Kennisplatform
Zo doe je een ontwikkelingsgerichte audit

Reflecties bij Het prachtige risico van onderwijs van Gert Biesta

Harm Klifman
Senior adviseur bij Van Beekveld en Terpstra   

Klifman, H.(2016) Reflecties bij Het prachtige risico van onderwijs van Gert Biesta.
Geraadpleegd op 04-12-2024,
van https://wij-leren.nl/reflectie-het-prachtige-risico-van-onderwijs-gert-biesta.php
Geplaatst op 1 juni 2016
Biesta reflectie

Het begint onderhand iets van een hype te worden: citeren uit of reflecteren op het werk van pedagoog en filosoof Gert Biesta. Ook deze bijdrage is daar onderdeel van. Zeker door de verschijning van de Nederlandse versie (2015) van The beautiful risk of education (2014) is zijn werk voor een breder publiek toegankelijk geworden. Dat is prettig, want Het prachtige risico van onderwijs is best een pittig boek – en dan doel ik op de inhoud, niet op de omvang.

Gek, en misschien ook wel onthullend voor de situatie, maar het boek van Biesta wijkt fors af van wat we gewoonlijk voorgeschoteld krijgen als we smaak krijgen naar een onderwijsfilosofische of pedagogische doordenking van onderwijs.

En deze ervaring zal nog sterker zijn bij wie gewend is vooral onderwijskundige studies en onderwijsrapporten te lezen! Het lijken wel twee verschillende werelden, die van Biesta in dit boek en die van de onderwijsrapporten. Maar tegelijk geldt dat het een nobel streven is van Biesta om deze kloof te overbruggen.

Verborgen vooronderstellingen

In Het prachtige risico van onderwijs spreekt Biesta aan de hand van een aantal thema’s over onderwijs vanuit invalshoeken die we nauwelijks meer gewend zijn. Hij gaat in op thema’s als scheppen, communicatie, emancipatie, democratie en virtuositeit. Aan de hand van deze thema’s cirkelt hij rond begrippen die sleutelposities innemen in onderwijs.

Hij deconstrueert deze begrippen, dat wil zeggen: hij ontleedt ze zodanig dat de verborgen vooronderstellingen en/of verwachtingen van deze begrippen worden ontmaskerd. Illustratief voor deze benadering is de manier waarop hij reflecteert op begrippen als evidence based onderwijs, leren, en competentie.

Zijn benadering kan, in filosofische termen, ook transcendentaal worden waar hij voor onderwijs cruciale begrippen onderzoekt op hun mogelijkheidsvoorwaarden (‘les geven’). Daarmee stelt hij zichzelf geen eenvoudige opgave en daar is hij zich ook terdege van bewust. Hij probeert ‘onderwijs anders te denken’ en dat levert soms een tekort aan taal op, aan uitdrukkingsmogelijkheden.

Herwaardering brede onderwijsopvatting

In de receptie van zijn boek blijkt zijn aandacht voor de drie functies = domeinen van onderwijs: kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming (Biesta gebruikt in het boek de term subjectificatie) met vreugde te worden ontvangen. Velen grijpen de drieslag aan om een herwaardering te bepleiten van een bredere onderwijsopvatting dan die we ontmoeten in een onderwijscultuur en onderwijspraktijk die vooral het meten en weten centraal stelt.

Interessant is dat alle drie functies zich in enigerlei verhouding in onderwijs dienen voor te doen en dat een teveel van het een altijd ten koste gaat van een of beide andere functies. Zo kan de nadruk die tegenwoordig wordt gelegd op kwalificatie (inherent aan de toetscultuur) leiden tot competitief gedrag dat in spanning staat met socialisatie waar samenwerken essentieel is.

Op de schouders van reuzen

Onderwijsfilosofisch maakt Biesta gebruik van een methode die in de filosofie standaard is: je orienteren aan de reuzen van het verleden, op hun schouders gaan staan en met eerbiedige erkentelijkheid iets pogen toe te voegen.

Voor Biesta zijn dat reuzen als Aristoteles, Levinas, Foucault, Derrida, Dewey, en last but not least Hannah Arendt. Me dunkt, een rijtje namen van denkers van wie veel te leren valt, maar, om het wat raar te zeggen: ook wel erg filosofisch rijtje.

