Het organiseren van onderwijskwaliteit met de NSCCT
Herman Kolthof
Onderwijs- en organisatieadviseur bij De Rijnlandse school
Geraadpleegd op 15-10-2024,
van https://wij-leren.nl/onderwijskwaliteit-nscct.php
Wat is de toegevoegde waarde van de school? Passend onderwijs met de NSCCT.
Onderwijskwaliteit
Geen onderwerp lastiger dan het vaststellen van de onderwijskwaliteit. Vaak het gesprek van de dag voor bestuurders, directies van scholen en ook van leerkrachten. Zij weten als geen ander wat het vraagt om te sturen op die kwaliteit. Soms met succes maar vaak ook blijkt dit in de praktijk lastig. Hoe kun je als leidinggevende sturen op het lesgeven in de klas? Hoe kun je als leerkracht de effectiviteit van je eigen handelen in kaart te brengen en daar verantwoording voor nemen? En hoe kun je samen doen?
In dit artikel gebruiken we een interessante test, de NSCCT. Hiermee krijgen we de leerling beter in beeld voor een passender onderwijsaanbod maar ook de toegevoegde waarde van de school wordt helder. Zo kunnen we werkelijk wat zeggen over de kwaliteit van het onderwijs. Hiermee is de verantwoording aan ouders en inspectie een stuk eenvoudiger geworden en er komen sterkere adviezen uit voor het Voortgezet Onderwijs.
Wat is de NSCCT?
De NSCCT (Niet Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test) is een test die het leerpotentieel van kinderen meet en is speciaal voor het gebruik in onderwijs ontworpen door de Rijks Universiteit Groningen. Het is een z.g. Quick screening device, een test waarbij je in één uur tijd, klassikaal, de capaciteiten of leerpotentie (intelligentie) van kinderen in beeld brengt (vaak aan het begin van het schooljaar). Je krijgt als leerkracht een ‘second opinion’ over jouw kinderen die je naast je eigen inschatting kunt leggen.
De uitslagen van de test geven aan in welk ‘intelligentieprofiel’ een kind scoort, profielen die overeenkomen met de indeling die het CITO gebruikt. Het is nu relatief eenvoudig om de uitslagen van de test naast de vaardigheidsscores van de kennistoetsen te leggen. Hiermee wordt snel duidelijk welk leerrendement kinderen halen en of zij op niveau werk aangeboden krijgen. Onderpresteerders worden op deze manier goed in beeld gebracht. De test is er voor de groepen vier tot en met acht.
Wanneer scholen de test meerdere jaren achtereen gebruiken ontstaat er een film van het kind (groeimodel). Nu hebben we het vaak met foto’s te doen, momentopnames (statusmodel, bv: CITO). Het mooie van het gebruik van de test is dat scholen nu in staat worden gesteld om het groei- en statusmodel te combineren waardoor de toegevoegde waarde van scholen in beeld komt. En wat blijkt? Er zijn scholen die sterk scoren op de CITO-eindtoets en prima scoren binnen het LOVS maar weinig toegevoegde waarde laten zien wanneer ook de NSCCT gebruikt wordt en leerrendementen berekend worden. En scholen die laag scoren op de eindtoets en juist een enorme toegevoegde waarde kunnen hebben als het gaat om de leerrendementen. Kijk maar even naar het plaatje.
Tabel waarbij het Statusmodel en Groeimodel gecombineerd worden CITO EINDTOETS / CITO LOVS
Bij het eerste kwadrant en het vierde is het duidelijk, de school scoort hoog op de eindtoets en leerlingvolgsysteem en heeft veel toegevoegde waarde door de hoge leerrendementen. Daarmee is de school dus een sterke school. Of de school heeft een lage score op de CITO eindtoets en lage scores in het leerlingvolgsysteem en weinig toegevoegde waarde als school door de lage leerrendementen en daarmee is de school zwak.
Maar stel nu dat je zoals de school in het derde kwadrant een hoge scores heb op de eindtoets en LOVS maar lage leerrendementen? Ben je dan toch een sterke school? Of de school in het tweede kwadrant, lage scores op CITO eindtoets en LOVS maar hoge leerrendementen. Kunnen we dat overtuigd een zwakke school noemen?
De leerling: Naar een passender onderwijsaanbod!
