Welke kenmerken van kinderen en van hun thuissituatie dragen bij aan schoolsucces in het voortgezet onderwijs?
Geplaatst op 23 januari 2019
Samenvatting
De cognitieve capaciteiten van leerlingen voorspellen schoolsucces het beste. Daarnaast zijn leerlingkenmerken als metacognitieve vaardigheden, ontwikkelingsfase en leeftijd van invloed op hun schoolloopbaan. Wat ouders hun kinderen meegeven en wat ze doen ter ondersteuning speelt ook een rol bij schoolsucces. Er is echter nog veel onbekend over de precieze invloed van elk van deze factoren. Omdat de factoren samenhangen met elkaar en met cognitie is de invloed van iedere factor op zichzelf moeilijk te bepalen.
Het cognitieve ontwikkelstadium van de leerling is een belangrijke voorspeller van schoolprestaties. Sommige leerlingen die zich wat trager ontwikkelen, hebben aan het begin van het vo de concreet of formeel operationele fase (in staat zijn om abstract te denken) nog niet volledig doorlopen. Leeftijdsverschillen, die in de brugklas behoorlijk uiteen kunnen lopen, verklaren deels verschillen in ontwikkeling van de brugklasleerlingen.
In het voortgezet onderwijs wordt van leerlingen doorgaans meer zelfstandigheid verwacht dan op de basisschool. Het vo doet een groter beroep op zelfsturing en/of metacognitieve vaardigheden als oriënteren, plannen en reguleren. Het beheersen van deze vaardigheden heeft invloed op het schoolsucces. De mate waarin leerlingen zelfsturend kunnen zijn, hangt af van kennis, ervaring en leeftijd.
Intrinsieke motivatie (motivatie die uit jezelf komt) heeft een positieve invloed op schoolprestaties. Andersom geldt dat eerdere schoolprestaties motivatie beïnvloeden. Problematisch bij het bepalen van de invloed van niet-cognitieve factoren is dat zij eerdere resultaten beïnvloeden en er door beïnvloed worden. Bijvoorbeeld: succesvolle prestaties beïnvloeden motivatie en zelfvertrouwen waardoor er vervolgens weer een grotere kans is op succesvolle prestaties. Dit zal in zekere mate gelden voor alle hierboven besproken factoren.
De achtergrond en de rol van ouders
Er is een verband tussen het opleidingsniveau (en de sociaal economische positie) van ouders en de onderwijsuitkomsten van hun kinderen. Hoger opgeleide ouders hebben kennis over de wereld en door deze mee te geven aan hun kinderen beïnvloeden ze hun schoolsucces.
Behalve kennis van ouders is hun betrokkenheid belangrijk. Actieve betrokkenheid bij school – ook en juist door ouders met een lagere sociaal economische positie – bevordert schoolsucces. Wat ouders feitelijk doen (belangstelling tonen, zorgen dat huiswerk gemaakt wordt, et cetera) doet er toe.
Daarnaast dragen problemen thuis vaak bij aan schooluitval en zullen in het algemeen belemmerend zijn voor schoolsucces. Uit een kleine studie bleek het grootste deel van de afstroom van leerlingen is te verklaren door problematiek van de leerling. Het ging daarbij om een complex van motivatieproblemen, gedragsproblematiek, psychische klachten, frequent/langdurig verzuim, faalangst en gecompliceerde thuissituaties.
Het schooladvies
Het is bekend dat het oordeel van de leerkracht bij het schooladvies niet losstaat van vooroordelen of (onbewuste) aannames. Dat oordeel valt vaker negatief uit voor leerlingen uit lagere sociaal economische milieus. Leerkrachten schatten de competenties om ouderbetrokkenheid te tonen van ouders uit de lagere sociaal economische klassen en allochtone ouders te laag in. Door deze misverstanden en het (daardoor) hebben van te lage verwachtingen van bepaalde groepen leerlingen kunnen leraren een (te) laag schooladvies geven.