Ik bedoel, van deze filosofen moet je geen receptuur voor de onderwijspraktijk verwachten en dat geldt ook voor de inzichten van Biesta. Wie met een dergelijke bril naar het boek kijkt, komt mogelijk teleurgesteld uit.

Reflectiemateriaal

Overigens, zoals Biesta in De Nieuwe Meso (september 2015, nr. 3) stelt, is het ook geenszins zijn bedoeling om de onderwijzer voor de klas van direct bruikbare handvatten te voorzien. Hij biedt reflectiemateriaal aan, referenties voor eigen denkinspanningen.

Wat dit laatste betreft: inderdaad biedt het boek veel reflectiemateriaal. Dit is een uitstekende contrastervaring die iedereen ervan kan weerhouden om zich al te snel over te geven aan de hedendaagse wals van beleidsretoriek. Deze retoriek modificeert alle onderwijs en onderwijstechnologie naar hun dienstbaarheid voor onze economische welvaart, hoe democratisch gelegitimeerd die doelstelling ook is.

Trends

Interessant zijn de trends die Biesta signaleert en het gemak waarmee die trends terrein winnen, zodanig zelfs dat ze als vanzelfsprekend en dus als vanzelfzwijgend zijn gaan gelden. Een mooi voorbeeld is de overgang van ‘de toegankelijkheid van levenslang leren voor iedereen naar levenslang leren als plicht voor iedereen’ – een overgang die zich voltrok door de publicatie in 1997 van het OESO rapport Lifelong learning for all.

Het boek is te beschouwen als één lang pleidooi voor de zwakke kracht van het onderwijs – een gewaagde onderneming in tijden van Pisa-lijstjes, rankings en Europa-breed uitgerolde curricula. Of, om het in governancetermen uit te drukken: in tijden van transparantie, efficiënt en effectief onderwijs, rendement, opbrengstgericht denken,…

Virtuositeit

Biesta is voor mij op zijn best als hij schrijft over het thema virtuositeit. Hij doelt daarmee op het vermogen van de onderwijzer om ‘goed te oordelen’, dat wil zeggen om tot datgene te beslissen wat in het belang is van de leerling gelet op de drie functies van onderwijs.

Hij constateert dat dit oordeelsvermogen en de vorming daarvan lijkt te gaan verdwijnen doordat we onderwijs zien als een proces waaraan we kunnen sleutelen tot we alle disfunctionele onderdelen eruit hebben gehaald.

In het vigerende beleidsdenken over onderwijs gaat het altijd om de verbetering van processen, om de verwerving van instrumentele vaardigheden van leerkrachten terwijl het eigenlijk zou moeten gaan om de doelen, het waartoe ervan – en dat laatste blijft in de regel buiten beschouwing.

Zo werken we ‘aan verbetering van het onderwijs’, terwijl het in de praktijk vaker gaat om ‘verandering van het onderwijs’. Dit doen we onder het mom van ‘elke dag beter’ in de onuitgesproken verwachting dat er enig moment de volmaakte=volleerde situatie is bereikt.

Vanwaar eigenlijk dit blindelings vertrouwen in deze maakbaarheid? Daaronder ligt de aanname dat alle risico’s op enig moment zijn uitgebannen, beheerst, onder controle terwijl vanuit de zwakke kant onderwijs juist een risicovol gebeuren is.

Oordeelsvermogen

In deze zwakke kant speelt de virtuositeit van de onderwijzer een sleutelrol: de mate waarin hij of zij het eigen oordeelsvermogen, ook wel de discretionaire bevoegdheid genoemd, kan inzetten.

Dit oordeelsvermogen ontstaat niet uit een afvinklijst van competenties maar moet geoefend worden, onder meer door te leren van een onderwijzer die al meer geleerd heeft van zijn ervaringen.

Ik ken genoeg leerkrachten die zich bewust zijn van het belang van deze bevoegdheid/dit oordeelsvermogen en zich daar ook in oefenen. Raar en jammer dat deze praktische wijsheid in beleidsrapporten nooit een (serieuze) plek krijgt.

En wat is daarvan de reden? Omdat deze in feite onbeheersbaar is, aan controle vooraf ontsnapt en daarmee een (terecht en onvermijdbaar) risico vormt. En daar houden we niet van. Moge deze belangrijke publicatie bijdragen aan een serieuze bijstelling van dit denken!

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.