De combinatieklas: wat doet die met de leerprestaties en leerkracht?
Geplaatst op 3 september 2022
Combinatieklassen
In de jaren tachtig en negentig werden geen verschillen gevonden tussen combinatieklassen en homogene klassen als het gaat om de kwaliteit van instructie en leerprestaties. Wel ervoeren leerkrachten van combinatieklassen hun werk als zwaarder. De Inspectie van het Onderwijs komt echter recent tot de conclusie dat de onderwijskwaliteit in combinatieklassen lager is dan in homogene klassen. Dit geldt voor uitleg, werksfeer en betrokkenheid van leerlingen. De Inspectie constateert ook dat werken in combinatieklassen veel vergt van leerkrachten.
Combinatieklassen in het basisonderwijs komen op veel scholen voor. Het zijn klassen waarin leerlingen van twee of meer jaargroepen gezamenlijk onderwijs krijgen. Klassen waarin leerlingen uit een jaargroep les krijgen, worden homogene klassen of jaargroep-klassen genoemd.
Kwaliteit van het onderwijs in combinatieklassen
In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw is er veel onderzoek gedaan naar mogelijke negatieve effecten van combinatieklassen. Dat bleek erg mee te vallen. Combinatie- en jaargroep-klassen verschilden niet van elkaar wat betreft kwaliteit van instructie en leerprestaties voor lezen, taal en rekenen. Wel vonden leerkrachten van combinatieklassen hun werk zwaarder. Ze moeten meer klassenmanagement inzetten en ze voelen zich geïsoleerder. Over de condities die van invloed zijn op de effectiviteit van combinatiegroepen valt weinig te zeggen. Dat geldt eveneens voor de invloed van klassengrootte en de leeftijd van de leerlingen op de effectiviteit van de combinatieklas.
Na duizenden lessen in het basisonderwijs te hebben geobserveerd komt de Inspectie van het Onderwijs tot andere conclusies. De kwaliteit van de lessen in combinatiegroepen is vaker onvoldoende dan in homogene groepen. Vooral duidelijke uitleg, taakgerichte werksfeer en actieve betrokkenheid van leerlingen blijven achter. Ook de instructie en de verwerkingsstof krijgen vaker een onvoldoende.
De Inspectie constateert dat lesgeven in combinatiegroepen een bovengemiddeld beroep doet op de didactische vaardigheden van leerkrachten. Niet alle leerkrachten weten hun lessen zo te organiseren dat de afstemming net zo goed is als in jaargroep-klassen. Dit is belangrijk, omdat de kwaliteit van het lesgeven een grote invloed heeft op de leerprestaties van leerlingen.
Effectieve instructie
Leerlingen in combinatieklassen verwerken de leerstof vaak langdurig, zonder directe hulp en supervisie van de leerkracht. De daaraan voorafgaande instructie moet dus aan hoge eisen voldoen, wil het leerproces succesvol verlopen. Het Staff Development Programme ondersteunt al tientallen jaren leerkrachten bij het lesgeven in een combinatieklas, onder meer met instructiemodellen. Onderdelen van een effectieve instructie volgens deze modellen zijn het regelmatig ophalen van de benodigde voorkennis en het werken met lesdoelen en concrete voorbeelden. Daarnaast voeren leerlingen onder begeleiding korte en duidelijke opdrachten uit, of helpen ze elkaar.
Homogene klassen versus combinatieklassen
In de jaren ’80 en ’90 is er veel onderzoek uitgevoerd naar mogelijke negatieve effecten van combinatieklassen. Daarin werden geen verschillen gevonden tussen combinatieklassen en homogene klassen, wat betreft de kwaliteit van instructie en leerprestaties. Wel bleek dat dat leraren van combinatieklassen hun werk als zwaarder ervaren. Op basis van recent observatie-onderzoek concludeert de Inspectie van het Onderwijs echter dat de onderwijskwaliteit in combinatieklassen lager is dan in homogene klassen. Dit geldt voor de aspecten duidelijke uitleg, taakgerichte werksfeer, actieve betrokkenheid leerlingen, afstemming van de instructie en de verwerkingsstof.
De Inspectie concludeert dat er in combinatieklassen een bovengemiddeld beroep wordt gedaan op de didactische vaardigheden van leraren.