De gevolgen van een te laag advies zijn groot en de risico’s van een te hoog advies zijn beperkt. Leerlingen die bij twijfel een hoger advies krijgen hebben een behoorlijke kans het geadviseerde niveau te halen. We kunnen dan ook stellen dat per saldo onderadvisering ongunstig is en overadvisering gunstig.
Er zijn dus verschillende belemmerende en bevorderende kenmerken van kinderen en ouders die bijdragen aan schoolsucces. Deze kenmerken hangen onderling samen en ze worden beïnvloed door en dragen bij aan de leerprestaties. Er is onvoldoende bewijs om dit te vertalen naar concrete handelingsadviezen in het geval van twijfel over een schooladvies.
Uitgebreide beantwoording
Opgesteld door: Sandra Beekhoven (kennismakelaar Kennisrotonde) Vraagsteller: onderzoekscoördinator academische basisschool Geraadpleegde expert(s): Puk Witte (Sardes)
Vraag
Welke kenmerken van kinderen en van hun thuissituatie - naast cognitief niveau van het kind - dragen bij aan het succesvol doorlopen van het voortgezet onderwijs en dan met name het eerste jaar?
Kort antwoord
Een derde van de leerlingen in het vo eindigt met een diploma op een ander niveau dan in zijn of haar schooladvies werd genoemd. De cognitieve capaciteiten van leerlingen voorspellen schoolsucces het beste. Daarnaast zijn er diverse kenmerken van leerlingen en zijn of haar ouders die invloed hebben op een succesvolle onderwijsloopbaan. Bij leerlingkenmerken gaat het onder meer om zaken als metacognitieve vaardigheden, ontwikkelingsfase en leeftijd.
Wat ouders hun kinderen meegeven en wat ze doen ter ondersteuning speelt ook een rol bij schoolsucces. Er is echter nog veel onbekend over de precieze invloed van elk van deze factoren. Omdat de factoren samenhangen met elkaar en met cognitie is de invloed van iedere factor op zichzelf moeilijk te bepalen. Het is daardoor niet goed aan te geven in hoeverre kenmerken – behalve cognitie – bijdragen aan het succesvol doorlopen van de eerste jaren in het vo.
Toelichting antwoord
Uit onderzoek blijkt dat 40 procent van de kinderen na drie jaar niet op het niveau zit dat de basisschool hen adviseerde (1). Opstroom en afstroom ten opzichte van het advies komen elk bij ongeveer 15% van de leerlingen voor en ongeveer 10 procent is blijven zitten (Timmermans, Kuyper en van der Werf, 2013). De onderzoekers constateren dat het grotendeels onbekend is in welke mate verschillende factoren hierbij een rol spelen. Terwel (2006) merkt op dat onderzoek naar de passendheid van het schooladvies -om begrijpelijke reden- nooit experimenteel van opzet is en het daarom onbekend blijft hoe het leerlingen zou zijn vergaan in een ander onderwijstype.
Er zijn de afgelopen jaren rond schooladvisering een aantal wijzigingen in het beleid geweest (denk aan de verschuiving van het afnamemoment van de eindtoets in 2014) en er zijn verschillen per regio, zoals de beschikbaarheid van brede brugklassen. Het schooladvies is belangrijk maar de precieze effecten en waarde ervan zijn moeilijk aan te tonen. De vragensteller bedoelt met het succesvol doorlopen van het vo dat leerlingen op het geadviseerde schoolniveau doorleren, zonder te blijven zitten of af te stromen. De inschatting van het cognitieve niveau van leerlingen is de basis voor het schooladvies. Als duidelijk is wat – behalve het cognitieve vermogen van het kind- meespeelt bij een soepele voortgang van de startjaren in het vo, zou dat mogelijk een rol kunnen krijgen bij de advisering.
In het algemeen is van alle factoren die invloed hebben op het schoolsucces, IQ een van de beste voorspellers (Kennisrotonde, 2017a). In dit antwoord verkennen we welke factoren nog meer van belang zijn. Daarbij putten we uit onderzoek naar afstroom en zittenblijven en onderzoek naar schoolloopbanen in het algemeen.
