dat ze in staat zijn een bijdrage te leveren. De invulling van ouderbetrokkenheid is effectief als deze zich richt op partnerschap, waarin de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en educatie van kinderen wordt gezien als een gedeelde, gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders, beroepskrachten en andere betrokkenen.
Factoren die bepalend zijn voor het succes van ouderbetrokkenheid zijn de volgende (Cijvat en Voskens, 2008):
- Geïntegreerde aanpak: het beleid met betrekking tot ouders moet aansluiten bij de missie van de instelling, (voor)school en worden gedragen en uitgevoerd door betrokkenen.
- Visie op ouderbetrokkenheid: vanuit de organisatie zijn gezamenlijke waarden vastgesteld. Tussen bestuur/leiding/beroepskrachten en ouders zijn fundamentele belangenovereenkomsten, er is een gemeenschappelijke cultuur en men is gezamenlijk verantwoordelijk voor opvoeding, opvang, ontwikkeling en educatie. Als het gaat om wederzijdse betrokkenheid van ouders en instelling werken ze samen en gaan ze met elkaar in gesprek met een gemeenschappelijk doel…de kinderen moeten er beter van worden.
- Visie op de duurzaamheid van de samenwerking: personeel en ouders vormen een stabiel verband en er is sprake van een duurzame samenwerking. Gedurende een aantal jaren vertrouwen de ouders de voor-vroegschoolse voorziening een essentieel deel van de opvoedingstaak toe.
- Drijfkrachten: zowel beroepskrachten als ouders zoeken primair naar wat hen bindt. Voorop staat het met elkaar op één lijn komen.
- Mensbeeld: beroepskrachten en ouders zien elkaar als partners, stemmen op elkaar af, maken drempels zo laag mogelijk, houden elkaar zo goed mogelijk op de hoogte, streven naar dialoog en samenwerking en hebben beiden recht op een substantiële beïnvloeding van het opvoedings- en ontwikkelingsproces.
- Gevoelstoon: er klinkt altijd een idealistische gevoelstoon door die bijdraagt aan het succesvol realiseren van het ouderbeleid.
Een impressie van ouderbetrokkenheid in de voor- en vroegschoolse voorzieningen
Zoals aangegeven is er op veel plekken in het land aandacht voor ouderbeleid binnen VVE. Hoe dat er in de dagelijkse praktijk uitziet is wisselend. Het staat buiten kijf dat het voor ouders belangrijk is te weten wat hun kind in een voor-vroegschoolse voorziening doet en hoe zij hun kind thuis het beste kunnen ondersteunen. Omgekeerd is het voor beroepskrachten ook relevant om te weten hoe het kind thuis functioneert en wat ouders met het ondernemen. Hoe de uitwisseling en samenwerking er in de praktijk uitziet schetsen we aan de hand van voorbeelden die we in de praktijk tegenkomen:
- Spelinloop: in de groep staan boeken, spelletjes, ontwikkelingsmateriaal klaar en de ouder voert samen met het kind een activiteit uit de bij start van de dag.
- Ouderbijeenkomsten gekoppeld aan thema: bij de start van elk thema krijgen ouders van de pedagogisch medewerkers/leidsters/leerkrachten uitleg over het thema en krijgen ze bijvoorbeeld de woordjes en liedjes mee en enkele activiteiten. Soms worden er ook boeken meegegeven aan ouders om thuis met hun kind te lezen.
- Themabijeenkomsten: zowel in de voorschoolse- als vroegschoolse voorzieningen worden bijvoorbeeld twee keer per jaar vrijwillige ouderbijeenkomsten georganiseerd over een onderwerp dat betrekking heeft op opvoeding en ontwikkeling. Hier wordt vaak samenwerking gezocht met bijvoorbeeld de bibliotheek, opvoedbureaus en deskundigen.
- Ouders uitnodigen voor de afsluiting van een thema, bijvoorbeeld bij het thema Circus voeren kinderen circusacts op, bij het thema Kleding wordt er een modeshow georganiseerd.
- Organiseren van ouder-kindactiviteiten: spelinloop, meedraaiochtenden in de groep (gast in de klas), ouders komen een uur in de groep en voeren samen met hun kind een circuit van activiteiten uit.
