Groepsprocessen in de klas
Anton Horeweg
Leerkracht, gedragsspecialist (M SEN) bij Gedragsproblemenindeklas.nl
Geraadpleegd op 15-12-2024,
van https://wij-leren.nl/groepsprocessen.php
Groepsdynamica
Groepen maken altijd een aantal fases door. Deze fases van groepsvorming vinden plaats in elke groep, dus ook in je schoolklas. In deze fases bepalen de groepsleden bewust en onbewust hoe de groep zich zal gaan gedragen, wie de leiders worden, of er een zondebok aangewezen wordt, enz. Bij elke fase hoort een bepaald verloop. Als je niet zou ingrijpen, volgt dat verloop de wetten van de groepsdynamica.
Door te anticiperen op het verloop, kun je het proces ombuigen ten gunste van een goed groepsklimaat. Dat laatste is handig, want dat betekent dat je na een tijdje een gezellige, goed werkende groep hebt. En in een goed werkende groep met een fijne sfeer heb je minder kans op probleemgedrag.
Fases in groepsvorming
De fases in groepsvorming zijn:
- Forming
- Storming
- Norming
- Performing
- Termination
1. Forming
De groepsleden kennen elkaar nog niet, of als de groep vorig jaar al bij elkaar was, weten de groepsleden niet of alles bij het oude is gebleven. Hoe jonger kinderen zijn, hoe meer ze in de grote vakantie zijn veranderd. Het is een verkenningsfase, die bij nieuwe groepen één à twee weken duurt en die bij groepen die elkaar kennen wat korter kan duren. De groep is in deze fase vaak nog heel rustig. De kinderen zijn meer bezig met zichzelf en hoe ze overkomen op de anderen. In deze fase zorgt de leerkracht vooral voor veiligheid.
2. Storming
De groepsleden weten ondertussen een beetje wat ze van de anderen kunnen verwachten. De grenzen van de eigen veiligheid zijn verkend en nu kunnen ze zich gaan profileren. "Mijn mening moet gehoord worden, ik ben er ook." Voor een buitenstaander is de groep rumoerig. Er zijn botsingen, onenigheid en ruzietjes. Dit hoort bij deze fase en hoeft niet verontrustend te zijn. De hiërarchie wordt bepaald. De leerkracht laat merken dat conflicten bij het leven horen, maar dat de manier van oplossen wel belangrijk is. Conflicten worden samen uitgepraat.
Het resultaat van de stormingperiode kan heel verschillend zijn. De ene groep wordt een positief samenwerkende groep, in een andere groep staat concurrentie en machtsstrijd voorop. Weer een andere klas valt uiteen in subgroepen of een hoofdgroep met enkele outsiders. Waarschijnlijk heb je liever de positief samenwerkende groep als jouw klas. Onder de groepsfases kun je lezen hoe je die klas kunt krijgen.
3. Norming
De leiders die in de vorige fase boven kwamen drijven, bepalen hoe er in de groep met elkaar wordt omgegaan. Zij bepalen soms onbewust, soms bewust, de ongeschreven regels. Deze normen staan eigenlijk zo goed als vast en veranderen bijna niet meer. Het is dus zaak om als leerkracht te zorgen dat er positieve groepsnormen zijn ontstaan vóór deze "vaststaan." Dit kun je bewerkstelligen door de leiders een positieve rol te geven en door de groep bewust te maken van hun gezamenlijke kracht tegen ongewenst gedrag.
4. Performing:
De groep is klaar voor het werken. De introductieperiode is voorbij. Deze fase gaat bij een groep die echt nieuw is, in na anderhalf tot twee maanden. Bij een groep die elkaar al kent kan deze fase al na twee weken ingaan. De groep keert naar de vorige fases terug als er bijvoorbeeld een nieuw kind in de groep komt, als een werkweek heel intensief beleefd wordt, als er een heel hevig conflict plaatsvindt, of als er een andere ingrijpende gebeurtenis plaatsvindt. Als leerkracht moet je nu niet denken dat de groep “af” is. Een goede groep vergt onderhoud gedurende het hele jaar.