Het kunnen en willen leren
In het vo wordt van leerlingen doorgaans meer zelfstandigheid verwacht dan op de basisschool. In het verleden werd vaak de term schoolrijpheid gebruikt om aan te duiden of een leerling hier reeds aan toe is. In de literatuur worden diverse andere begrippen gebruikt die eenzelfde domein bestrijken. Er wordt gerept over leren leren, zelfsturing of meta-cognitieve vaardigheden. Boekaerts en Simons (2010) bijvoorbeeld benoemen de meta-cognitieve vaardigheden zoals oriënteren, plannen, en reguleren, en tonen aan dat het beheersen van deze vaardigheden invloed heeft op het schoolsucces. In een antwoord over zelfsturing van tieners (zie Kennisrotonde, 2017b) komt naar voren dat de mate waarin leerlingen zelfsturend kunnen zijn afhangt van kennis, ervaring en leeftijd.
Daar waar de school voor voortgezet onderwijs een (groot) beroep doet op zelfsturing, is de kans op schoolsucces dus groter voor de leerling die hier reeds mee om kan gaan.
Tempo van ontwikkeling
Hattie (2009) rapporteert dat het cognitieve ontwikkelstadium van de leerling (zoals beschreven in de ontwikkelpsychologische theorie van Piaget) een belangrijke voorspeller is van schoolprestaties. Sommige leerlingen, die zich wat trager ontwikkelen, hebben aan het begin van het vo de concreet of formeel operationele fase (in staat zijn om abstract te denken) nog niet volledig doorlopen. Verschillen in ontwikkeling van brugklasleerlingen kunnen deels verklaard worden uit leeftijdsverschillen. De leeftijd van brugklasgenoten kan behoorlijk uiteenlopen. Er zijn schoolprestatieverschillen gevonden tussen vroege leerlingen en late leerlingen (Korthals, 2015). Uit het onderzoek van Korthals bleek dat vroege leerlingen een grotere kans hebben op een lager schooladvies dan op basis van hun cognitieve potentieel terecht zou zijn.
Zelfkennis en motivatie
Leerlingen zelf blijken goed aan te kunnen geven hoe succesvol ze op school zullen zijn, er is namelijk een behoorlijk voorspellende waarde van de eigen inschatting van de eigen prestaties op die prestaties (Hattie, 2009). Deze inschatting heeft ook invloed op de motivatie van leerlingen. De zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan gaat uit van drie psychologische basisbehoeften: competentie (tonen wat je kunt), autonomie (tonen dat je dat zelf kunt) en relatie (vragen om aandacht en waardering). De vervulling van deze psychologische basisbehoeften draagt bij aan de intrinsieke motivatie. Motivatie is een complex begrip met meerdere dimensies (Kennisrotonde, 2017c).
De motivatie die intrinsiek dan wel autonoom van aard is, heeft een positieve invloed op schoolprestaties. Vansteenkiste en anderen (2005) stelden vast dat autonoom gemotiveerde leerlingen meer geconcentreerd en minder afgeleid zijn tijdens het studeren, hun studieactiviteiten beter plannen, het studiemateriaal op een meer diepgaande wijze verwerken, minder angstig zijn voor toetsen, zich beter in hun vel voelen en betere toetsresultaten behalen. Studies waarin leerlingen langere tijd worden gevolgd laten echter zien dat het verband andersom belangrijker is: eerdere schoolprestaties beïnvloeden motivatie (zie bijv.Boekaerts, Pintrich en Zeidner in Kennisrotonde, 2017a).
Problematisch bij het bepalen van de invloed van niet-cognitieve factoren is dat zij eerdere resultaten beïnvloeden en er door beïnvloed worden. Bijvoorbeeld: succesvolle prestaties beïnvloeden motivatie en zelfvertrouwen waardoor er vervolgens weer een grotere kans is op succesvolle prestaties. Dit zal in zekere mate gelden voor alle hierboven besproken factoren.