In de jaren ’80 is een ‘Staff Development Programme’ opgesteld om leraren in combinatieklassen te ondersteunen, op basis van wetenschappelijk onderzoek. Dit programma is gericht op effectieve instructie, vergroten van de betrokkenheid van leerlingen en een schoolbrede implementatie.
Definitie
Combinatieklassen in het basisonderwijs komen in Nederland op veel scholen voor. Het zijn klassen waarin leerlingen van twee of meer jaargroepen gezamenlijk onderwijs krijgen. Klassen waarin leerlingen uit één jaargroep les krijgen, worden veelal homogene klassen of jaargroepklassen genoemd. Ook in het buitenland wordt met combinatieklassen gewerkt. Dat wordt in Engels vaak aangeduid met termen als mixed-age class, multi-grade learning of vertically grouping.
Een veel voorkomende reden om voor een combinatieklas te kiezen is dat het aantal leerlingen te klein om afzonderlijke jaargroepklassen te vormen. Er zijn ook scholen die voor combinatieklassen kiezen vanuit onderwijskundige opvattingen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het Montessori en Jenaplan-onderwijs.[1] Jongere leerlingen doen via oudere leerlingen kennis en vaardigheden op en de oudere leerlingen leren verantwoordelijkheid te nemen bij het helpen en ondersteunen van jongere leerlingen.
Voorstanders noemen ook pedagogische voordelen: het werken in combinatieklassen zou de veiligheid en het zelfvertrouwen van leerlingen vergroten en uitnodigen tot samenwerking (Veenman, 1995). Voor deze pedagogische voordelen bestaat echter geen wetenschappelijk bewijs.
Voor- en nadelen van combinatieklassen
In de jaren ’80 en ’90 is er veel onderzoek uitgevoerd naar mogelijke negatieve effecten van combinatieklassen. Veenman heeft in 1995 met een best-evidence synthesis[2] 56 van deze studies, zowel Nederlands als internationaal, met elkaar vergeleken en een samenvattende conclusie geschreven. Veenman (1995) concludeert dat het met de veronderstelde negatieve effecten erg meevalt. Combinatie- en jaargroepklassen verschillen niet van elkaar wat betreft de kwaliteit van instructie en de leerprestaties op het gebied van lezen, taal en rekenen.
Wel blijkt uit onderzoek dat leraren van combinatieklassen hun werk als zwaarder ervaren, doordat ze meer klasmanagement moeten toepassen en zich geïsoleerder voelen (Veenman, 1996; Veenman, Lem & Roelofs, 1989). De problemen die leraren ervaren zijn door Veenman samengevat in vijf probleemgebieden:
- Het efficiënte gebruik van instructieve tijd
- Het ontwerp van effectieve instructie
- Klaslokaalbeheer
- De organisatie van zelfstandig oefenen of leren
- Het formuleren van duidelijke en gezamenlijk overeengekomen doelen
Uit de studies van Veenman kunnen we weinig concluderen over de condities die van invloed zijn of de effectiviteit van combinatiegroepen. Zo laat het verrichte onderzoek geen conclusies toe over de optimale klassengrootte. Volgens leraren en schoolleiders is 20 tot 25 leerlingen een optimale klassengrootte voor een combinatiegroep, maar als de groep groter of kleiner is, lijkt dat weinig invloed te hebben.
Volgens enkele Afrikaanse studies zijn negatieve effecten van grote klassen minder groot in combinatieklassen dan in homogene klassen (Veenman, 1995). Het is echter de vraag in hoeverre deze resultaten gelden voor het onderwijs in Nederland. Kortom, over de invloed van klassengrootte op de effectiviteit van de combinatieklas kunnen we eigenlijk geen uitspraken doen.
Lange tijd werden de publicaties van Veenman aangevoerd als bewijs dat leerlingen in combinatieklassen niet in het nadeel zijn ten opzichte van leerlingen in homogene klassen.
Recent onderzoek van de Inspectie (2018) werpt een ander licht op de kwestie. De Inspectie heeft duizenden lessen in het basisonderwijs geobserveerd en daarbij verschillende aspecten van het pedagogisch-didactisch handelen van de leraren beoordeeld. De kwaliteit van de lessen in combinatiegroepen blijkt vaker onvoldoende dan in homogene groepen. Dit geldt voor de volgende aspecten: duidelijke uitleg, taakgerichte werksfeer, actieve betrokkenheid leerlingen.
Verder worden de afstemming van de instructie en de verwerkingsstof vaker als onvoldoende beoordeeld. Het percentage lessen in combinatiegroepen dat op deze aspecten als onvoldoende wordt beoordeeld, ligt 2 tot 4 procentpunten hoger dan in homogene groepen.
De Inspectie concludeert: “Het lesgeven in combinatiegroepen (…) doet een bovengemiddeld beroep doet op de didactische vaardigheden van de leraren, vooral als het gaat om de organisatie en afstemming van het onderwijs”. Niet alle leraren weten hun lessen zo te organiseren dat de afstemming net zo goed is als in jaargroepklassen. Dit is belangrijk om vast te stellen, aangezien de kwaliteit van het lesgeven, en daarmee de vaardigheden van de leraar, een zeer grote invloed heeft op de leerprestaties van kinderen (Mulryan-Kyne, 2007). In het vervolg van de tekst zal besproken worden wat het van leraren vraagt om de onderwijskwaliteit op deze punten te waarborgen.
Een belangrijke kwestie is of er een relatie is tussen eventuele nadelen van combinatiegroepen en de leeftijd van de leerlingen. Zien we deze nadelen vooral in de onderbouw, de middenbouw of de bovenbouw? We hebben geen studies aangetroffen die specifiek antwoord geven op deze vraag. We weten dus niet of het combineren van specifieke jaargroepen wel of niet bevorderlijk zou zijn voor leerprestaties of sociaal emotionele ontwikkeling van leerlingen.
Wat vraagt het lesgeven van combinatieklassen van leraren?
Om leraren te ondersteunen bij het lesgeven aan een combinatiegroep hebben Veenman, Lem en Roelofs in de jaren ’80 een ‘Staff Development Programme’ opgesteld. Met dit programma wordt aandacht besteed aan de probleemgebieden die Veenman en anderen in eerder onderzoek hebben vastgesteld. De effectiviteit van het programma is onderzocht middels een systematische observatie en ‘rating-procedure’. Daarmee is aangetoond aan dat het programma bijdraagt aan de taakgerichtheid van de leerlingen en dat docenten naar aanleiding hiervan betere instructies verzorgen en meer managementvaardigheden bezitten (Roelofs, 1993).
Effectieve instructie
Leerlingen in combinatieklassen zijn in vergelijking vaak langdurig, zonder directe hulp en supervisie van de leraar bezig met individuele verwerking van leerstof. Om dit succesvol te laten verlopen moeten er hoge eisen worden gesteld aan de voorafgaande instructieperiode. In het Staff Development Programme wordt gebruik gemaakt van instructiemodellen die zijn gebaseerd op de bevindingen van Good, Grouws & Ebmeier (1983) en Rosenshine & Stevens (1986). Onderdelen van een effectieve instructie volgens deze modellen zijn:
- Dagelijkse terugblik waarin de benodigde voorkennis wordt opgehaald
- Instructie met lesdoelen en concrete voorbeelden
- (In)oefening waarbij leerlingen met korte en duidelijke opdrachten onder begeleiding oefenen
- Individuele verwerking die direct aansluit (in tijd en inhoud) op de voorgaande lesfase, waarbij leerlingen elkaar kunnen helpen en het duidelijk is dat hun werk wordt gecontroleerd.
Daarnaast is het volgens de instructiemodellen belangrijk dat er een periodieke terugblik en terugkoppeling is.
Zie voor een overzicht van literatuur over effectieve instructie een eerder antwoord van de Kennisrotonde (2017).
Betrokkenheid van de leerlingen
Bij de voor- en nadelen van combinatieklassen noemden we dat de betrokkenheid van leerlingen in combinatiegroepen minder groot is dan in homogene jaargroepen (Inspectie van het Onderwijs, 2018). Om de betrokkenheid van leerlingen te verhogen is het effectief als de leraar aandacht besteedt aan de inhoud en de organisatie van het zelfstandig werk. Procedures die de taakgerichtheid van leerlingen verhogen staan beschreven in het instructiemodel van Good e.a. bij de onderdelen (in)oefening en individuele verwerking (zie bijlage).
Daarnaast moet de leraar veel tijd steken in de instructiefase en de fase van geleide oefening. Het is belangrijk dat de leraar zorgt dat alle leerlingen betrokken blijven bij de (in)oefening en streeft naar hoge succes-scores (ongeveer 80% goed).
In het Staff Development Programme wordt verder voor de organisatie van het zelfstandig werk gerefereerd aan de twee activiteitscycli van Kierstead, voor leerlingen en leraren (1986). Cruciale aspecten in de activiteitscyclus voor leerlingen zijn de opslag van materialen, vooraf duidelijk geformuleerde verwachtingen en eigen verantwoordelijkheid van leerlingen voor het laten nakijken en aftekenen van hun werk. Voor leraren is het belangrijk op de juiste momenten in te grijpen en daarbij leerlingen in ‘aandachtcategorieën’ in te delen (zie bijlage 2).
Rol van collega-leraren en van de schoolleiding
Om het gevoel van isolatie bij leraren met combinatieklassen te voorkomen is het belangrijk dat het didactisch handelen in combinatieklassen de aandacht heeft van het gehele schoolteam. Leraren met een combinatieklas hebben behoefte aan ondersteuning en terugkoppeling van hun collega’s met homogene klassen (Veenman & Lem, 1985). In het Staff Development Programme is er daarom aandacht voor de samenwerking tussen teamleden en de rol van de schoolleider als onderwijskundig leider.
Het is bevorderlijk voor de kwaliteit als de leraar met een combinatieklas bereid is te reflecteren op haar eigen handelen en mee te werken aan collegiale visitatie en intervisie, waardoor er een lerende organisatie ontstaat waarin leraren basisonderwijs hun eigen beroep professionaliseren (Förrer & Schouten, 2009).
Na het programma van Veenman en collega’s zijn er ook andere cursussen en trainingen ontwikkeld voor het werken in combinatiegroepen. Er is geen wetenschappelijk onderzoek bekend naar de onderbouwing en de effecten van deze scholing.
Geraadpleegde bronnen
- Datadien, M., & Wetering, E. van de (1985). Managementgedrag van leerkrachten in kombinatieklassen. Doctoraalscriptie, Instituut voor Onderwijskunde, Katholieke Universiteit Nijmegen.
- Förrer, M., & Schouten, E. (2009). Klassenmanagement in de basisschool. Fundament voor effectief onderwijs. Amersfoort: Wilco drukkerij.
- Good, T.L., Grouws, D.A., & Ebmeier, H. (1983). Active mathematics teaching. New York: Longman.
- Inspectie van het Onderwijs (2018). De Staat van het Onderwijs. Onderwijsverslag 2016/2017. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
- Kierstead, J. (1986). How teachers manage individual and small-group work in active classrooms. Educational Leadership, 44, 22-25.
- Mulryan-Kyne, C. (2007). The preparation of teachers for multigrade teaching. Teaching and Teacher Education, 23, 501-514.
- Roelofs, E.C. (1993). Teamgerichte nascholing en coaching. Een experimentele studie in scholen met combinatieklassen. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen.
- Rosenshine, Ð’., & Stevens, R. (1986). Teaching functions. In M.C. Wittrock (Ed.), Handbook of research on teaching, (3rd. ed.). New York: MacMillan, pp. 376-391.
- Veenman, S., & Lem, P. (1985). De combinatieklas: stiefkind van het basisonderwijs. Didaktief, 15 (9), 16-1.
- Veenman, S., Lem, P. & Roelofs, E.C. (1989). Training teachers in mixed-age classrooms: effects of a staff development programme. Educational Studies, 15:2, 165-180.
- Veenman, S. (1995). Cognitive and non-cognitive effects of multigrade and multi-age classes: A best-evidence synthesis. Review of Educational Research, 65, 319–381.
- Veenman, S (1996). Effects of multigrade and multi-age classes reconsidered. Review of Educational Research, 66, 323-340.
Bijlage 1: Model voor effectieve instructie
Model voor effectieve instructie (Good, Grouws & Ebmeier, 1983; Rosenshine & Stevens, 1986) | |
Onderdelen: | |
|
|
|
|
Algemene aspecten: | |
|
|
Bijlage 2: Activiteitscycli van Kierstead