5. Termination
De groep nadert het eind van het jaar. De meeste leden zullen dat jammer vinden. Het kan zijn dat ze gaan mopperen op alles en iedereen. Zo wordt het afscheid minder zwaar, want het is immers niet zo leuk hier? Ook kunnen groepjes gaan klitten. Ze spreken ook vaak af elkaar snel weer te zien.
Als laatste kan er normvervaging optreden. Nu alles toch ophoudt, zijn de groepsregels ook niet meer zo belangrijk. Het is duidelijk dat groepen 8 deze fase heviger doormaken dan de andere groepen op school. Als leerkracht kun je wel begrip hebben voor dit proces, maar je moet er tevens voor zorgen dat de regels blijven zoals ze waren. Accepteer dus niet al het gedrag wat hieruit voortkomt en blijf wijzen op de afspraken.
Een goede groep maken
Een "goede groep" voorkomt veel gedragsproblemen. Hoe kun je jouw groep met behulp van deze kennis veranderen in een positieve goed werkende groep?
- Laat zelf het goede voorbeeldgedrag zien. Neem de kinderen zoals ze zijn, toon respect.
- Begin in de formingfase al met de norming. In het begin van het groepsproces kun je zorgen dat de groep tot positieve normen komt. Dit doe je onder andere door te praten over wat “goed” is in de klas en door dat goede voor te doen.
- Trek voor deze beginfase de eerste twee weken van het schooljaar uit. Het werk komt in deze periode op de tweede plaats. Eerst het groepsproces de goede kant op sturen. Dat betaalt zich in de rest van het jaar terug.
- Werk veel aan groepsopdrachten. Doe dit in wisselende groepjes en stel steeds zelf die groepjes samen. Zo voorkom je groepjes binnen de groep. De groepsopdrachten worden altijd gezamenlijk afgesloten.
- Zorg dat dit werk alleen te maken is door samen te werken en bespreek na afloop het werk altijd plenair. Kijk daarbij vooral naar het proces. Wat ging goed? De resultaten komen later wel.
- Maak samen met je klas de groepsregels. Je hoeft niet bang te zijn dat "jouw" regels daar niet tussen zullen staan. De meeste kinderen houden verbazend veel van dezelfde dingen als de leerkracht.
- Hang de regels zichtbaar op en laat iedereen, dus ook de leerkracht, de groepsregels ondertekenen.
- Oefen en bespreek de afgesproken regels, verwijs er expliciet naar en houd alle ondertekenaars er aan.
- Bespreek elke dag even de dag. Trek tien minuutjes uit om de positieve dingen van die dag te noemen. Laat de negatieve bewust achterwege. Zo gaan de kinderen met een goed gevoel naar huis. Wat niet zo goed ging, bespreek je kort van te voren wanneer die situatie zich weer aandient. Zorg ervoor dat niet alleen jij, maar ook de kinderen aan het woord komen. Probeer kinderen te kiezen die waarschijnlijk iets positiefs gaan zeggen.
- Evalueer de regels na een week. Stel ze zo nodig bij. Doe dit na een aantal weken nog eens. Bijstellen blijkt overigens zelden nodig.
- Herhaal gedurende het schooljaar de regels regelmatig. Als zich incidenten voordoen, verwijs dan naar de afgesproken regels. Zorg er dus voor dat de regels niet "zomaar een velletje aan de muur zijn."
- Zorg de eerste twee weken voor een scala aan groepsvormende spelletjes. Doe er een aantal per dag. Ook hier kies jij als leerkracht de groepjes. De spelletjes zorgen voor veel plezier en een positieve groepssfeer. Blijf deze spelletjes ook gedurende het jaar doen, hiermee onderhoud je het positieve klimaat in je groep.
- Mocht het op een dag niet zo lekker gaan, doe dan tóch de groepsvormende spelletjes. Bespreek wel, dat je het jammer vindt dat het daarvóór niet zo goed ging. Als je de spelletjes afblaast, werkt dit negatief op het groepsbeeld ("Zie je wel, we kunnen het toch niet").
- Maak de kinderen verantwoordelijk voor hun groep (elkaar) en hun lokaal.
