Woordselectie en woordenschatdidactiek -12-

  Geplaatst op 1 februari 2022

Kinderen leren de hele dag door woorden. Het ene woord leren kinderen via instructie, het andere woord incidenteel. Je woordenschatonderwijs moet voor kinderen genoeg mogelijkheden bieden om deze woorden tegen te komen en te kunnen leren. Dit artikel is onderdeel van een serie waarin de vormgeving van woordenschatonderwijs besproken wordt. Hier staat een overzicht van alle artikelen en bronnen.

De inzichten vanuit breinonderzoek hebben mogelijk gevolgen voor je (woordenschat)didactiek. Deze gevolgen worden allereerst in dit artikel besproken. Vervolgens volgt er een aantal kwaliteitskenmerken met betrekking tot woordselectie en woordenschatdidactiek. Die kenmerken zou je kunnen zien als een opsomming van alles wat er in deze serie besproken is en geeft je een overzicht van hoe het woordenschatonderwijs (de woordselectie en woordenschatdidactiek) eruit moet zien.

Didactiek

Leren is een proces waarbij neuronen die gelijktijdig vuren om een bepaalde ervaring tot stand te brengen veranderen, zodat ze een sterkere neiging hebben om samen te vuren om die ervaring opnieuw (virtueel) op te roepen. Douglas Fisher, Nancy Frey en Diane Lap (2009) merken op dat leerkrachten in feite invloed uitoefenen op hetgeen leerlingen opslaan in hun brein. 

Op basis van hun kennis over het functioneren van het brein bij het lezen komen ze tot de volgende principes, die ook relevant zijn voor het woordenschatonderwijs.

Gezamenlijk vurende neuronen

(Virtuele) ervaringen veranderen de neurale verbindingen. Neuronen die gezamenlijk vuren blijven in stand en raken opgenomen in een neuraal netwerk. Daarbij is het geïntegreerd gebruik van meerdere zintuigen van belang bij de woordenschatontwikkeling van je leerlingen. Meerdere zintuigen zijn daarbij belangrijk. 

Motivatie

Er is neurowetenschappelijk bewijs met betrekking tot een biologische basis voor motivatie, gekoppeld aan het onthouden van informatie. Het emotionele Mesolimbisch netwerk en de Hippocampus helpen het geheugen en werken namelijk samen om de voorhoofdskwab te activeren om woorden te gaan leren. Iets willen en iets kunnen en kennen zijn onafscheidelijk met elkaar  verbonden.

Nieuwsgierigheid

De hersenen hebben een voorkeur voor nieuwe prikkels en besteden minder aandacht aan bekende informatie. Appelleren aan de nieuwsgierigheid van kinderen is dus heel belangrijk bij het leren van woorden. De meeste kinderen zijn van nature sterke ontdekkers. Ze besteden geen aandacht aan saaie zaken.

Focus

Mensen kunnen hun brein activeren door aandacht te besteden aan specifieke prikkels. Het stellen van een doel bij een activiteit is belangrijk. De hersenen kunnen dan anticiperen op de belangrijke aspecten en ideeën. Op basis van het doel kun je het lezen hardop-denkend modeleren op het gebied van leesbegrip, de betekenis van de woorden, de uiterlijke tekstkenmerken en de denkstructuur van een tekst.

Model-leren

De hersenen zijn goed toegerust om te imiteren. Dit is mogelijk door de werking van spiegelneuronen. Die zijn in het goede geval aan het werk als je bezig bent met het hardop voordoen van denkactiviteiten. Zowel met betrekking tot de inhoud als verschillende denkstrategieën bij het lezen.

Bij het hardopdenkend voordoen is visuele ondersteuning als onderdeel van je begeleide instructie belangrijk.

Dit is het moment waarop je afbeeldingen, schema's, suggesties, aanwijzingen en vragen kan gebruiken bij het leren van woorden.

Van het korte naar het lange termijn geheugen

De automatisering van taalvaardigheden is belangrijk, waardoor je leerlingen aandacht kunnen besteden aan betekenissen. Ze dienen vaardigheden en informatie op korte en op lange termijn te herhalen, om het goede woordgebruik te kunnen onthouden. 

