Kennisplatform
Zo doe je een ontwikkelingsgerichte audit

De leraar en de hartchirurg

Jan Jutten
Onderwijskundig consultant bij Natuurlijk leren   

Jutten, J. (2015) De leraar en de hartchirurg.
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/werk-leraar.php
Geplaatst op 1 juni 2015
Werk van de leraar

Over de complexiteit van het werk als leraar

Inleiding

Onlangs lanceerde het ministerie van onderwijs nieuwe voorstellen om het vervangingsprobleem in de scholen op te lossen. Men stelde voor om ouders, onderwijsassistenten en anderen met een M.B.O.-diploma in te zetten. Dit is weer een noodmaatregel, die voortvloeit uit het feit, dat

nog steeds te weinig jonge mensen ervoor kiezen om in het onderwijs te gaan werken. 

Na jarenlang het onderwijs in ons land te hebben geteisterd uitgekleed met vele bezuinigingen, getuigt ook dit voorstel weer van een grove onderschatting van de complexiteit en het belang van het werk van de leraar. Op een prettige en effectieve manier werken met een groep van dertig kinderen is buitengewoon complex.

Het werk is niet alleen moeilijk, maar ook belangrijk. Het gaat immers om het leven van vele aan ons toevertrouwde jonge mensen. Unieke jonge mensen, met allemaal hun eigen behoeften, hun achtergronden en hun problemen. 

De complexiteit van het beroep roept om investeringen,niet alleen van de overheid, maar ook van de leraren en van degenen die de scholen leiden en begeleiden. We zullen er alles aan moeten doen, om de verschillende facetten van leren en onderwijzen beter te begrijpen en om te leren beter om te gaan met de vele opgaven waarvoor we met zijn allen staan.

In onze snel veranderende samenleving is het meer dan ooit nodig om samen te werken met anderen en om voortdurend met en van elkaar te leren. Dit vereist onder meer moreel besef, toewijding, voortdurende professionalisering, denken en handelen op hoog niveau en het ontwikkelen van een visie op onderwijs.

Het werk van de leraar: complex en belangrijk

Maandagmorgen, kwart voor negen. Dertig kinderen van groep 6 komen de klas binnen. De leraar start vandaag met de nieuwe methode voor begrijpend lezen, ze gaat met de mooie nieuwe materialen aan de slag…

Ze staat voor de opgave om voor haar leerlingen leersituaties te creëren waarin al deze dertig kinderen zich niet alleen prettig voelen, maar ook nog het nodige opsteken. Leersituaties die uitdagend zijn en waarin ze inspeelt op de basisbehoeften van kinderen: een goede relatie hebben met anderen, zich bekwaam voelen en het gevoel te hebben zelfstandig te kunnen handelen.

Een opgave die buitengewoon complex van aard is: hoe kan ze er zorg voor dragen dat al deze verschillende individuen in de komende les tot hun recht komen? Dat ze op het einde van de les écht iets geleerd hebben. Net zo complex is de opgave waar de schoolleider voor staat. Hij of zij is immers mede verantwoordelijk voor het leren van soms honderden kinderen en hun leraren. 

Ervan uitgaande dat elk kind, dat de klas binnen komt uniek is, is het niet moeilijk ons te realiseren dat het verzorgen van goed onderwijs een uitdagend, intensief en creatief proces is.

Wat maakt dit werk zo complex?

Er zijn in een onderwijssituatie tal van factoren die bepalend zijn voor succes, zowel voor het proces van het lesgeven zelf als voor het uiteindelijke resultaat.

a. de thuissituatie van de kinderen

Alle kinderen, die al die 200 dagen per jaar de klas binnen komen, nemen hun eigenachtergronden mee, factoren waarop de leraar soms weinig of geen invloed heeft:

  • waarden en normen die het kind van thuis mee naar school neemt;
  • ouders die gescheiden zijn, vaak na een moeizame periode in het gezin;
  • kinderen die thuis zijn verwend of verwaarloosd (ook emotioneel);
  • criminaliteit in de thuissituatie of in de woonomgeving;
  • kinderen die mishandeld zijn;
  • armoede, kleine behuizing, nauwelijks speelruimte.

Al deze factoren hebben te maken met de omgeving waarin kinderen opgroeien. Steeds meer kinderen hebben te maken met een of meerdere van deze situaties, zeker in probleemwijken. Als leraar kun je niet of nauwelijks invloed uitoefenen op deze zaken. Je hebt er wel elke dag opnieuw mee te maken, je houdt ze niet buiten de school!.

b. factoren in het kind zelf

  • meervoudige intelligentie

We weten inmiddels uit allerlei onderzoek, dat alle kinderen hun sterke en zwakke kanten hebben als het gaat om het oplossen van problemen. Bij intelligentie onderscheiden we een aantal aspecten die per kind verschillen: logisch redeneren, ruimtelijk, muzikaal, emotioneel, taalkundig, e.d.

"Kinderen zijn dus niet eenvoudig gezegd “dom” of “slim”, maar ze verschillen allemaal op voornoemde onderdelen."

  • leerstijlen

Hetzelfde geldt voor leerstijlen. We weten dat niet alle kinderen op dezelfde manier leren. Ieder heeft zijn eigen voorkeuren voor de wijze waarop men het liefste leert, zijn eigen leerstijl. Dit geldt overigens ook voor volwassenen. Sommigen leren het beste alleen, andere kinderen leren beter als ze samenwerken. De een leert makkelijker uit een boek, een ander heeft de uitleg en de instructie van een leraar nodig. De een leert door te doen, door vallen en opstaan, de ander leert beter door eerst te lezen en goed na te denken.

  • hersenonderzoek

Hersenonderzoek speelt een steeds grotere rol in het onderwijs. De komende jaren zal dit terrein waarschijnlijk een grote vlucht nemen. In Amerika zien we momenteel vele ontwikkelingen rond “brainbased teaching”. Hierbij tracht men de resultaten van wetenschappelijk hersenonderzoek te vertalen naar een hierop gebaseerde didactische aanpak. We komen steeds meer te weten over de werking van onze hersenen bij het leren.

Enkele resultaten van recent hersenonderzoek:

  •  intelligentie en kwaliteit van denken is niet slechts aangeboren, maar kan voortdurend worden ontwikkeld door het scheppen van een rijke leeromgeving;
  •  het is van belang, dat kinderen kunnen overleggen met anderen, dat ze kunnen verwoorden wat ze leren: activerende didactiek, interactief onderwijs en samenwerkend leren zijn mede daarom zo belangrijk;
  •  kinderen moeten zich veilig voelen; dit is van grote invloed op de hersenwerking en dus ook op het leren, denk aan het begrip “relatie” binnen adaptief onderwijs;
  •  belangrijk is het kunnen geven van betekenis aan de dingen die geleerd worden en de onderlinge samenhangen tussen de onderwerpen, de zorg voor levensecht onderwijs komt daar uit voort, denk b.v. aan de ideeën rond basisontwikkeling en leren in contexten.
  • leer- en gedragsstoornissen

Bij een aantal kinderen is er sprake van stoornissen, die vaak een zeer specifieke aanpak vragen. Denk aan zaken als autisme, dyslexie, N.L.D., A.D.H.D., e.d.

c. de omgeving

Naast al deze factoren die te maken hebben met de kinderen zelf, speelt voor de leraar zijn eigen situatie een belangrijke rol: de werksituatie op school, maar ook de omgeving in ruimere zin; de maatschappij waarin we leven. Enkele van die omgevingsfactoren zijn:

  • de school.

Factoren die hier een rol spelen zijn:

  •  de onderlinge samenwerking;
  •  de eigen professionaliteit;
  •  de wijze van leiding geven;
  •  de gezamenlijke visie;
  •  de taken, afspraken en verantwoordelijkheden.
  • beschikbare materialen

In veel gevallen zal de leraar (moeten) werken met methodes en materialen, op wier inhoud hij geen invloed heeft. Soms zijn het materialen, die niet (meer) voldoen. In andere situaties vraagt het materiaal om een heel ander leraargedrag, dat men zich echter onvoldoende eigen heeft gemaakt.

  • veranderende eisen vanuit de omgeving

De druk vanuit de omgeving wordt groter en groter: van scholen en van leraren wordt steeds meer verwacht. Niet alleen wat betreft de inhoud van het onderwijs, maar zeker ook wat betreft de pedagogische taak. De school staat midden in die omgeving, het is onmogelijk om die buiten te sluiten.

  • de hectiek van alledag

Elke dag komen er in een klas tal van situaties voor, waarop een leraar moet reageren, In veel gevallen improviserend, zonder veel tijd om na te denken over wat in deze situatie de beste oplossing zou kunnen zijn. Iedereen die gewerkt heeft als leraar kent deze situaties: een ziek kind, een ouder die plotseling binnenkomt, de helft van groep 5 erbij wegens gebrek aan vervanging, enz.

"Als we al deze factoren bij elkaar optellen of met elkaar combineren, kunnen we wellicht constateren dat het beroep van leraar daadwerkelijk buitengewoon complex is."

“De eenvoud van de hartchirurgie”

Vergelijk bovenstaande factoren eens met andere beroepen, b.v. met een “complex” beroep als hartchirurg.

