Kleine onderzoekjes, grote resultaten
Bea Pompert
Directeur en nascholer bij De Activiteit
Geraadpleegd op 15-10-2024,
van https://wij-leren.nl/onderzoek-activiteiten-natuur-techniek.php
In dit artikel komen diverse onderzoeksgerichte activiteiten aan bod. Ze zijn afkomstig van verschillende leerkrachten. Leerkrachten die er werk van maken hun leerlingen te laten ontdekken en onderzoeken. En dikwijls is dat niet eens zo ingewikkeld.
Onderzoek doen kan altijd, in elke groep en bij elk thema! Als leerlingen met hun eigen vragen en kwesties aan de gang mogen, gaat hun betrokkenheid met sprongen vooruit. Ze snappen beter welke kennis en vaardigheden ze nodig hebben, denken beter na, gaan actiever handelen, krijgen meer vragen en delen hun kennis met plezier. Een vragende en onderzoekende houding ontwikkelen hoort bij de cultuur van vandaag de dag. Het helpt bij het grip krijgen op onze complexe wereld en daar op je eigen wijze aan bijdragen.
Meer onderzoek in onze klassen is daarom echt een goed idee. Soms lijkt het ingewikkeld om kinderen te activeren onderzoekend te leren. Raar eigenlijk, want elk gezond kind is dol op spelen, rommelen, uitzoeken en ondernemen. Maar ze zijn vaak niet gewend om dit op school ook te mogen doen.
Onderzoek bij spelactiviteiten
In de groepen 3 van leerkrachten José, Diana, Marieke en Marleen is het thema ‘Ziek zijn, beter worden’. De leerlingen in deze groepen spelen bij het thema onder andere regisseerspel. Dat is spel met verschillende kleine materialen, waarbij de leerlingen construeren met blokjes, staafjes en plankjes en daarbinnen met speelgoed, zoals playmobil, een spelverhaal opzetten. Bij dit thema zijn dat vooral veel ziekenhuisverhalen. Kinderen spelen alleen of in kleine groepjes, aan tafel of op een lage kast. Het spel wordt ook gedeeld met anderen.
spelverhaal construeren
Kinderen steken tijdens dit regisseerspel veel van elkaar op en leren elkaar vragen te stellen als iets niet helemaal duidelijk is. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over de verschillende afdelingen in het ziekenhuis, maar ook over de manier waarop gewonde mensen het ziekenhuis inkomen per ambulance en wat het betekent om lang in het ziekenhuis te verblijven. Het spel en de gesprekken over het spel zorgen voor veel betekenisvolle kwesties, waar verder onderzoek naar gedaan wordt. Er wordt gelezen, er worden experts uitgenodigd, films bekeken en geëxperimenteerd. Aan de orde komen de volgende onderzoeksactiviteiten:
Bronnenonderzoek
- In boeken zoeken naar informatie, bijvoorbeeld over de inrichting van een ambulance, het werk van verschillende artsen en ziek zijn.
- Op internet illustraties zoeken om het spel mee te verrijken, zoals foto’s van ziekenhuizen en ambulances.
Experimenteel onderzoek
- Met diverse doktersattributen het eigen lichaam onderzoeken.
Praktijkonderzoek
- In gesprek met de schoolarts en de fysiotherapeut aan de hand van eigen vragen.
Veel van deze onderzoekjes worden in kleine groepjes in thematijd of speelwerktijd uitgevoerd. De uitkomsten en opbrengsten worden altijd gedeeld met de hele groep, zodat iedereen mee kan genieten van wat elke leerling inbrengt.
Bronnenonderzoek: Daar krijg je zin in!
Bronnen ‘te lijf gaan’ bij de vragen die je hebt, zou voor alle leerlingen een laagdrempelige en fijne activiteit moeten zijn. Dat lukt als kinderen zelf teksten mogen kiezen over de kwesties die spelen bij het thema in de groep. Leerlingen gaan met meer enthousiasme lezen in hun tekst of boek en ze krijgen beter grip op hun eigen leesdoel. Twee voorbeelden.