Rust

Tijdens onze slaap krijgen onze hersenen de kans om woorden die tijdens de dag zijn geleerd, in het geheugen op te slaan. Volgens onderzoeker Matt Davis (2008) is dat omdat de hersenen 's nachts de nieuwe woorden verwerken. "Na hun slaap kunnen mensen die nieuwe woorden probleemloos in hun woordenschat inpassen. Bij het onthouden van woorden spelen namelijk twee delen van de hersenen een rol, en tijdens de slaap kan nieuwe informatie gemakkelijk worden doorgegeven van het kortetermijn- naar het langetermijngeheugen.” “Een verhaaltje voorlezen aan je kinderen voor het slapengaan, zal hun woordenschat uitbreiden.", aldus Davis. En een goede nachtrust is voor je leerlingen belangrijk om te kunnen leren.

Herhaling in groepswerk

Productief groepswerk is belangrijk. Zoals bij begeleide instructie, wordt mondelinge taal gebruikt om de nieuw aangemaakte associaties en neurale netwerken verder te versterken. Kinderen gebruiken daarbij onderling de denktrategieën en ze proberen samen teksten en woorden te begrijpen.

Schrijvend woorden leren gebruiken

Tot slot moet er zelfstandig leren plaatsvinden wanneer je leerlingen hun kennis formaliseren.

Vooral door te schrijven om hun zinsbouwend vermogen en de toepassing van hun woordenschat te oefenen. Dit wordt door hardopdenkend voordoen en begeleide instructie ondersteund. 

Hierna worden een aantal kwaliteitskenmerken met betrekking tot woordselectie en woordenschatonderwijs op een rij gezet.

Woordselectie

  • Organiseer impliciete of incidentele aandacht voor veel woorden en ook expliciete aandacht voor minder woorden. Bij expliciete aandacht gaat het vooral om het doelgericht aanleren van goed woordgebruik. Terwijl het bij meer impliciete aandacht gaat om een onderwijsleerklimaat waarin kinderen de kans lopen veel met taal - en dus met woorden - in aanraking te komen. Dit wordt impliciet woordenschatonderwijs genoemd, omdat woordbetekenissen min of meer toevallig aan de orde komen, bijvoorbeeld bij het voorlezen. 
  • Kies veel woorden voor impliciete, terloopse aandacht en kies weinig woorden voor expliciete intensieve aandacht. Deze laatste woorden moeten in meerdere contexten voorkomen en herhaald worden totdat je leerlingen deze woorden kunnen gebruiken in eigen zinnen en het eigen spreken en schrijven.
  • De overgang tussen impliciet en expliciet woordenschatonderwijs verloopt vloeiend.
  • Maak gebruik van woordenlijsten in methoden en van woordfrequentielijsten, maar stel een situationele, op de behoeften van leerlingen gerichte woordkeuze, voorop. Leer de vaardigheid van een geschikte situationele woordselectie en vermijd daarbij fouten, zoals het nemen van een woordfrequentielijst als enige bron voor je woordkeuze in alleen aparte woordenschatlessen.
  • Maak een onderscheid tussen woorden uit 'woordgroep-een -twee -drie': hoogfrequente basiswoorden, zeldzamere verhaalwoorden en kennisgerichte zaakvakbegrippen. Stem daar je woorddidactiek op af.

Realiseer je dat woorden in zinnen en teksten functioneren.

  • Selecteer dus woorden vooral uit zinnen en teksten. Gebruik rijke en gevarieerde teksten met woorden die elkaar als het ware uitleggen, maar ook verschillende teksten over hetzelfde onderwerp of thema. 
  • Indien woorden worden ontleend aan het dagelijkse leermateriaal zullen je leerlingen beter in staat zijn om te gaan met inhouden van betreffende vakgebieden.
  • Geef associatieve relaties tussen woorden voorrang boven hiërarchische relaties tussen woorden. Gebruik hiërarchische relaties en 'mindmappen' vooral bij kennisverwerving en de woorden uit 'woordgroep-drie'.
  • Maak in de expliciete aandacht voor woorden, bij gevorderderde woordleerders, ruimte voor de aandacht aan verschillende woordbetekenissen van een woord en voor de verschillende woordaspecten van een woord.
  • Maak geen sterk onderscheid tussen receptieve en productieve woordenschat. Maak een onderscheid tussen receptieve en productieve werkvormen en toetsen.
  • Onderwijs op intentionele wijze, bij gevorderde woordleerders, de collocaties, het woordregister en de woordfamilie.
  • Toets op woordkennis en op woordgebruik en pas je toetsvorm daarop aan.
  • Leer woordleerstrategieën aan voor zelfstandig woordleren.
  • Ga uit van het feit dat de woordenschatomvang van leerlingen sterk verschilt en houd daarmee rekening in je woordselectie. En houd er ook rekening mee dat kinderen met een woordenschatachterstand vaak ook slechte woordleerders zijn. Verbeter daarom hun woordleerhouding.