Stel je een hartoperatie voor.

Welke situatie treffen we aan? In de operatiekamer bevinden zich onder meer de anesthesist, twee of drie verplegers, twee chirurgen. Allen samenwerkend als een team.

Ze werken met één patiënt, die waarschijnlijk onder narcose is, niets terug zegt en die hetzelfde hart heeft als de vorige en de volgende patiënt. 

Vergelijk deze situatie eens met een groep kinderen in de klas met alle bovengenoemde factoren die een rol spelen:

dertig verschillende kinderen met:

  • meervoudige intelligentie;
  • verschillende leerstijlen;
  • moeilijke thuissituaties;
  • enkele leerstoornissen.

Dit alles in een volle klas, met onvoldoende materialen en zonder enige assistentie. Welke van al deze factoren spelen eigenlijk een rol bij het “complexe” beroep van hartchirurg? 

Nemen we een ander voorbeeld.

  • Een loodgieter die in de bijkeuken de kraan van de wasmachine komt vervangen.
  • Of een kapper, die samen met u een kopje thee drinkt tijdens het werk.
  • Of hoe is het bij onze grote kunstenaars? Denk aan Van Gogh: hoe complex was zijn situatie? Met zijn ezel in de velden rond Arles, in alle rust, een schitterende omgeving in de vrije natuur.

Al deze voorbeelden klinken gechargeerd, maar ze illustreren hoe complex en creatief het werk van een leraar is.

Hoe kunnen we leren omgaan met deze complexiteit?

Effectieve leraren zijn in staat om velerlei vaardigheden en handelingspatronen in te zetten om een antwoord te hebben op de vele vragen die zich in een klassensituatie voordoen. Vaardigheden, die vaak moeten worden ingezet zonder erover na te denken omdat daar soms geen tijd voor is. 

De complexiteit van het werk houdt tevens in dat leraren voortdurend moeten blijven leren. Dit leren zal vooral plaats moeten vinden in de praktijk van alledag:

  • oefenen;
  • reflecteren (wat gaat goed? wat gaat minder? hoe komt dat? hoe kan het beter? hoe kan ik dat leren?);
  • willen en durven uitproberen van nieuwe dingen. 

"Veel leraren zien leren nog steeds als een extra 'belasting'." 

Deze houding vloeit onder meer voort uit een traditionele benadering van het begrip leren: men ziet leren nog vaak als het opnemen van nieuwe informatie (waar je vaak ook nog eens weinig aan hebt).

Leren kan echter ook betekenen:

  • het veranderen van gedrag;
  • leren van nieuwe vaardigheden;
  • ontwikkelen van nieuwe werkconcepten.

Allemaal zaken die het werk in de klas prettiger maken, efficiënter, succesvoller. Zowel voor de leraar als voor de kinderen.

Leraren die aangeven hiervoor geen tijd te hebben, zou je kunnen vergelijken met iemand die zegt: “Ik blijf lopen, want ik heb geen tijd om te leren fietsen!”

Leren krijgt een andere dimensie als we het zien als het vergroten van onze mogelijkheden om die resultaten te bereiken die we graag zouden willen! 

Stel je als leraar eens de vraag aan welke chirurg je je zieke kind zou toevertrouwen: aan degene die al jarenlang zijn werk op dezelfde manier doet en geen nieuwe dingen heeft geleerd? Of aan de chirurg die op de hoogte is van recente ontwikkelingen en zich voortdurend nieuwe vaardigheden en kennis heeft eigen gemaakt?

Nog een voorbeeld ter verheldering. Veel leraren worstelen momenteel met gedragsproblemen in hun groep. Wellicht heel herkenbaar voor de meesten. Je kunt daar op verschillende manieren mee omgaan.

  • Leraar A vindt dat alle kinderen zich fatsoenlijk moeten gedragen, dat is immers de norm. Dat was vroeger al zo, dat is nu nog steeds!
  • Leraar B gaat ervan uit dat er altijd kinderen zullen zijn die storend gedrag zullen vertonen. Wat hij ook doet, het zal hem nooit lukken om iedereen “braaf” te laten zijn.

Beide leraren hebben hoge verwachtingen van hun leerlingen wat betreft gedrag. Wat zijn de gevolgen voor de klassensituatie bij deze twee verschillende leraren?

  • Leraar A zal dagelijks teleurgesteld worden in het werk, soms zelfs: gefrustreerd, boos en wanhopig.

Omdat hij vindt dat alle kinderen zich goed moeten gedragen, zal hij niet zo gauw gaan werken aan het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden om met dit gedrag om te gaan. De kinderen zijn het schuld: de vijand ligt buiten!

