Peuters en kleuters zijn niet toetsbaar
Sieneke Goorhuis
Orthopedagoog en spraakpatholoog bij Stenden Hogeschool
Geraadpleegd op 20-07-2025,
van https://wij-leren.nl/kleuters-toetsen.php
Laatst bewerkt op 6 mei 2025

Kleutertoetsen
In het beleid rond jonge kinderen doen een aantal misverstanden de ronde. In een aantal artikelen worden deze foutieve aannames tegen het licht gehouden. In dit artikel wordt besproken dat we peuters en kleuters niet betrouwbaar kunnen toetsen.
Misverstand: Peuters en kleuters zijn toetsbaar.
De achtste vooronderstelling is dat we jonge kinderen betrouwbaar kunnen toetsen. Ook deze vooronderstelling is onjuist.
Van Geert (2006) stelt dat ontwikkelingsprocessen bij jonge kinderen niet ordelijk en geleidelijk verlopen, maar wisselvallig, chaotisch en fluctuerend. Ontwikkelingsprocessen vormen een “vrolijke chaos”. Wat het kind vandaag laat zien kan het morgen weer niet en omgekeerd. Op basis van taalanalyses van Pauline, die tussen 14 en 36 maanden tweewekelijks werd geobserveerd, toonde hij overduidelijk aan dat scoringsprofielen over de tijd sterk wisselden.
Niet betrouwbaar
Ook op basis van eigen onderzoek moesten wij concluderen dat de medewerking van kinderen onder de zes jaar aan een testsituatie sterk wisselend is. Wij gingen na in hoeverre een nasometer betrouwbare informatie kon geven over de mate van nasaliteit (neuzigheid) in het spreken van kinderen (van der Heijden, 2012). De nasometer is een soort muts die kinderen opkrijgen. De opdracht die ze krijgen is een paar korte zinnetjes, of als ze dat nog niet kunnen losse woordjes na te zeggen: Kees zit op de fiets, de poes zit op de stoep, Ida kijkt op de klok, of: kees, fiets, poes, stoep, Ida, klok. Vierjarigen konden aan de opdrachtjes nauwelijks meewerken. Ze weigerden de muts of zeiden gewoon niets na. Van de 5-jarigen kon 50% adequaat meewerken. Pas bij de zesjarigen kon men van coöperatie spreken en konden ook normwaarden gevonden worden.
Charlotte
De ouders van Charlotte hadden een leuke school voor hun dochter uitgekozen. Een grijze school, 30% donkere kinderen. De juffen niet al te jong en aan toetsen in groep 1 en 2 deden ze zo weinig mogelijk. Charlotte gaat ook met plezier naar school. Het lijkt allemaal goed te gaan, tot het tienminutengesprek vlak voor de grote vakantie.
Wat blijkt? Er is getoetst. De moeder van Charlotte is perplex. Waarom? Dat zou toch niet? “Ja, we willen eigenlijk niet, maar het moet van de inspectie en we willen ook niet helemaal dwars liggen”. Het tienminutengesprekje gaat vervolgens niet over Charlotte. Het gaat ook niet over de A die ze heeft gehaald op de toets voor de taalontwikkeling, maar over de D die ze gescoord heeft bij de toets voor ordenen.
Moeder, die academisch geschoold is, gaat geschokt naar huis. Mag ze niet meer trots zijn op haar dochter?
Ze praat er met haar man over, die alleen maar roept: ”trek je het toch niet aan, gelukkig is ze niet in alles goed, net een normaal mens”.
Maar een andere moeder, van wie de dochter twee D’s heeft gescoord, denkt na over extra hulp. Moet dat voor Charlotte ook ingezet worden?. Ze praat erover met een vriendin. Die heeft nog geen kinderen en wuift het probleem dan ook een beetje weg. Op een gegeven moment word ik met dit probleem geconfronteerd. De moeder van Charlotte is nog steeds van slag. Let wel, we hebben het over een nuchtere vrouw, die kordaat en daadkrachtig op kan treden. Als deze vrouw al zo van slag is, wat gebeurt er dan met moeders die in de regel minder stevig in hun schoenen staan. Wat gebeurt er vervolgens met de kinderen?
Overigens: Charlotte had een D voor ordenen gehaald omdat ze diep onder de indruk was van een klasgenootje die erg brutaal tegen juf deed.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Door de nadruk te leggen op allerlei vaardigheden ten aanzien van taal, denken, en motoriek, vergeten we gemakkelijk dat in de peuter- en kleuterperiode niet leren voorop staat, maar de persoonlijkheidsvorming. Juist de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen moet een stevige basis krijgen.
Samenvatting
Het artikel betwist het misverstand dat peuters en kleuters betrouwbaar getoetst kunnen worden. Onderzoek van Van Geert (2006) toont aan dat ontwikkelingsprocessen bij jonge kinderen chaotisch en grillig verlopen, wat blijkt uit sterk wisselende testresultaten over tijd. Praktijkonderzoek met een nasometer bevestigt dit: vierjarigen werkten nauwelijks mee, vijfjarigen slechts voor 50%, en pas zesjarigen leverden betrouwbare data.
Een casus over Charlotte illustreert de problematiek: ondanks een “toetsarm” schoolbeleid werd zij getoetst, wat tot onnodige zorgen leidde bij haar ouders vanwege een lage score voor ordenen. Deze bleek echter veroorzaakt door een sociale situatie, niet door cognitieve tekortkomingen. De auteur benadrukt dat de focus in de vroege kindertijd moet liggen op sociaal-emotionele ontwikkeling en persoonlijkheidsvorming, niet op meetbare vaardigheden. Toetsen leidt tot stress bij ouders en misvattingen over ontwikkeling, zeker bij jonge kinderen wier prestaties situationeel en inconsistent zijn.