- Cursussen voor ouders, zoals Opvoeden Zo, Peuter in Zicht, Op Stap.
- Bijeenkomst over schoolkeuze, binnen de voorschoolse voorzieningen.
- Oudercontactschrift: de beroepskracht schrijft wat op over het kind en de ouder kan thuis iets opschrijven over het kind. Denk hierbij aan een bijzondere uitspraak, het spelen van het kind, een gebeurtenis of anekdote, het eten, etcetera.
- 10 minuten-gesprekjes: in toenemende mate worden kinderen systematisch in hun ontwikkeling gevolgd met dagelijkse observaties en met gestandaardiseerde observatiesystemen (bijvoorbeeld Welbevinden, Kijk!). In een 10 minuten-gesprekje is er gelegenheid om deze informatie met ouders te bespreken.
Bovenstaande voorbeelden hebben te maken met ouderbetrokkenheid; met interesse en betrokkenheid opwekken bij de ontwikkeling van het kind, het aanbod op de voor-vroegschoolse voorziening, de beroepskrachten, etcetera.
Dat is wat anders dan ouderparticipatie. Daarbij gaat het om actieve deelname aan allerlei activiteiten die door de voor-vroegschoolse voorziening georganiseerd worden, zoals helpen met het jaarfeest, inpakken van de Sinterklaascadeautjes, het uitvoeren van luizencontroles, enzovoort.
Voor ouderbetrokkenheid moet je als voor-vroegschoolse voorziening echt weten waarom je samenwerking met ouders wil. Dat betekent dus dat je een heldere visie op ouders in ontwikkeling en educatie moet hebben. In zo’n visie wordt helder aangegeven hoe de voor-vroegschoolse voorziening de relatie met ouders ziet.
De beroepskrachten in de voor- en vroegschoolse voorzieningen als eerste boodschappers van slecht nieuws
Doorkijkje
Nathalie is een ervaren leidster en heeft goed zicht op de ontwikkeling van jonge kinderen. Op de voorschool zit nu een half jaar een jongetje waarover ze zich zorgen maakt. Jeffrey is nu 3,4 jaar, maakt geen contact met leidsters en kinderen, sluit zich vaak helemaal af, vertoont stereotiep gedrag en heeft een zwakke motoriek. Ook uit de observatielijst die na een half jaar wordt ingevuld, wordt bevestigd dat zijn ontwikkeling zorgen baart. Natuurlijk heeft Nathalie regelmatig gesprekjes met moeder gehad, maar ze vindt het nu tijd om met beide ouders een gesprek aan te gaan om haar zorgen te delen en te bespreken. Beide ouders kwamen op gesprek. Toen Nathalie vertelde dat ze zich zorgen maakte overJeffrey, werd vader woedend. Nathalie wist niets over zijn zoon en thuis ging het allemaal wel goed. Ze kreeg geen kans meer om wat te zeggen, want vader stond op en beende weg. Moeder wist zich geen houding te geven en liep toen maar gauw achter hem aan, sorry mompelend.
Het geheim achter elke ouder
Binnen trajecten die CPS begeleidt komt het onderwerp ‘lastige ouders’ altijd naar voren. De stelling: ”Lastige ouders bestaan niet! Alleen ouders die het moeilijk hebben”, biedt altijd veel gespreksstof. Beroepskrachten binnen de voor- en vroegschoolse educatie zijn vaak de eerste die signaleren dat de ontwikkeling van een kind niet naar verwachting verloopt. Zij zijn het die het slechte nieuws als eerste overbrengen; immers, geen enkele ouder wil graag horen dat het niet goed gaat met hun kind. Het uitleggen van het acceptatieproces van ouders wanneer een kind problemen heeft, kan beroepskrachten enorm helpen. Ze kunnen daardoor beter begrip opbrengen voor boze ouders en voor ouders die problemen om hun kind (nog) niet onder ogen zien.
Ontkenning, boosheid, verdriet en acceptatie, dat zijn de vier fasen van het acceptatieproces. Het is een professionele uitdaging om ouders voor elke fase de ruimte te geven. Want zogenaamd lastige ouders doorlopen de verschillende fasen niet altijd chronologisch. Soms vallen ze terug naar een eerdere fase of verkeren in meerdere tegelijk. Wanneer een fase onvoldoende (h)erkend wordt, blijven ouders daar meestal onnodig lang in steken.
