Talentontwikkeling met wetenschap en techniek

Hanno van Keulen

Professor in Leadership in Education bij Windesheim Flevoland

 

  Geplaatst op 1 juni 2014

Dit artikel is geschreven samen met Yvette Sol

Waarom talentontwikkeling door techniek?

Het lijkt op het eerste gezicht misschien vreemd om de ontwikkeling van talenten van kinderen op de basisschool te onderzoeken in de context van wetenschap en techniek, want dit is toch niet meer dan een klein onderdeeltje van het domein Oriëntatie op Jezelf en de Wereld? Een domein dat bovendien niet zwaar meeweegt in het oordeel van de Inspectie over de prestaties van de school of voor het schooladvies aan het eind van groep acht.
 
Toch zijn er goede redenen om eens te kijken naar wat wetenschap en techniekonderwijs kan betekenen voor de ontwikkeling van talenten van kinderen. Veel wetenschap- en techniekonderwijs is heel aanschouwelijk en sluit aan bij de directe, zintuiglijke ervaring.
 
Vragen dringen zich daardoor gemakkelijk op. Je kunt ergens met je handen aan zitten, iets maken, uitproberenen uitzoeken. Dit is voor kinderen een heel natuurlijke manier om te leren en zich te ontwikkelen1.
 
Iedereen kijkt wel eens met verwondering en bewondering naar jonge kinderen. Ze zijn enthousiast en nieuwsgierig. Ze kunnen scherp waarnemen en slimme en onverwachte vragen stellen of antwoorden geven. Ze kunnen problemen op een originele manier oplossen.
 
Kinderen kunnen logisch redeneren, ruimtelijk denken, en nieuwe woorden en begrippen gebruiken om hun ervaringen en inzichten in de materiële wereld uit te drukken, zeker wanneer ze hier de ruimte voor krijgen2.
 
Kerndoelen Natuur en Techniek
kerndoelen techniek, orientatie op jezelf en de wereld, talent, talentontwikkeling
 
Wetenschap en techniek gaat niet alleen over natuurlijke verschijnselen en technologische producten. Wetenschap en techniek heeft ook altijd sociale aspecten zoals communiceren, overleggen, meningsverschillen uitwerken en samenwerken.
 
Het heeft handelingsaspecten zoals technische vaardigheden om iets te maken, en het doorlopen van een onderzoeks- of ontwerp -cyclus neemt een belangrijke plaats in. Ook affectieve aspecten spelen een rol, zoals nieuwsgierigheid, plezier en motivatie.
 
Wetenschap en techniek gaat over de hogere controlefuncties van onze hersenen (executieve functies) zoals zelfsturing, planning, vasthoudendheid en reageren op nieuwe dingen. Er zijn algemene cognitieve, talige en wiskundige aspecten zoals waarnemingen onder woorden brengen, resultaten in de vorm van ‘kennis’ onthouden, redeneren, afwegingen maken, meten en rekenen.
 
Deze aspecten staan voor even zovele mogelijkheden voor talentontwikkeling die je als leerkracht als het ware cadeau krijgt wanneer je onderwijs geeft met wetenschap en techniek. En ze liggen allemaal binnen het bereik van kinderen, ook van jonge kinderen en ook van kinderen in het speciaal basis onderwijs.
 
Met al deze talenten die bevorderd kunnen worden, leent de context van wetenschap en techniek zich bijzonder goed voor het bestuderen van ontluikend talent van kinderen. Vragen bij het oberserveren kunnen zijn:
  • Welke gedrags- en denkmogelijkheden hebben kinderen wel en niet?
  • Wat sluit aan bij hun zone van naaste ontwikkeling?
  • Hoe hangt dit samen met hun leeftijd en met de ontwikkeling van hun hersenen?
  • Welke gewenste en ongewenste verschillen zijn er tussen kinderen en de manier waarop het onderwijs hun talenten al dan niet ontwikkelt (denk bijvoorbeeld aan genderspecifieke aspecten)?
  • Hoe bouwen kinderen inzicht op in een concreet verschijnsel vanuit hun waarnemen en handelen?
  • Hoe generaliseert en stabiliseert dit inzicht zich?
  • Hoe drukken kinderen hun inzichten uit in woorden en in symbolische representaties?
  • Wat is de invloed van het materiaal en andere kenmerken van de onderwijsleeromgeving?
  • Kunnen alle kinderen excelleren?
  • Wat werkt bij hoogbegaafde kinderen?
  • Wat is mogelijk voor kinderen die speciale zorg nodig hebben? 
In dit gedeelte gaan we nader in op de theorie van talent en talentontwikkeling.