- In plaats van een klassendienst van twee kinderen, maak je een takenbord met een scala aan taken. Voor elke taak is een kind verantwoordelijk. Denk aan planten watergeven, boeken rechtzetten, bord schoonmaken, enz.
- Hang expres weinig aan de muren als het schooljaar begint. Stimuleer de kinderen om te zorgen voor posters of tekeningen. Zo wordt het snel "hun" lokaal.
- Negeer problemen niet, maar maak ze bespreekbaar. Daarmee zet je de toon over omgaan met elkaar.
- Bespreek expliciet met je groep wat een "goede leider" is. Wat een goede leider doet en tot welke grens je de leider volgt. Je hebt een goede kans dat de leiders in je klas zich hiernaar gaan gedragen. Ze willen immers leider zijn?
- Bij gesprekken over normen in de groep kun je het gesprek sturen door kinderen aan het woord te laten die vrijwel zeker een positieve norm benoemen.
- Problemen tussen kinderen kun je (zeker in de hogere groepen) laten oplossen door de kinderen zelf. Dat kan met jouw hulp of met hulp van kinderen die door beide partijen geaccepteerd worden.
- Zorg dat de kinderen meer van elkaar (en van jou) te weten komen. Wat onbekend is, is vaak niet zo leuk. Wat bekender is, wordt vaak leuker. Maak bijvoorbeeld een kennismakingstentoonstelling met ieders lievelingsvoorwerp, maak een poster over jezelf enz.
Overtredingen van de afspraken, maar (nog) geen probleemgedrag
De regels zijn goed afgesproken en ook door iedereen begrepen, maar toch komen er (uiteraard) overtredingen van die regels voor. Er is nu niet meteen sprake van gedragsproblemen, we moeten niet overdrijven. Voordat het gedragsproblemen worden, kun je overtredingen op de volgende manieren "corrigeren."
- Geef bij (beginnende) overtredingen alleen een non-verbale waarschuwing. Praten kan altijd nog. Meestal is een blik of een gefronste wenkbrauw al voldoende om het gedrag te doen stoppen.
- Loop in de richting van het betreffende kind (vaak al afdoende) of leg een hand op zijn schouder (kan niet bij alle kinderen) of verplaats het speeltje waar het mee zit te wriemelen. Zo kun je stilletjes, vrijwel zonder te praten en zeker zonder een scène te maken het gedrag stoppen. Overigens zijn er ook kinderen die je beter kunt laten wriemelen.
- Loop naar het kind en vraag of hij het werk erg moeilijk vindt, dat is namelijk vaak het probleem waardoor andere dingen ineens interessanter worden. Je kunt nu hulp bieden en hebt zo het gedrag gestopt.
- Als het voorgaande niet (meer) werkt, wijs dan op dat wat er eigenlijk gedaan moet worden. "Ik wil graag dat je je nog even op die som concentreert, anders lukt het misschien niet."
- Als er toch echt een vermaning nodig is, geef die dan vóór je gaat ontploffen. Houd hem kort, rustig en zakelijk. Vertel er eventueel meteen een consequentie bij als het verkeerde gedrag niet stopt. Houd het bij één waarschuwing en zorg dat de consequentie wel uitvoerbaar is. Bij hernieuwd in de fout gaan, moet je de consequentie meteen laten volgen, zonder discussie. "Ik wil dat je nu aan je sommen gaat. Je stoort nu andere kinderen en dat vind ik vervelend. Als je weer stoort dan..(zelf invullen)."
- Een kind dat anderen stoort, tijdelijk uit het groepje (dus alleen) laten werken. Na het werk krijgt het kind uiteraard weer een nieuwe kans. Dus na taal, mag het bij aardrijkskunde weer in het groepje: nieuwe ronde, nieuwe kansen. Het kan dan best wéér fout gaan, maar het kind krijgt op deze manier wel veel kansen om te oefenen. Langer apart zetten werkt echt niet beter dan kort apart zetten en leidt misschien juist tot een negatieve spiraal.
- Soms helpt het om een storend kind een stukje te laten voorlezen of iets te laten uitleggen. Ook kan het handig zijn juist dát kind even iets te laten wegbrengen. Zo komt het tot zichzelf en heeft het meteen even beweging. Dit is vaak al afdoende.