De achtergrond en de rol van ouders
Achtergrond van ouders
In talloze onderzoeken wordt een verband gevonden tussen het opleidingsniveau (en de sociaal economische positie) van ouders en de onderwijsuitkomsten van hun kinderen. Timmermans, Kuyper en van der Werf (2013) vonden de volgende patronen in hun onderzoek naar schooladviezen en onderwijsloopbanen:
- naarmate het opleidingsniveau van de ouders hoger is, hebben de leerlingen vaker het verwachte onderwijstype bereikt;
-
allochtone leerlingen met laag opgeleide ouders zijn relatief vaak blijven zitten;
o Turkse en Marokkaanse leerlingen met laag opgeleide ouders zijn relatief vaak opgestroomd;
o autochtone leerlingen met laag opgeleide ouders zijn relatief vaak afgestroomd.
Hoger opgeleide ouders beschikken over kennis over de wereld en door deze mee te geven aan hun kinderen beïnvloeden ze hun schoolsucces (Marzano, 2010).
Behalve kennis van ouders is hun betrokkenheid belangrijk voor schoolsucces. In een antwoord hierover (Kennisrotonde, 2016a) wordt onderzoek besproken dat aantoont dat actieve betrokkenheid bij school – ook en juist door ouders met een lagere sociaal economische positie- schoolsucces bevordert. Wat ouders feitelijk doen (belangstelling tonen, zorgen dat huiswerk gemaakt wordt, etcetera) doet er toe.
Problemen thuissituatie
Problemen thuis dragen vaak bij aan schooluitval ,zo blijkt uit het vele onderzoek naar het schoolverlaten zonder diploma (Holter en Bruinsma, 2010). Hoewel onderzoek naar drop outs niet gaat over schoolsucces in de zin van het vo doorlopen binnen een schooltype, lijkt het aannemelijk dat een problematische thuissituatie schoolsucces
bemoeilijkt. In een kleinschalig onderzoek (van Heist, 2011) bleek het grootste deel van de afstroom te verklaren door problematiek van de leerling (die vaak al benoemd werd door de basisschool). Het ging daarbij om een complex van motivatieproblemen, gedragsproblematiek, psychische klachten, frequent/langdurig verzuim, faalangst en gecompliceerde thuissituaties.
Het schooladvies
Leerkrachten in groep 8 blijken het doorgaans lastig te vinden om tot een goed schooladvies te komen (Rodrigues, 2018). In een CPB studie (Feron, Schils en ter Weel, 2015) bleek de voorspellende waarde van het schooladvies (voorspellend voor de positie na 3 jaar vo) groter dan die van alleen de CITO-eindscore. De aangevoerde verklaring was dat de leerkracht meer weet over het cognitieve niveau van de leerling dan alleen een eindtoets en biedt derhalve geen houvast bij de hier te beantwoorden vraag.
Het is bekend dat het oordeel van de leerkracht bij het schooladvies niet losstaat van vooroordelen of (onbewuste) aannames (Boone en Van Houtte, 2013). Dat oordeel valt vaker negatief uit voor leerlingen uit lagere sociaal economische milieus. Bakker en anderen (2007) toonden aan dat leerkrachten de competenties om ouderbetrokkenheid te tonen van ouders uit de lagere sociaal economische klassen en allochtone ouders te laag inschatten. Deze misverstanden en het (daardoor) hebben van te lage verwachtingen van bepaalde groepen leerlingen kunnen resulteren in het geven van een (te) laag schooladvies.
In het geval van twijfel bij een schooladvies (lees: de cognitieve capaciteiten van de leerling leiden niet tot een eenduidig advies) biedt het in dit antwoord besproken onderzoek weinig houvast. Er zijn belemmerende en bevorderende kenmerken van kinderen en ouders, die bijdragen aan schoolsucces. Deze kenmerken hangen onderling samen en worden beïnvloed door/ dragen bij aan de leerprestaties.
Er is onvoldoende stevig bewijs om dit te vertalen naar concrete handelingsadviezen. De gevolgen van een te ‘laag’ advies zijn groot en de risico’s van een ‘te hoog’ advies zijn beperkt (Timmermans, Kuyper en van der Werf, 2013). Leerlingen die bij twijfel een hoger advies krijgen hebben een behoorlijke kans het geadviseerde niveau te halen. We kunnen dan ook stellen dat per saldo onderadvisering ongunstig is en overadvisering gunstig is.
Geraadpleegde bronnen
- Bakker, J., Denessen, E. en Brus-Laeven, M. (2007). Socio-economic background, parental involvement and teacher perceptions of these in relation to pupil achievement. Educational Studies 33(2). https://www.researchgate.net/profile
- Boekaerts, M. & Simons, P.R. (2010). Leren in instructie. Psychologie van de leerling en het leerproces. Assen: Van Gorcum.
- Boone, S. & Houtte, M. van (2013). Why are teacher recommendations at the transition from primary to secondary education socially biased? A mixed-methods research. British Journal of Sociology of Education, 34 (1), 20-38.
- Feron, E., Schils, T. en ter Weel, B. (2015). Does the teacher beat the test? The additional value of teacher assessment in predicting student ability.CPB discussion paper. Den Haag: Centraal Planbureau. https://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/download/cpb-discussion-paper-300- does-teacher-beat-test.pdf
- Hattie, J.A.C. (2009). Visible Learning. A synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement.
- Heist, M. van (2011). Onder de norm… en geslaagd! Masterscriptie Fontys. https://hbo- kennisbank.nl/details/sharekit_fontys:oai:surfsharekit.nl:dad3aea1-6101- 4755-ace7- e8d5157e4b12#?
- Holter, N., Bruinsma, W. (2010). Wat werkt bij het voorkomen van voortijdig schoolverlaten? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. https://www.nji.nl/nl/Download- NJi/Wat-werkt-publicatie/WatWerkt_VoortijdigSchoolverlaten.pdf
- Korthals, R. (2015). Tracking Students in Secondary Education: Consequences for Student Performance and Inequality. https://onderwijsdatabank.s3.amazonaws.com/downloads/proefschrift_korthals.pdf
- Marzano, R.J. (2010). Wat werkt op school. Research in Actie. Middelburg: Bazalt.
- Rodriques, R. (2018). Onderzoek naar leerkrachtervaringen. Opstellen van een Schooladvies. In: Jeugd in School en Wereld, 7, p. 32 – 35. https://www.hogeschoolrotterdam.nl/
- Terwel, J. (2006). Is de school een sorteermachine? Schoolkeuze en schoolloopbaan van leerlingen van 10-16 jaar. http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/handle/1871/10775/REDEJTDRUKKER230106.pdf?sequ ence=1&isAllowed=y
- Timmermans, A., Kuyper, H., Werf, G. van der (2013). Schooladviezen en onderwijsloopbanen. Voorkomen, risicofactoren en gevolgen van onder- en overadvisering. Groningen: GION/RUG Onderwijskunde. https://www.rug.nl/research/portal/files/2348582/Schooladviezenonderwijsloopbanen.pdf
- Vansteenkiste, M., Soenens, B., Sierens, E., & Lens, W. (2005). Hoe kunnen we leren en presteren bevorderen? Een autonomie-ondersteunend versus controlerend schoolklimaat. Caleidoscoop, 17, 18-25. http://www.vfo.be/docs/vfostudiedag2007_vansteenkiste_Caleidoscoop2005.pd
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

Voedingscentrum


Augeo


Medilex Onderwijs


ANWB


oo.nl


Wij-leren.nl Academie










