Het beschreven acceptatieproces geldt voor alle ouders, ook die met een andere culturele achtergrond. Binnen andere culturen kunnen echter wel andere vormen van ontkenning en boosheid een rol spelen. Dat vraagt om interesse in opvattingen die daar leven.
Als het contact met de ouders moeilijk verloopt, is het belangrijk om te doorgronden in welke fase van het acceptatieproces zij zich bevinden.
Succesvolle ouderbetrokkenheid
Nu merken we in de praktijk dat voor- en vroegschoolse voorzieningen ouderbetrokkenheid nogal eens een impuls geven door een training gesprekken met ouders. Moeizame gesprekken met ouders vormen veelal de aanleiding. Op zichzelf is het natuurlijk prima dat beroepskrachten worden toegerust met effectieve gesprekstechnieken. Succesvolle ouderbetrokkenheid is echter meer dan gesprekstechniek. Daartoe moet ouderbetrokkenheid op alle niveaus aandacht krijgen. Werken aan ouderbetrokkenheid kent verschillende aspecten:
1. Op overtuigingsniveau.
Vragen die hierbij horen zijn:
Welke voor-vroegschoolse voorziening wil ik zijn voor mijn ouders?
Welke beroepskracht wil ik zijn voor mijn ouders?
Wil ik ouders bij de opvang/voor-vroegschool betrekken, of vind ik ze eigenlijk lastig?
Heb ik voor het werken met jonge kinderen gekozen, of voor het werken met jonge kinderen en hun ouders?
2. Op kennisniveau.
Vragen die hierbij horen zijn:
Weet een voor-vroegschoolse voorziening en de beroepskracht wat een ouder doormaakt wanneer er iets aan de hand is met hun kind?
Weet een voor-vroegschoolse voorziening en de beroepskracht hoe hier op professionele wijze mee om kan worden gegaan?
Heeft een voor-vroegschoolse voorziening voldoende kennis over klant-/oudertevredenheid en hoe zij die kan bevorderen?
Heeft een voor-vroegschoolse voorziening voldoende theoretische kennis in huis over hoe een voorziening zich kan profileren richting ouders en de rest van haar omgeving?
Weet een voor-vroegschoolse voorziening over de wijze waarop je vorm geeft aan verantwoording?
3. Op attitudeniveau.
Vragen die hierbij horen zijn:
Welke attitude is professioneel wanneer ik een ouder te woord sta?
Welke gastvrijheid laat ik zien wanneer een ouder zijn kind ’s ochtends in de groep brengt?
Hoe snel krijgt een ouder reactie wanneer hij de voor-vroegschoolse voorziening iets vraagt?
Maar ook: Wat willen we uitstralen? Bijvoorbeeld met ons gebouw, de inrichting, kleding van de beroepskrachten, hoe we de telefoon opnemen. Het is goed om je te realiseren dat ook deze vormen van communicatie er toe doen om een goede relatie met ouders op te bouwen. Een professionele uitstraling zorgt bijvoorbeeld voor vertrouwen in de professionaliteit van de speelzaal/opvang/school.
4. Op vaardigheidsniveau.
Vragen die hierbij horen zijn:
Hoe schrijven we als voor-vroegschoolse voorziening een brief naar ouders? Hoe stellen we een themaboekje samen? Hoe ziet ons nieuwsbord eruit?
Hoe maken we contact met ouders?
Hoe creëer je een tien-minutengesprek waarin een ouder balans ervaart tussen informatie krijgen en zijn verhaal kwijt kunnen?
Hoe voer ik een gesprek met ouders die ik als ‘lastig’ ervaar?