  • Leraar B verwacht problematisch gedrag en bereidt zich daarop voor. Hij wil leren hoe hij met de problemen om kan gaan.

Hij denkt na over de eigen rol, spreekt erover met anderen, gaat bij anderen in de klas kijken, leest er een artikel over.

Kortom: hij ontwikkelt een nieuw gedragsrepertoire dat zowel voor hemzelf als voor de kinderen efficiënter en prettiger is.

De rol van de schoolleider

Van de leraar in de lerende school wordt in de huidige tijd veel verwacht. Maar ook op schoolniveau zullen voorwaarden gecreëerd moeten worden die het mogelijk maken dat leraren voortdurend leren en zich blijven ontplooien. Hier ligt een belangrijke taak voor de schoolleiding.

  • Stimulerend leiderschap.
  • Voorbeeldgedrag (zelf willen leren).
  • Enthousiasme en betrokkenheid spelen hierbij een grote rol.

Leraren moeten de gelegenheid hebben om te leren, daar is bewust beleid voor nodig. De structuur van de school is daarbij van belang (taakverdeling, de tijd creëren om te leren, roosters, afspraken).

"Maar het gaat voornamelijk om het ontwikkelen van een professionele cultuur:" 

  • willen leren van elkaar;
  • samenwerking;
  • openheid;
  • respect;
  • waardering.

De schoolleider is degene die de voorwaarden schept, die het mogelijk maken dat leraren zo goed mogelijk ontwikkelen, als mens en als leraar. Een andere belangrijke taak van de schoolleider is het bestrijden van leerstoornissen in de school. Niet die van kinderen, maar van de organisatie en de leraren die er werken. Enkele voorbeelden.

  • De vijand is buiten: voortdurend de schuld buiten zichzelf leggen, de ouders, de overheid, de grootte van de groep, de schoolleider;
  • Ik ben mijn functie: “Ik doe dit werk in groep 8 al jaren; mij hoeft niemand meer te vertellen hoe ik het moet doen!” Bij een dergelijke houding houdt alle leren op!!
  • Zich fixeren op incidenten, zonder na te gaan met welke achterliggende oorzaken een probleem te maken heeft

Tenslotte

Het werk van de leraar is complex, het is tevens heel belangrijk.

  • Waarom geeft iemand rekenles en ontwikkelt hij geen nieuwe rekenmethode?
  • Waarom wil iemand biologieleraar zijn en geen bioloog?
  • Waarom muziekleraar en geen violist in een orkest?

Er is een essentieel verschil! Onderwijzen vraagt om andere kennis, vaardigheden, attitudes, zelfs om andere verlangens en dromen van wat iemand met zijn leven wil!

Daarbij stil blijven staan lijkt mij een eerste wenselijke stap

We zullen ons steeds opnieuw moeten realiseren hoe belangrijk het werk als leraar is. Dit geldt ook voor de overheid, die door allerlei maatregelen de laatste jaren blijk geeft van een grote mate van onderschatting van het belang van dit beroep. Vanuit de omgeving is er sprake van een voortdurende druk om te veranderen. Steeds opnieuw worden nieuwe dingen ontdekt m.b.t. leren en onderwijzen.

Hoeveel van deze know how dringt door tot onze klaslokalen? De pedagogische en didactische mogelijkheden zijn als puzzelstukken die op hun plaats gelegd zouden moeten worden. Het is in onze tijd meer dan ooit nodig om de leerprocessen beter te begrijpen en om te leren antwoorden te vinden op de vele vragen die in de klassensituatie rijzen. Allereerst in het belang van goed onderwijs voor onze kinderen, maar zeker ook in het belang van de leraren zelf.

Samenvatting

Het werk van een leraar is uiterst complex en cruciaal voor het leven van jonge mensen. Ondanks noodmaatregelen om het lerarentekort aan te pakken, zoals het inzetten van ouders en onderwijsassistenten, blijft er een tekort aan jonge mensen die voor het onderwijs kiezen. Dit wijst op een onderschatting van de moeilijkheid en het belang van het beroep. Leraren moeten zich aanpassen aan diverse behoeften, achtergronden en problemen van kinderen. Dit vereist voortdurende professionalisering, samenwerking en moreel besef. Daarnaast spelen externe factoren zoals thuissituaties, leer- en gedragsstoornissen, en omgevingsdruk een rol in de complexiteit van het lesgeven. Effectieve leraren leren voortdurend en passen nieuwe vaardigheden toe om met deze uitdagingen om te gaan. De schoolleiding moet een professionele cultuur bevorderen waarin leraren zich kunnen ontwikkelen. Het belang van goed onderwijs kan niet genoeg worden benadrukt, zowel voor de kinderen als voor de leraren zelf.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.