De meeste scholen zullen hun schoolprofiel voor het passend onderwijs redelijk op orde hebben. De vraag lijkt gerechtvaardigd of dit ook werkelijk tot een passender aanbod zal leiden. Scholen die we spreken geven in elk geval aan dat er meer mee gedaan zou kunnen worden. Het gebruik van de NSCCT kan daar verandering in brengen. Door kinderen vanaf groep 4, jaarlijks de test af te nemen krijgen we een film van het kind waarbij de capaciteiten en de vaardigheden beide in beeld komen.
Een aantal besturen gebruikt de NSCCT al een aantal jaren en dat leert ons dat we over het algemeen erg goed in staat zijn om hoge leerrendementen te halen met de CITO D en E kinderen maar dat we ´het laten liggen´ bij de kinderen die A, B en C scoren op de toetsen. Hebben we nu met een landelijke trend te maken? En dus met onderpresteerders? Volgens Theo van Batenburg van het GION (Het signaleren en aanpakken van onderpresteren op de basisschool, 2012) is de kans daarop groot. Hoe komt dat?
We hebben, ook al willen we dat niet graag horen, een sterke neiging om het voor lief te nemen als kinderen een hoge score halen op de toetsen. Immers, de score is hoog, wat willen we nog meer? Daarnaast is er de afgelopen jaren binnen het handelingsgericht werken op veel scholen vooral een focus geweest op het verbeteren van D en E scores van leerlingen. Uit de praktijk van de scholen waar gewerkt wordt met de NSCCT blijkt dat een rijkere instructie, een bredere inzet van de didaktiek leidt tot hogere resultaten voor de CITO A, B en C leerlingen.
De afgelopen jaren is er sterk geïnvesteerd in (een vorm van) het directe instructiemodel. Maar dat model lijkt soms wel een beetje heilig verklaard. Gek genoeg weten we weinig van de effecten van instructies, er is weinig onderzoek naar gedaan, maar toch is dit model het meest gebruikt ook voor kinderen die andere vormen nodig hebben. Voor de goede orde: het directe instructie model is niet fout maar wordt naar onze mening te eenzijdig gebruikt. Een pleidooi dus voor een bredere inzet van de didactiek voor die kinderen die daar baat bij hebben, een pleidooi voor het kijken naar de instructiebehoefte van kinderen.
De leerkracht: Naar een passender aanbod!
Momenteel werken veel scholen met groepsplannen, waarbij niet langer eenzijdig gekeken wordt naar het verbeteren van lage scores, maar waarbij vooral de focus ligt op de onderwijsbehoefte van een leerling. Een heel goede ontwikkeling, vinden wij, die recht doet aan kinderen die qua leerpotentieel veel in hun mars hebben. Kinderen met veel capaciteiten worden maar al te vaak “zelfstandig” aan het werk gezet, waarna de extra instructie gaat naar de zwakkere leerlingen. Echter, veel kinderen met hoge intelligenties zijn net zo afhankelijk van goede instructie als kinderen met een beperkter vermogen tot leren. De NSCCT helpt leerkrachten de kinderen in hun klas beter in beeld te krijgen. Zoals gezegd: een second opinion. Een testgegeven naast het reguliere LOVS.
De NSCCT helpt leerkrachten de onderwijsresultaten van kinderen te duiden: mogen wij tevreden zijn met de score van deze leerling? Is er voldoende leerrendement behaald? Waarom wel/niet? Maar behalve een testresultaat geeft de NSCCT meer terug. Leerkrachten vullen vooraf zelf een inschattingsformulier in van hun klas. Daarbij moeten zij bij zichzelf te rade gaan welke verwachtingen zij hebben van de leerlingen uit hun groep.
Tijdens het bespreken van de resultaten komt dit inschattingsformulier ook weer ter tafel en vindt er een professioneel gesprek plaats waarbij de inschatting van de leerkracht vergeleken wordt met de uitslag van de test. Daarbij wordt ook voor de leerkracht de eigen rol in het leerproces duidelijk: heb jij de kinderen in je groep voldoende in beeld? Na deze analyse heeft de leerkracht meer zicht op het kunnen van het kind, meer zicht op de onderwijsbehoefte van het kind en meer zicht op de eigen rol en verwachtingen in het leerproces. Meer dan voldoende input voor het groepsplan!
Door de NSCCT jaarlijks af te nemen, ontstaat er een steeds beter beeld van de capaciteiten van een leerling. In relatie tot het behaalde leerrendement geeft dit veel informatie die kan bijdragen aan een zeer goed onderbouwd advies voor het voortgezet onderwijs. Ook denken aan advies voortgezet onderwijs door film!
De schoolleider: aan het werk met onderwijsontwikkeling!
Een bekende vraag van schoolleiders is: Hoe kan ik werken aan de onderwijskwaliteit? Werken met de NSCCT is een eerste stap, maar een team meenemen in de goede richting is een ander verhaal. Als scholen aan de slag gaan met de NSCCT is het van groot belang dat de cultuur in de school een professionele is: We willen leren van en met elkaar en daar maken we afspraken over en daar richten we een leercultuur voor in. Het mooie is dat de aansporing voor leerkrachten voor een breder gebruik van didaktiek, parallel loopt met ‘de didaktiek’ die de schoolleider (en bestuurder) kan gebruiken. Dat wordt alignment genoemd, het uitlijnen van de leerprincipes die je gebruikt in je organisatie.
Hoe doe je dat?
Het inrichten van een leercultuur vraagt van de schoolleider om los te komen van zijn eigen mening of inzichten. Als dit niet gebeurt, kan dat een blokkade worden voor het team om tot leren te komen. Immers, we sturen aan op de mening van de leider. Anders gezegd: Weet je als schoolleiders waar je op moet sturen? En? Sturen op leren en ontwikkelen is een keuze die ontzettend veel energie en plezier voor team en schoolleider kan opleveren. Sturen op leren betekent dat je aan de slag gaat met open vragen, vragen die vaak met ‘hoe’ beginnen.
Een voorbeeld: Hoe kunnen we het leerpotentieel van onze kinderen beter tot z’n recht kunnen laten komen en daarmee hogere resultaten halen? Een zoektocht naar het antwoord op dit soort vragen is een beroep doen op het vakmanschap van leerkrachten en biedt ruimte voor teams om met verschillende antwoorden te komen. Antwoorden die we wel naast elkaar moeten leggen en nagaan welke het meest effectief is. Op deze wijze ontwikkelen we ´een huisstijl´ leren en ontwikkelen van mensen.
Het bestuur: Werken aan je missie/kwaliteit van het onderwijs!
Bestuurders zitten nog ‘een laagje’ verder weg van het primaire proces maar dragen gek genoeg wel eindverantwoordelijkheid. Met de NSCCT in handen hebben schoolbesturen een middel om te werken aan onderwijskwaliteit door teams met elkaar ervaringen te laten delen en werkwijzen uit te wisselen. Ook zij kunnen een belangrijke rol nemen in het maken van een leercultuur. Vaak zie je in missies van schoolbesturen staan dat zij vooral met en van elkaar willen leren. En ook hier geldt de vraag hoe je dat kan doen.
En zij hebben een beter antwoord naar de inspectie als het gaat om de toegevoegde waarde van de scholen. Nu wordt de kwaliteit van scholen beoordeeld op voornamelijk de CITO-eindscore en er wordt gekeken naar de tussenscores. Over het meten van de kwaliteit van het onderwijs aan de hand van de CITO-eindscore zegt Greetje van de Werf van de Rijksuniversiteit van Groningen en lid van de Onderwijsraad dat: ´De CITO toets is een prima toets als voorspeller van het vervolgonderwijs maar kan niet gebruikt worden voor de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs!`
Samenvatting
Dit artikel benadrukt het belang van het meten en verbeteren van onderwijskwaliteit met behulp van de NSCCT (Niet Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test). Deze test geeft inzicht in leerpotentieel en de toegevoegde waarde van scholen. Door jaarlijks af te nemen ontstaat een film van het kind, waardoor onderwijsbehoeften beter worden begrepen. Het benadrukt de noodzaak voor een brede inzet van didactiek en het creëren van een leercultuur. Voor schoolleiders en besturen biedt dit instrument de mogelijkheid om te sturen op onderwijsontwikkeling en om verantwoording af te leggen aan inspectie en ouders, los van enkel CITO-eindscores. Dit draagt bij aan een meer holistische benadering van onderwijskwaliteit, waarbij de individuele behoeften van leerlingen centraal staan.