Doorkijkje
Monique is leidster op een peuterspeelzaal. ’s Ochtends zorgt ze ervoor dat ze bij binnenkomst van een kind het kind zelf maar ook de ouder persoonlijk begroet en contact zoekt. Dat is niet altijd zo geweest. Toen Monique net begon op de peuterspeelzaal voelde ze zich nog wat onzeker en durfde toen met name de ouders niet goed tegemoet te treden. Na een tijdje merkte ze dat het steeds moeilijker werd om gesprekjes aan te knopen met de ouders en dat de ouders haar ook steeds minder vertelden. Als het wat lastiger gespreksonderwerpen waren, durfde Monique deze al helemaal niet meer aan te roeren. Toen Monique geobserveerd werd op de groep, was het gebrek aan contact met ouders één van de dingen die gelijk opvielen. Inmiddels heeft Monique geleerd om ervoor te zorgen dat juist het eerste contactmoment goed is. Ze heeft letterlijk en figuurlijk oog voor elke ouder (en kind natuurlijk). Van daaruit blijkt het makkelijker om een relatie op te bouwen met de ouders en is het veel gemakkelijker om met de ouder over het kind te spreken.
Zie elke ouder als een kans!
Hier en daar horen we wel eens een ontmoedigde beroepskracht uitslaken: “We doen echt alles om ouders erbij te betrekken, maar juist bij de ouders waarvan het zo belangrijk is dat ze betrokken raken, lukt het niet”. We hopen dat de inhoud van dit artikel helpt om nog eens na te gaan wat wellicht nog beter kan. En tot slot: zie elke ouder als een kans!
Samenvatting
Ouderbetrokkenheid speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van jonge kinderen. Wanneer ouders thuis extra met hun kind bezig zijn, aansluitend op wat het kind op (voor)school leert, heeft dit een positief effect op de leerresultaten, het gedrag en de werkhouding. Onderzoek toont aan dat met name betrokkenheid thuis een belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling en het leersucces van kinderen. Instellingen voor voor- en vroegschoolse educatie hebben de taak om een omgeving te creëren die ouderbetrokkenheid stimuleert. Dit kan op verschillende manieren worden ingevuld, zoals spelinloop, ouderbijeenkomsten, themabijeenkomsten, ouder-kindactiviteiten, cursussen voor ouders en 10-minutengesprekjes. Een succesvolle aanpak van ouderbetrokkenheid kenmerkt zich door een geïntegreerde benadering met een gezamenlijke visie en verantwoordelijkheid tussen ouders, beroepskrachten en de instelling. Duurzame samenwerking, wederzijds begrip, open communicatie en een positieve sfeer zijn hierbij essentieel. Een uitdaging in de praktijk is de omgang met "lastige ouders" die het nieuws over problemen met hun kind moeilijk accepteren. Beroepskrachten moeten hierbij professionele gesprekstechnieken toepassen, maar ook oog hebben voor de overtuigingen, kennis, attitude en vaardigheden die nodig zijn om een constructieve relatie met ouders op te bouwen. Door te investeren in een professionele en gestructureerde aanpak van ouderbetrokkenheid, kan de samenwerking met ouders worden geoptimaliseerd en het maximale uit de voor- en vroegschoolse educatie worden gehaald. Belangrijk is om elke ouder als een kans te zien en een relatie op te bouwen door oog te hebben voor elke ouder en kind. Beroepskrachten moeten niet bang zijn om het gesprek aan te gaan, ook over lastige onderwerpen. Concluderend: ouderbetrokkenheid is een waardevolle tool om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen. Door aandacht te besteden aan de verschillende aspecten van ouderbetrokkenheid en te leren omgaan met uitdagingen, kunnen instellingen voor voor- en vroegschoolse educatie een optimale leeromgeving creëren voor alle kinderen.
Literatuur
Cijvat, I. e.a. (2009). Een onderzoek naar de rol van ouders in het primair onderwijs, deel 1 literatuuronderzoek.
Amersfoort: CPS.
Desforgers, Ch. & Abouchaar, A. (2003).The Impact of Parental Involvement, Parental Support and Family Education on Pupil Achievements and Adjustment: A Literature Review. Nottingham: Queen’s printer.
Sacker, A., Schoon, I. en Bartley, M. (2002). Social inequality in educational achievement and psychosocial adjustment throughout childhood: magnitude and mechanisms. In Social Science and Medicine, 55: 863-880.
Scholten S. & Verhoeven, A. (2009). Handboek marketing en communicatie voor scholen. De eerste indruk is
bepalend. Amersfoort: CPS.
Vries, P. de (2010). Handboek Ouders in de school. Amersfoort: CPS.
Vries, P. de (2007). Mijn kind op school. Amersfoort: CPS.
Dit artikel is eerder verschenen in Zorg Primair.