Didactiek 

  • Wees niet afhankelijk van één woordenschataanpak voor alle soorten woorden en alle leeftijden. 
  • Differentieer de woordenschataanpak, afgestemd op woorden uit 'woordgroep-een -twee -drie. En gebruik een woordenschataanpak die geschikt is voor woorden uit 'woordgroep-twee' niet voor alle woorden. Gebruik een woordenschataanpak die geschikt is voor woorden uit 'woordgroep-drie' ook niet voor alle woorden.
  • Woorden leer je indirect door levensecht te lezen, te luisteren, te praten en te schrijven. Veel woorden worden (eerst) impliciet (oppervlakkig) geleerd bij allerlei activiteiten. Daar is niets mis mee. Gebruik dezelfde doelwoorden bij luister-, lees-, praat- en schrijfactiviteiten.
  • Pas woordenschatonderwijs aan de leeftijd en vorderingen van je leerlingen aan.
  • Geef directe instructie van enkele belangrijke woorden na het lezen van de tekst. Laat kinderen dus woorden begrijpen in dienst van het begrijpen van teksten.
  • Verbind woordenschatonderwijs aan motiverende activiteiten en maak van leerlingen actieve woordleerders. Geef kinderen veel invloed op de onderwerpen die voor woordenschataandacht in aanmerking komen. Sluit aan bij hun nieuwsgierigheid.
  • Geef altijd eerst een duidelijke, korte en niet ingewikkelde, kindvriendelijke en contextgebonden uitleg van nieuwe woorden voorafgaand aan het lezen van een tekst.
  • Bied gelegenheid voor leerlingen om woorden te horen en te gebruiken in natuurlijke voorbeeldzinnen, niet in definities.
  • Gebruik indien mogelijk, concrete contexten bij woorden: hier-en-nu-situaties, plaatjes, voorwerpen, en vertelpantomime.
  • Stimuleer dat nieuwe woorden aan al gekende woorden worden gekoppeld, bijvoorbeeld in associatieve woordspinnen.
  • Gebruik het hardopdenkend leren en model-leren, bijvoorbeeld voor het aanleren van enkele woordleerstrategieën bij teksten waar dat mogelijk is.
  • Herhaal woorden eerst in de bekende context van de tekst of de situatie. Leerlingen moeten met woorden bezig zijn die in veel contexten voorkomen. 
  • Zorg voor voldoende betekenisvolle herhaling met contextvariatie, met als doel dat het woord onthouden wordt en in meerdere contexten gebruikt kan worden. Ga van jouw voorbeeldzinnen naar gebruikszinnen van je leerlingen.
  • Bied veel gelegenheid tot spel en interactie bij het leren van woorden. Productief groepswerk is belangrijk voor het verbreden van woordgebruik in gebruikszinnen van je leerlingen.
  • Geef veel extra en verfijnd mondeling taalaanbod bij routine-activiteiten in de klas. 
  • Gebruik multimedia in het woordenschatonderwijs.
  • Leer kinderen het gebruik van verschillende woordenboeken.

In het kader van vooral de woorden uit 'woordgroep-drie' voegt Marzano (2004) nog een aantal belangrijke principes toe: 

Sla ervaringskennis (en woorden) op in verhalen over eigen ervaringen en in beweringen, die in een netwerk van ervaringen worden opgeslagen en die ook in taal kunnen worden geuit.

