Morele groei vanuit het kind zelf -1-
Hilde van Rossen
Bestuurslid bij Bekina
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/morele-groei-levinas-een.php
Dit artikel is samen geschreven met Carl D'hondt.
In deze bijdrage proberen wij aan te tonen dat morele opvoeding al op jonge leeftijd start in het gezin en dat zedelijke groei meer bevorderd wordt door empathie en emoties dan door rationaliteit.
Ethische inzichten liggen diep verscholen in ieder van ons. Door zich te bevrijden van ballast, zoals de schijn hoog houden, het najagen van roem en aanzien enz. ontdekken jongeren de diepere waarden in zichzelf. Wij hopen dat deze bijdrage inspirerend zal werken voor ouders en voor leraren van groep 1 tot groep 8.
Morele opvoeding
Het belangrijkste streven van de mens is het streven moreel te handelen. Daarvan hangt zijn innerlijke evenwichtigheid, ja, zijn hele bestaan af. Alleen moreel handelen kan het leven schoonheid en waarde verlenen. Het is wellicht de voornaamste taak van de opvoeding om dit bij jongeren wakker te roepen en tot wasdom te brengen. (Albert Einstein, 1990 p. 99).
Dit citaat illustreert Einsteins diepe overtuiging van het belang van moraliteit voor het geluk en het voortbestaan van de mens. Hij schatte het denken over zedelijk handelen hoger in dan de prestaties van wetenschappers en de toepassingen ervan in de techniek.
De erfenis van de grote denkers over moraliteit moeten we behoeden en met al onze kracht proberen levend te houden, als de mensheid haar waardigheid, bestaanszekerheid en levensvreugde niet verliezen wil. (Albert Einstein, 1990 p.75).
De morele opvoeding is op heden waarschijnlijk het meest verwaarloosde terrein in de opvoeding. Dit is uiterst merkwaardig in een tijd waarin zoveel wordt geklaagd over egoïsme en narcisme, over waardenonzekerheid, over de toegenomen agressie in het sociaal contact, over de verruwing van de maatschappij enz.
Lawrence Kohlberg onderscheidt zes stadia in de morele ontwikkeling:
Stadium 1: goed en kwaad zijn gebaseerd op het vermijden van straf.
Stadium 2: do ut des (ik geef opdat jij zou geven); ik gedraag mij moreel goed in de hoop dat jij wederzijds hetzelfde zal doen.
Stadium 3: goed is wat anderen (het gezin, de sociale groeperingen, de samenleving…) goed vinden. Goedkeuring door derden motiveert ons.
Stadium 4: de regels, de wetten worden geïnternaliseerd. Wil de samenleving stabiel blijven en blijven bestaan, dan moet de morele wet worden gerespecteerd.
Stadium 5: moraliteit overstijgt de eigen samenleving en krijgt een meer universeel karakter; men streeft rechtvaardigheid voor allen na.
Stadium 6: men gaat op zoek naar abstracte en universele grondslagen van de moraal.
- Stadium 1 en 2 gaan over gehoorzaamheid op egoïstische basis (het eigenbelang primeert).
- Stadium 3 en 4 gaan over conformiteit (ook in het belang van de eigen gemeenschap).
- Stadium 5 en 6 gaan over morele principes met een universeel karakter (in het belang van de ganse mensheid).
Volgens Kohlberg bereiken slechts 10% van de mensen stadium 5 of 6. Sommigen betwisten zelfs het nut van stadium 5 en 6.
There is no such a thing as a world, there are only nations. (Margaret Thatcher)
Zedelijke opvoeding begint in het gezin vanaf de leeftijd van 5 à 6 jaar, als het kind in staat is zich enigszins in te leven in de gevoelens en wensen van andere mensen. Als kleuter heeft het reeds kennis gemaakt met verschillende beleefdheidsregels die het doorgaans wel kan toepassen mits aanwezigheid van volwassenen. Het kind is volgzaam omdat het erkend en bemind wil worden door de ouders (1).
Bij morele opvoeding worden gedragsregels geïnternaliseerd, zodat ze ook zonder de aanwezigheid van volwassenen worden toegepast. Het kind heeft zich de betekenis en het belang van bepaalde gedragsmaximes persoonlijk eigen gemaakt, zodat de toepassing ervan haast moeiteloos gebeurt.
Er bestaan heel veel theoretische werken over de fundamenten van moraliteit, maar wij volgen Einstein (cfr. bovenstaand citaat) en zoeken naar een eenvoudig systeem dat op consequente wijze richting geeft aan het gedrag van jonge kinderen.
Levinas
De Frans - Joodse filosoof Emmanuel Levinas heeft ons een eenvoudig paradigma voorgesteld, namelijk de kleine goedheid. In zijn gelaatsfilosofie beklemtoont hij het belang van de onmiddellijke emotioneerbaarheid door het gelaat van de Ander, zonder het intermediair van een doctrine of levensbeschouwing. Men wordt aangesproken door de Ander los van iedere beschouwing of berekening (2).
Een belangeloze daad (een kleine goedheid) volgt er op.
In een relatie waarin ik getroffen word door het naakte gelaat van de Ander, gaat het over een ethisch appel dat sterker is dan mijn persoonlijke keuze. Het gelaat laat mij geen andere keuze dan te doen wat het gelaat vraagt.
Grote ethische systemen en politieke doctrines zijn zeer gevoelig voor pervertering, corruptie en machtsmisbruik. De kleine goedheid staat daar volledig los van.
Emotionele bewogenheid houdt niet star vast aan een doctrine, maar handelt vanuit een rechtstreeks appel dat uitgaat van de Ander.
De “spontane zorg“ voor anderen ligt aan de basis van moreel gedrag.
Van kleine goedheid naar goedgezindheid
Bij kinderen is het uiterst belangrijk dat goedheid (rekening houden met anderen) een attitude wordt, een gezindheid.
In de kleine goedheid wordt men telkens emotioneel aangesproken door de Ander, eventueel door het lijden van de Ander. Dit vereist een heel sterk vermogen tot empathie. Men moet zichzelf ten volle kunnen wegcijferen en zich volledig richten op en laten leiden door het gelaat van de Ander.
Wij vertrekken van de volgende gedragsmaxime (leer het kind volgende houding aan te nemen) :
Bij alles wat ik doe, stel ik mij de vraag: is dit wel goed voor ons gezin?
- Als er een papiertje op de grond ligt dan raap ik het op, zo niet moet iemand anders van ons gezin het daarna oprapen.
- Als ik mijn speelgoed deel met m’n zus of broer, krijg ik een goed gevoel.
- Als ik mijn dessert mag kiezen en ik zie een appel met een klein plekje er op dan neem ik deze, want als niemand deze appel kiest dan wordt het morgen al een grotere plek en enkele dagen later is de appel rot. Als ik hem nu neem dan kost het mij slechts een kleine inspanning om het rot te verwijderen en kan ik van mijn appel genieten als was hij de beste uit de mand.
- Als ik zie dat de voorraad van een product op is, dan vul ik het aan, zodat de volgende gebruiker het gemakkelijk heeft.
- Als iets dreigt kapot te gaan dan zeg ik dat tegen ik mama of papa, zodat zij het kunnen herstellen.
- Als ik een grapje vertel dan zijn mama en papa blij.
- Als ik tijd over heb, vraag ik mama of papa of ik iets voor hen kan doen.
- Ik zorg voor orde op mijn kamer en breng mijn gebruikte kleren naar de wasmand.
Deze voorbeelden geven aan dat ik in de eerste plaats begaan ben met het belang van ons gezin en niet met m’n eigen belang. Wat wij hier voorstellen ligt ingebed in een sociaal systeem (het gezin), is niet vrijblijvend en wordt maximaal beschermd door sociale controle. Een gezinslid dat de gedragsmaxime toepast of overtreedt, wordt gewaardeerd of niet-gewaardeerd door de andere gezinsleden. Het is een organisch en natuurlijk systeem dat op vertrouwen en respect is gebaseerd. Als iedereen in het gezin zo handelt dan is het plezierig en comfortabel voor iedereen.
Het knellend schoentje
Hier ligt nu juist het probleem.
Iedereen is meestal wel bereid om zo te handelen op voorwaarde dat men zeker is dat de anderen dit ook correct opvolgen. Niemand wil het slaafje zijn in het gezin en daarom vergelijkt men voortdurend of iedereen wel een gelijk aandeel heeft in de daden van goede wil.
Als ouders gedurende de maanden na de invoering van de gedragsmaxime geen consequente controle uitoefenen, vergaat de goede wil bij veel gezinsleden en krijgen de egoïstische reflexen de bovenhand (“zwijg maar jij, je doet het toch zelf ook niet!”).
Dit is het eerste deel over morele groei.
In Deel 2 gaan we dieper in op wat “morele groei vanuit het kind zelf” precies betekent. Verder pleiten wij voor de uitbreiding van de gedragsmaxime die start in het gezin en zich nadien verbreedt naar de schoolgemeenschap, de regionale omgeving en tenslotte naar de globale mensheid.
Bronnen
Einstein, A., Hoogachtend, Annex, Kritak, Leuven, 1990(3)
Levinas, E., De totaliteit en het Oneindige, Ambo, Amsterdam, 1987
Kohlberg, L., The development of moral character and moral ideology, 1964