Wat is talent?

Wat bedoelen we eigenlijk met ‘excelleren’ en ‘talent’? Veel mensen denken dat talent een aangeboren eigenschap is. Je hebt het, of je hebt het niet. En als je het hebt, dan komt het er vanzelf wel een keertje uit. Deze voorstelling is te simpel.
 
Wij sluiten nauw aan bij het kader van het onderzoeksprogramma TalentenKracht zoals dat door de Groningse hoogleraar ontwikkelingspsychologie Paul van Geert namens dit consortium van onderzoekers is opgeschreven3. In overeenstemming hiermee gaan wij er van uit dat talent niet zo’n latent aanwezige eigenschap is die ‘vanzelf’ wel een keertje ontbolstert, maar dat het emergent is4. Of talent zich ontwikkelt, hangt sterk af van de omstandigheden. Daardoor hebben talent en excellentie mede het karakter van een proces5.
 
Natuurlijk spelen ook factoren mee die in de persoon, in het kind zelf liggen. Dat zijn met name een groot geloof in eigen kunnen, een hoge leersnelheid, en sterke drijfveren om een activiteit lang vol te houden. Een vuistregel is dat het, zelfs als je veel aangeboren aanleg hebt, tienduizend uur of tien jaar van oefenen vergt om echte topprestaties te leveren.
 
Wie minder aanleg heeft en gericht oefent, wordt misschien geen Mozart of Einstein, maar zal het toch ver kunnen brengen. Dat is van groot belang omdat we in het onderwijs niet van alle kinderen een Mozart kunnen maken, terwijl we ze wel in staat willen stellen het beste uit zichzelf te halen.
 
Talent is domeinspecifiek: het ontluikt en kan worden ontlokt in concrete interacties met concrete materialen in concrete situaties. Talent is niet iets universeels, waarmee je elke uitdaging aankunt. Als je aanleg voor muziek ver ontwikkeld is door Bach te spelen op het clavecimbel, dan betekent dit niet dat je ook goed kunt rappen of aan een jazz improvisatie mee kunt doen.
 
Een dokter met veel talent voor probleemoplossen kan een patiënt snel onderzoeken en een juiste diagnose stellen, maar voor kortsluiting onder de motorkap van je auto ga je toch lievernaar een automonteur. De monteur wordt voortdurend geconfronteerd met concrete problemen in concrete auto’s, en oefent zijn of haar aanleg voor het opsporen en oplossen van dit soort problemen voortdurend.
 
Als je er aanleg voor hebt en je oefent je talent in een bepaald domein, dan presteer je op den duur veel beter in dat domein. We zien in de praktijk dan ook dat talent ‘scheef’ verdeeld is. Modale mensen (en dat is, per definitie, de groep waar de meeste mensen in zitten) presteren maar heel matig in vergelijking met geoefende zangers, voetballers, bloemschikkers, gamers of redenaars.
 
De uitdaging voor het onderwijs is kinderen in staat te stellen een veel hoger niveau te bereiken dan waar ze, zonder stimulans, in zouden blijven hangen.
 
Om echt goed te worden moet je ook de mogelijkheden die zich voordoen benutten. Ook dit leervermogen richting excellentie is een talent: een kwaliteit om de wereld naar je hand te zetten, bijvoorbeeld door de hulp van de beste leraren te organiseren. Leervermogen is een gevoeligheid voor instructiesignalen.
 
Talent is verder niet enkelvoudig, maar bestaat uit vele delen die elkaar kunnen versterken of juist verzwakken. Het is eerder een vermenigvuldiging dan een optelsom. Je kunt bijvoorbeeld aanleg hebben voor logisch redeneren, maar als je dit wilt ontwikkelen helpt het als je je ook wilt en kunt concentreren op een probleem, als je aanwijzingen die anderen geven opmerkt en begrijpt en als je kritisch bent op jezelf.
 
Talent leidt tot betere prestaties, prestaties roepen extra ondersteuning op, extra ondersteuning versterkt talent. Dit staat bekend als de opwaartse talentspiraal: een dynamisch proces dat een beroep doet op talentkenmerken bij het kind en talentkenmerken bij de leerkracht.
 
Dit wordt ook wel, met een knipoog naar een parabel uit de Bijbel, het Matteüseffect genoemd: “Wie heeft, zal gegeven worden”. Laten we er van uit gaan dat elk kind aanleg heeft waar we in het onderwijs op voort kunnen bouwen. Elk kind kan excelleren binnen de grenzen van zijn of haar aanleg als de omstandigheden goed zijn! Ontwikkelen wat er inzit, dat is de opdracht van het onderwijs.

Wat is talentontwikkeling?

Talentontwikkeling lijkt op goed onderwijs geven: al ben je nog zo’n getalenteerde leraar, je hoeft maar één ding fout te doen en het kan een grote puinhoop in de klas worden. Onderwijs is een samenhangend systeem en geen optelsom van losse factoren. Dat is dus lastig. Alles moet precies passen om er uit te halen wat er in zit.
 
Het goede nieuws is dat er veel aanknopingspunten zijn om het proces van talentontwikkeling te beginnen6. Kinderen hebben voortdurend ervaringen met de materiële werkelijkheid om hen heen, met wat er in de klas gebeurt, met henzelf. De context van wetenschap en techniek dringt zich, al dan niet toevallig, voortdurend op.
 
Kinderen zitten met hun handen overal aan. Kinderen stellen vragen. Plotseling is het daar: een mogelijkheid om kinderen iets te leren. Het is dus de vraag of je talentontwikkeling in alle opzichten moet willen sturen. Door de vele componenten die op elkaar inwerken, krijgt talentontwikkeling vanzelf een dynamisch, zelf-organiserend karakter. De kunst is niet alleen om rijke leeromgevingen te creëren, maar ook om de toevallige leermomenten te herkennen en te benutten.
 
Als talent een emergente eigenschap is, dat wil zeggen een eigenschap die opkomt onder gunstige omstandigheden, dan is het belangrijk te weten wat precies gunstige omstandigheden zijn voor talentontwikkeling. Eén van de beste manieren om leerpotentieel vast te stellen, is het monitoren van situaties waarin optimale condities worden gecreëerd.
 
Dit is wat we in het onderzoek op de Vindplaatsen gedaan hebben. We hebben de situaties op deze scholen onderzocht en geanalyseerd om zo representatieve en toch concrete kenmerken van de condities voor talentontwikkeling te kunnen benoemen waar leraren en schoolleiders van andere scholen zich door kunnen laten inspireren.
 
Om een talent te ontwikkelen moet het kind iets doen. Je kunt het talent er niet ingieten. ‘Doen’ omvat niet alleen het fysieke doen met de handen maar ook luisteren, praten en denken: het sociale en mentale ‘doen’.
 
Talent ontwikkelen betekent deze cognitieve, materiële en sociale actiemogelijkheden organiseren en uitlokken in een wissel werking tussen het kind dat ervaart, denkt en betekenis geeft aan de handelingen (het cognitieve aspect), de verschijnselen, voorwerpen en andere fysieke elementen waarmee en waaraan gehandeld wordt (het materiële aspect) en de anderen, zoals andere kinderen, ouders, en leraren waar het kind mee praat en naar luistert (het sociale aspect) 7.
 
In wetenschap en techniek zijn het in de eerste plaats de materiële aspecten, zoals verschijnselen die de aandacht trekken, waarmee je talentontwikkelende acties kunt uitlokken8. Je kunt wel met je ogen dicht in een hoekje nadenken over de vraag of een ijzeren boot blijft drijven of niet, maar je kunt het veel beter uitproberen als je het juiste materiaal hebt. Dan doe je een directe ervaring op en dit kan het startpunt zijn van ontwikkeling.
 
Om dit proces gaande te houden is de kwaliteit van de interactie tussen leerkracht en kind belangrijk. Hoe nieuwsgierig en ondernemend kinderen ook kunnen zijn, ze kunnen hulp gebruiken. Er zijn ook andere mensen nodig. Soms is dat een ander kind, dat iets niet begrijpt of gelooft en je dwingt het anders, beter, te zeggen, of een overtuigender experiment te doen. “Kijk maar, een ijzeren knikker zinkt, maar deze ijzeren boot blijft drijven. De boot is echt zwaar, voel maar!”
 
Vaak is er een volwassene nodig, een ouder, een leerkracht, om geduldig door te vragen, de aandacht te richten en het kind te helpen de ervaringen en ideeën onder woorden te brengen. Deze activiteiten van reflecteren en expliciteren helpen om ervaringen om te zetten in leerresultaten. Het is een grote uitdaging om alle kinderen kansen te geven.
 
Het is een bekend gegeven dat kinderen die niet alleen interesse hebben maar dit ook tonen en vragen stellen, meer aandacht krijgen dan kinderen die dit niet doen. Zo ontwikkelen zij zich sneller dan kinderen die minder aandacht krijgen. Die zullen zich minder gestimuleerd voelen om na te denken en misschien wel de interesse verliezen. Voordat je het weet, zijn de omstandigheden voor de kinderen ongelijk en zijn er daadwerkelijk prestatieverschillen ontstaan. 

Meiden en techniek

Uit internationaal vergelijkend onderzoek zoals PISA en TIMSS komt naar voren dat in Nederland meisjes minder goed presteren dan jongens in het domein van wetenschap en techniek, terwijl dit in andere landen om ons heen niet het geval is.
 
De oorzaak kan alleen liggen in een andere bejegening van meisjes. Er zijn ook daadwerkelijk aanwijzingen dat leerkrachten in Nederland onbewust meer doorvragen in reactie op jongens dan op meisjes als het om iets technisch gaat9. Daarmee benadelen we meisjes in hun mogelijkheden.
 
Het is zaak om voor elk kind, jongen of meisje, met veel of weinig aanleg, een opwaartse talentspiraal te creëren en het kind te helpen om te presteren in de eigen excellente-prestatierange. En hoe kan de leerkracht zelf presteren in zijn of haar onderwijsprestatierange en zo een rolmodel en een topcoach worden?
 
Het is de taak van de leerkracht om de omstandigheden zo gunstig mogelijk te maken. Het ligt voor de hand de talentontwikkeling van de leerkracht op dezelfde manier te beschouwen als de talentontwikkeling van kinderen. Onderwijsvermogen is een talent voor het scheppen van gunstige leeromstandigheden met hoge kwaliteit in de interactie tussen kind, materiaal en leraar.
 
Leerprocessen van leraren zijn niet zo heel veel anders dan leerprocessen van kinderen. Als ‘langer-lerenden’ zijn ze wat meer geoefend en kennen ze zichzelf wat beter. Een leerproces over hoe je goed wetenschap en techniek onderwijs geeft begint ook met verwondering en nieuwsgierigheid. Verwondering over die sprankeling die je ziet wanneer kinderen helemaal opgaan in een wetenschap en techniekactiviteit.
 
Vervolgens komen vragen op over didactiek, over welke natuurlijke verschijnselen en technische problemen relevante leerprocessen kunnen ontlokken, waarna je als leraar vervolgens gaat experimenteren met je lessen en op zoek gaat naar kennis die je niet paraat hebt. Als je net als kinderen plezier ervaart in en betrokken raakt bij het onderwerp (het cognitieve aspect), dan ga je dieper graven en kom je tot betere lessen (het materiële aspect).
 