In groep 5 van leerkracht Marieke gaat het over ‘Geluid’. De groep heeft vragen geformuleerd bij dit onderwerp. De leerkracht heeft samen met de leerlingen in boeken gesnuffeld en op internet gezocht. Zo hebben ze zeventien verschillende teksten gevonden die geschikt zijn. Van alle teksten zijn vier kopieën beschikbaar. De stapeltjes teksten liggen verspreid in het lokaal op een tafel, de vensterbanken en op twee goed bereikbare kasten. De leerlingen hebben een kaart met hun vragen bij de hand en kunnen zelf teksten kiezen waarmee ze willen beginnen. De kinderen lopen rustig door de klas, na een poosje is de keuze gemaakt en lezen ze allemaal in hun eerste tekst, met potlood en papier bij de hand voor de aantekeningen. In tweetallen wordt vervolgens gedeeld wat ze hebben gevonden, waarna dit in de grote groep wordt uitgewisseld.
Bij leerkracht Miranda in haar meertalige groep 7 doen leerlingen onderzoek naar ‘Natuurverschijnselen’. De leerlingen hebben grote interesse in vulkanen en hebben allerlei vragen over het ontstaan en de werking ervan. Miranda heeft vier verschillende teksten gekozen voor haar groep. Eén heel pittige tekst over de werking van vulkanen, waarbij zij aangeeft dat zij het lezen van deze tekst gaat begeleiden ‘dus iedereen die wil kan meedoen’. Dan is er een tekst over verschillende vulkanen en waar op de wereld die zich bevinden en twee krantenartikelen met actuele verhalen over vulkanen. Na een korte introductie kunnen de kinderen zelf kiezen en gaan lezen. De leerkracht begeleidt een leesgroep van acht leerlingen, de overige kinderen lezen alleen of in tweetallen. De leerlingen beschikken over kaartjes in twee kleuren. Op de kaartjes in de ene kleur noteren ze nieuwe vragen en op de andere kleur formuleren ze antwoorden. Dit wordt allemaal gepresenteerd in de kring en met elkaar besproken. Met de hele groep worden vervolgactiviteiten besproken, zoals het idee om een vulkaanlandschap te maken in de zandtafel of met papiermaché. Ook wordt afgesproken dat alle vulkaangebieden worden aangeven op de grote wereldkaart die is opgehangen in het klaslokaal.
Klein experimenteel onderzoek bij natuur en teckniek
Natuur en techniek nodigen uit om onderzoekend te leren. Het gaat daarbij steeds om nieuwsgierigheid, iets ‘voelen’ wat je wilt uitzoeken en dan gaan vergelijken door handelen en uitproberen.
In groep 4 van leerkracht Bianca is het thema ‘Het overwinteren van dieren’. De kinderen hebben hierbij de vraag hoe dieren zich warm houden. In tweetallen gaan zij aan de slag met die vraag door te experimenteren met verschillende isolatiematerialen. De leerlingen praten in tweetallen over het experiment en maken een lijstje van de materialen waarvan ze verwachten dat die het beste zullen isoleren.
Hierna bouwen ze kleine proefopstellingen. Een fles met warm water wordt door elk tweetal met andere materialen ingepakt: een warme wollen kous, kranten, piepschuim, stro, rikkarton of een kussentje met dons. Dan start het experiment en wordt de temperatuur van het water met tussenpozen van exact drie minuten opgemeten. De kinderen houden hun metingen goed bij in een tabel, zodat zij na een poosje zicht krijgen op het afkoelingsproces. Natuurlijk worden hierna gezamenlijke conclusies geformuleerd en de vraag beantwoord. In dezelfde groep doen tweetallen bij het thema ‘Zintuigen’ diverse kleine onderzoekjes, zoals:
- Test je tast.
In een katoenen zak zitten diverse schroeven en moeren. Hoe vlot draai je de juiste moer op de bijpassende schroef?
- Ben jij een speurneus?
Geblinddoekt een spoor van geurige sponsjes volgen door de gang naast de klas.Welke sponsjes ruik je wel en andere minder? Vergelijk met je duo-partner.
- Lees de letterkaart en test je ogen.
Welke letters kun je nog lezen vanaf een bepaalde afstand?
- Ben jij een fijnproever?
Verschillende oplossingen proeven en bepalen wat zuurder is, of zoeter, bijvoorbeeld citroensap, citroenlimonade of verdunde azijn.
De tweetallen werken samen, vergelijken hun uitkomsten en noteren hun gegevens op systematische wijze. Het geurenspoor wordt bijvoorbeeld nagetekend en door de sponsjes die niet geroken zijn wordt een X gezet. Als de groep de tekeningen bekijkt, kunnen ze goed zien welke sponsjes het lastigst te ruiken waren voor veel kinderen, welke geuren niemand gemist had en dat er verschillen tussen kinderen zijn. Enkele kinderen hebben alles goed geroken, anderen hebben een ‘slechtere neus’.
In de nieuwkomersgroep van leerkracht Anne gaat het over lichaamsverzorging. Alle leerlingen moeten Nederlands leren en dat is geen geringe uitdaging. Anne heeft een tafel ingericht met producten voor de lichamelijke verzorging. In tweetallen worden de producten bekeken en gebruikt. Tandpasta wordt op de tandenborstel gedaan en de leerlingen zoeken de plaatjes en de woorden erbij. Ook dat is klein onderxoek, in dit geval naar woordbetekenissen in het Nederlands.
De leerkracht in beeld
Onderzoek in klassen kan er dus heel verschillend uitzien en over veel onderwerpen gaan. Het is zeker niet de bedoeling om leerlingen direct in te wijden in de onderzoekscyclus en daarbij vaste formats en sluitende stappenplannen te hanteren. Dan is het plezier er gauw af. Het gaat er veel meer om dat kinderen een vragende en onderzoekende houding ontwikkelen. Dat zij met plezier en zelfvertrouwen plannetjes maken en uitvoeren en dat ze wat zij ontdekken en leren niet voor zichzelf houden, maar delen met de andere kinderen. Zo leren kinderen ook van elkaar. De rol van de leerkracht is er in de eerste plaats op gericht om tijd en ruimte te creëren voor interessante onderzoeksactiviteiten.
Het is zeker niet de bedoeling om leerlingen direct in te wijden in de onderzoekscyclus. Dan is het plezier er gauw af.
Tevens is het van belang dat de leerkracht zichzelf óók onderzoekend opstelt bij kwesties die zich voordoen. Goed voorbeeld doet immers goed volgen. Ook denkt de leerkracht goed na over de begeleiding van het onderzoekend leren, dit gaat dikwijls op een minder directieve wijze. De belangrijkste vaardigheid daarbij is het organiseren van een dialogisch leerklimaat. De kwaliteit van wat de leerlingen leren is afhankelijk van de kwaliteit van de gesprekken die leerkrachten met hun leerlingen voeren. De grote kunst is daarbij om de bijdrage van de leerlingen op te vangen en mee te nemen op weg naar nieuwe conclusies en nieuwe kennis of nieuwe vragen.
Het gaat in deze gesprekken niet om goed of fout, maar om leren redeneren en argumenteren, op een inhoudelijke manier discussiëren en de ideeën van anderen respecteren.
Zoals in groep 3-4 van leerkracht Monique waar het gesprek gaat over welke mensen in een restaurant werken en welke taken er dan zijn. Jasper vertelt dat de ober niet alleen aan tafel serveert, maar je ook naar je tafeltje begeleidt vanaf de deur. Ruud reageert direct: “Dat klopt, maar dan moet je wel eerst gereserveerd hebben.” Even later gaat het over de vraag of kinderen zelf mogen bestellen in een restaurant. Maaike denkt van niet, waarop Inge zegt: “Ik mag wel zelf bestellen en dan neem ik het kindermenu.” Niet iedereen weet wat dat is, een kindermenu, dus leerkracht Monique vraagt aan Inge om dit uit te leggen.
De leerkracht heeft de leerlingen geleerd met elkaar te praten zonder ‘vingers in de lucht’. De leerlingen luisteren daardoor veel beter naar elkaar, hebben meer aandacht voor elkaars inbreng en daarmee worden de gesprekken veel inhoudelijker. Je hoeft je immers niet druk te maken over of je wel de beurt krijgt.
Onderzoeksgericht werken, hoe klein ook, kan zorgen voor betekenisvolle opbrengsten en grote resultaten bij leerlingen. Het allergrootste resultaat? Betrokken, zinvol lerende kinderen, die mij, als ik meedoe met de klas van leerkracht Bianca en we ergens niet uitkomen influisteren: “Zo is het nu eenmaal, een goede onderzoeker is nooit klaar!”