  • Organiseer meerzijdige ervaringen met de doelinformatie. De verbale en nonverbale geheugensystemen zijn met elkaar verbonden, maar kunnen ook apart van elkaar functioneren (geluiden, geuren, aanraking en beweging bij woorden). Ervaringen met betrekking tot bijvoorbeeld kamperen worden veralgemeniseerd van het sensorische en motorische, naar het episodische of ervaringsgeheugen en verder naar het semantisch geheugen.
  • Sla informatie dus talig en ook niet talig op in beelden en schema’s. Verhoog de niet-talige representatie van de informatie en de sensorische (en motorische) verbeelding van de informatie.
  • Bied informatie vier keer aan om informatie te integreren in de voorkennis, met niet meer dan twee dagen tussenpozen tussen de aanbiedingen. Zorg voor de geleidelijke vorming van woordbetekenis door herhaling. Zorg dus voor de verplaatsing van achtergrondkennis naar het permanente geheugen, door (afwisselende) herhaling.
  • Ontwikkel ook oppervlakkige maar wel accurate kennis over een breed spectrum aan onderwerpen. Oppervlakkige woordkennis van veel woorden is dus ook nuttig.
  • Geef directe woordenschatinstructie én organiseer indirecte of virtuele ervaring via lezen en in gevarieerde mondeling en schriftelijk taalgebruik.
  • Geef niet alleen definities van woorden. Gewoonlijk gebruiken we in dagelijks taalgebruik geen definities.
  • Consolideer woorden via coöperatieve leeractiviteiten: vergelijken en contrasteren van betekenissen, classificeren van betekenissen, bedenken van metaforen en analogieën bij woorden en het leren van de betekenis van woorddelen.
  • Laat kinderen woordspelletjes spelen met woorden die al enigszins bekend zijn.

Zie ook: National Reading Panel (2000). Summary of the National Reading Panel's Specific Conclusions about Vocabulary Instruction. 

 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Gratis webinar
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Bekende experts delen hun kennis
Wij-leren.online Academie 
Lesprogramma
Probeer gratis de Leerlijn Lezen en Schrijven
Probeer gratis de Leerlijn Lezen en Schrijven
Complete leesmethodiek voor begrijpend- en voortgezet technisch lezen
De Schoolschrijver 
E-learning module
Mondeling taalgebruik en woordenschat in de klas
Mondeling taalgebruik en woordenschat in de klas
Doorloop deze gratis module!
Wij-leren.nl Academie 
Congres
Leesproblemen en dyslexie
Leesproblemen en dyslexie
Herken en begeleid leerlingen met stagnaties bij lezen
Medilex Onderwijs 
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!Tips woordenschat
Knikkers spelers en spel: tips voor woordenschatonderwijs.
Paul Filipiak
Communicatief woordenschatonderwijs
Communicatief woordenschatonderwijs
Paul Filipiak
Woordenschat differentiatie
Differentiëren binnen woordenschatonderwijs
Martie de Pater
Communicatieve klas
De communicatieve klas - deel 1
Paul Filipiak
Communicatieve klas deel 2
De communicatieve klas - deel 2
Paul Filipiak
eigentijds woordenschatonderwijs met woordcirkel
Maak van de school een woordpaleis
Jos Cöp
Lezen van teksten
Makkelijk en moeilijk lezen
Paul Filipiak
Woordenschatlessen
Wat maakt woordenschatlessen effectiever?
Jos Cöp
Communicatief zaakvakonderwijs
Communicatief zaakvakonderwijs
Paul Filipiak
Woordenschat en ICT
Hoe ICT het woordenschatonderwijs kan verbeteren
Jos Cöp
Woordenschat uitbreiden
Woordenschat uitbreiden bij begrijpend lezen en bij de zaakvakken
Paul Filipiak
woordenschatonderwijs vernieuwen vraagt om leiderschap
Woordenschatonderwijs in de 21e eeuw: effectief en uitdagend (1)
Jos Cöp
pratend en lezend woorden leren intro en overzicht
Pratend en lezend woorden leren; Intro en overzicht -0-
Paul Filipiak
Woorden in de klas
Woorden in de klas -1-
Paul Filipiak
Woordselectie, woordfrequentie, leerbehoeften
Woordselectie (1) -2-
Paul Filipiak
woordselectie en zins- en tekstbetekenis
Woordselectie (2) -3-
Paul Filipiak
Langdurig contact met woorden
In langdurig contact met woorden - deel 1
Paul Filipiak
Langdurig contact met woorden deel 2
In langdurig contact met woorden - deel 2
Paul Filipiak
Basis-lesmodel hardopdenkend leren lezen
Onderwijs in denkend lezen - Het basis-lesmodel (7)
Paul Filipiak
Basis-lesmodel hardopdenkend leren lezen
Onderwijs in denkend lezen - Het basis-lesmodel (7)
Paul Filipiak

Wij-leren.nl Academie

Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



begrijpend lezen
brein
didactiek
geletterdheid
leren lezen
taalontwikkeling
technisch lezen
woordenschat
zaakvakken

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest