Omgaan met gedragsproblemen
Geplaatst op 1 juni 2014
Probleemgedrag
Concretiseren van gedrag
- Welk concreet gedrag laat het kind zien? "Het kind doet nooit iets," is daarbij niet concreet genoeg. Er is namelijk een behoorlijke kans dat het kind niet aan zijn schoolwerk is, maar wel een andere interessante(re) bezigheid heeft gevonden. Probeer dus te achterhalen wat dat dan is.
- Wanneer laat het kind dat gedrag zien? "Altijd" is géén optie. Denk aan mogelijkheden zoals: als we net binnen zijn, na een kwartiertje werken, als ik met mijn rug naar de groep sta, als ik andere kinderen iets uitleg, enz.
- Bij welke lessen speelt het ongewenste gedrag een rol? Bij rekenen wel en bij gym niet? Of andersom? In het uitvinden van deze vraag kan misschien wel een deel van de oplossing liggen.
- Zijn er situaties waarin het gedrag niet voorkomt? We zijn vaak geneigd te kijken waar het mis gaat. Als je echter weet wanneer het probleemgedrag zich niet voordoet, kan daar het aangrijpingspunt liggen voor uitbreiding van het gewenste gedag.
- Hoe vaak komt het voor? Twee keer per dag of twee keer per vijf minuten? Overigens zegt de frequentie niet alles over de hinder die het gedrag oplevert. Twee keer op een dag iemand keihard schoppen is in aantal niet zoveel, maar is misschien wel ernstiger dan twee keer per vijf minuten achterstevoren op je stoel zitten.
- Hoe lang is het gedrag al aanwezig? Begon het toen jij de groep kreeg? Begon het al in de peuterspeelzaal? Of begon het pas toen de ouders uit elkaar gingen?
- Wat zijn de gevolgen voor de omgeving (klasgenoten, leerkracht) van het kind?
- Zijn er factoren in de omgeving die het gedrag uitlokken of versterken? Hierbij kun je denken aan lachende klasgenootjes, maar ook aan de boze preek van de juf of meester. Ook de plaats in de klas kan gedrag uitlokken.
Observatie instrumenten
Er zijn verschillende manieren om probleemgedrag te observeren, zoals de ABC-methode, tijdsteekproef en positief-negatief ratio.
De gedragsproblemen in kaart gebracht. En nu?
- Welk probleem heeft het meeste effect op de omgeving en/of op het kind.
- Welk probleemgedrag is het makkelijkst te veranderen en geeft dus het meeste kans op succes.
- Welk gedrag heeft het meest positieve effect op andere gewenste gedragingen.
- Is het handiger de "omgeving" te veranderen? Denk aan leerkrachtgedrag, eisen die je stelt aan het kind, plek in de groep, enz.
- Mag ik het gedrag dat ik wil zien van dit kind wel verwachten? Bekijk hiervoor het ontwikkelingsmijlpalen overzicht.
Wat wil ik nu aanpakken?
- Werk met het kind aan één probleem tegelijk. Jij kunt moeilijk aan meer problemen tegelijk werken en het kind al helemaal niet. Overigens blijkt bij een goede aanpak van één probleem, dat er soms spontaan verbetering optreedt op andere probleemgebieden.
- Bepaal het doelgedrag zo concreet mogelijk. Bijvoorbeeld: Het kind moet leren vijf minuten rustig te werken.
- Bepaal de deelstappen die tot het gewenste doel moeten leiden.
- Maak deze stappen zo klein, dat het kind succeservaringen kan opdoen. Bijvoorbeeld éérst twee minuten rustig werken.
- Ga met het kind (en ouders) in gesprek om het definitieve plan vast te stellen. Over die gesprekken vind je elders op deze site nog wat handige weetjes.
- Bepaal of een beloningssysteem nodig is. Overigens is een compliment óók een beloning!
- Bepaal samen hoe je de resultaten beoordeelt.
- Evalueer na bijvoorbeeld 6 weken. Evalueer ook tussendoor, maar houd in je achterhoofd dat nieuwe plannen vaak de eerste twee weken wel werken. Daarna is het nieuwe eraf en het eind nog niet in zicht.
- Als iets niet kan doe het dan niet. Kies wat anders. Dat lijkt een open deur. Toch ken je vast wel voorbeelden van het tegendeel. De leerkracht wil iets persé veranderen, maar uiteindelijk blijkt dat toch echt niet te lukken. Vraag je dus steeds goed af, of je streven reëel is.
Interventietechnieken
- Er zijn interventietechnieken om gedrag te laten toenemen.
- Er zijn interventietechnieken om gedrag te laten afnemen/stoppen.
Interventie technieken om positief gedrag te laten toenemen
- Sociale versterkers. Bijvoorbeeld een compliment geven, duim opsteken, enz.
- Direct feedback geven op het werk en de manier van werken. Veel kinderen vinden het fijn te vernemen hoe het werk is gemaakt en hoe ze gewerkt hebben.
- Activiteitenversterkers. Bijvoorbeeld een leuk klusje laten doen, even achter de pc mogen, enz.
- Ruilversterkers. Bijvoorbeeld de kinderen punten laten verzamelen die later inwisselbaar zijn voor iets leuks.
- Materiële versterkers. Bijvoorbeeld een leuke sticker geven, enz.
Interventie technieken om (ongewenst) gedrag te laten afnemen
- Versterken van doelgedrag dat tegengesteld/onverenigbaar is met het probleemgedrag. Als het kind stilzit, prijs het dan dat het zo rustig werkt.
- Uitdoven van het probleemgedrag. Het weghalen van de aandacht voor het gedrag. Negeren valt hieronder. Ook de time out valt hieronder. Dit is eigenlijk een extreme vorm van negeren.
- Boete geven voor probleemgedrag. Dit kun je hanteren als je een ruilversterkerssysteem gebruikt. Neem echter nooit alle gespaarde punten weg. Gebruik de boete nooit als enige middel.
- Straffen van probleemgedrag via andere vormen, zoals sociale straf (kritiek, standje, boos kijken). Ook de time-out kun je op dit niveau gebruiken. Zet het kind kort apart, bijvoorbeeld 3 minuten. Andere mogelijkheden zijn nog de activiteitenstraf (strafwerk maken, schoolplein vegen, enz.).
Verder kijken
Boeken:
en
Website: www.gedragsproblemenindeklas.nl
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

Medilex Onderwijs


ANWB


Wij-leren.nl Academie


oo.nl
















