Dit kan dan weer motiverend en aanstekelijk zijn voor collega’s (het sociale aspect). Zo worden de actiemogelijkheden in de school vergroot. In de professionele ontwikkeling van leraren gaat het daarom, net als bij kinderen, om geschikte ervaringen met wetenschap en techniek te genereren en daar indringend over spreken10. Nieuwsgierigheid en interesse kunnen gewekt worden!

Literatuur

1 Bransford, Brown & Cocking, 2000
2 Laevers & Heylen, 2011
3 Van Geert, 2012; zie ook De Lange, 2010; Curious Minds Consortium, 2011
4 Simonton, 1999
5 Van Geert, 1998; Fischer & Bidell, 2006
6 Iran-Nejad, McKeachie & Berliner, 1990
7 Van den Heuvel-Panhuizen & Leseman, 2011
Andersson, 1986
Geerdink, Haijer & De Vries, 2010; Kuipers, Van den Hoeven, Folmer, Van Graft & Van den Akker, 2010; Meelissen & Luyten, 2011
10 De Winter, 2011

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Cursus
Slimmer onthouden en begrijpen
Slimmer onthouden en begrijpen
Systeemdenken met mindmaps en causale lussen
Medilex Onderwijs 
E-learning module
Zo doe je een ontwikkelingsgerichte audit
Zo doe je een ontwikkelingsgerichte audit
Gratis korte module met downloads
Wij-leren.nl Academie 
Ontdekkend leren
Ontdekkend leren: uitleg - kenmerken - stappenplan
Arja Kerpel
High Tech High
High Tech High - Een curriculum waarbij projectgestuurd leren en de leerontwikkeling centraal staat
redactie
Onderzoekjes in natuur en techniek
Kleine onderzoekjes, grote resultaten
Bea Pompert
Onderzoekend en ontwerpend leren
Op onderzoek in de klas
Dolf Janson
Vernieuwend bètaonderwijs
Vernieuwende aanpakken bètaonderwijs verbeteren leerprestaties en vergroten interesse
Annemieke Top
Techniek attitude
Talent en talentontwikkeling van en door leraren en scholen
Hanno van Keulen
Empirische cyclus (1)
Techniek - Onderzoeken met de empirische cyclus (1)
Hanno van Keulen
Empirische cyclus (2)
Techniek - Onderzoeken met de empirische cyclus (2)
Hanno van Keulen
Vakintegratie; verschillende vormen om kennis te verbinden -een
Vakintegratie 1 - Welke vormen van integratie zijn er?
Rens Gresnigt
Vakintegratie, didactische aanpak-twee
Vakintegratie 2 - Zoek naar het verbindende principe
Rens Gresnigt
Vakintegratie en leerkracht competenties
Vakintegratie 3 - Welke competenties vraagt het van een leerkracht?
Rens Gresnigt
Hoe ga jij aan de slag met talent op school?
Word jij ook een kindertalentenfluisteraar?
Luk Dewulf
Hoe ga jij aan de slag met talent op school?
Word jij ook een kindertalentenfluisteraar?
Luk Dewulf
Het overschatte hoofd
Het overschatte hoofd
Jellie de Jong
Fascinerende ontdekkingen
Fascinerende ontdekkingen met kinderen rondom wetenschap en techniek
Arja Kerpel
Techniek: Leren door doen
Techniek: leren door doen. Hoe geef je techniek een plek in het onderwijs?
Arja Kerpel
Mijn school kiest voor mijn talent
Mijn school kiest voor mijn talent
Machiel Karels
Meer aandacht voor hart en handen, niet alleen voor het hoofd
Onderwijs te eenzijdig gericht op kennisresultaat
Alex de Bruijn


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Wat is tegenwoordig nog de waarde van kennis?
Wat is tegenwoordig nog de waarde van kennis?
redactie
Activerend onderwijs in een video van één minuut uitgelegd
Activerend onderwijs in een video van één minuut uitgelegd
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



activerend onderwijs
empirische cyclus
exacte vakken | bèta vakken
kerndoelen
leeromgeving
natuurlijk leren
observeren
onderwijsleerproces
projectonderwijs
systeemdenken
techniek

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest