Preventie van gedragsproblemen: daar moet je wat mee?!
Kees van Overveld
Gedragsdeskundige; eigenaar bij Trainingsbureau voor het onderwijs
Gedragsproblemen zorgen voor onrust en leed. Scholen proberen om gedragsproblemen te doen verdwijnen, te verminderen of te controleren. Zij kunnen dat op vele manieren doen. In dit artikel pleit ik ervoor om meer in te zetten op preventie van gedragsproblemen zodat je minder hoeft in te zetten op zorg. Binnen de preventieve aanpak kan de school kiezen om systematischer aandacht te geven aan het creëren van een sociaal veilig klimaat. Dat kan door het aanleren van sociaal-emotioneel leren (SEL-)vaardigheden.
We maken een onderscheid tussen drie groepen sociaal-emotionele competenties van leerlingen:
- ik-competenties (hoe ga ik om met mijzelf?);
- jij-competenties (hoe ga ik om met de ander?) en
- wij-competenties (waarom doe ik wat ik doe?).
Deze competenties kunnen we bijvoorbeeld ook inzetten om pesten te voorkomen dan wel aan te pakken.
Leerkrachten vinden dwars, druk en agressief gedrag in de klas het meest storend
Leerkrachten hebben een mooi beroep. Je kunt een schooljaar lang intensief met kinderen werken aan hun ontwikkeling tot een mooi en interessant mens. Als kinderen na een jaar doorstromen naar een nieuwe klas, dan weet de leraar dat zijn taak erop zit. Hij kan zich met een tevreden gevoel klaarmaken voor het nieuwe schooljaar.
Helaas verloopt niet ieder schooljaar altijd even prettig. Soms zitten er kinderen in de klas die het uiterste vergen van de pedagogische kwaliteiten van de leraar. Ik zie tijdens mijn observaties in klassen leerlingen die openlijk de aanval inzetten op het gezag van de leraar, leerlingen die andere leerlingen slaan of schoppen, leerlingen die bijdragen aan een sociaal onveilig klimaat. Soms heeft de leerkracht een effectief antwoord, soms ook niet en dan loopt het behoorlijk uit de hand.
Cijfers over de prevalentie van gedragsproblemen in de basisschool zijn meestal niet erg bruikbaar of vergelijkbaar. De cijfers lopen uiteen van 2 tot 35 procent. Deze verschillen zijn onder meer te wijten aan de uiteenlopende definities van gedragsproblemen die men in wetenschappelijk onderzoek gebruikt. Het is dan ook interessanter om te zien welk gedrag leraren het meest storend vinden. Volgens Van der Wolf en Van Beukering vormen dwars, druk en agressief gedrag samen meer dan 60% van de storende problemen die leerkrachten benoemen.1
Steek tijd en energie in de hele klas
In de praktijk zie ik dat leraren moeite hebben met deze (drie) meest storende gedragsproblemen. In veel gevallen doen leraren hun uiterste best om dit probleemgedrag te bestrijden. Dat kost niet alleen veel energie en tijd, het zorgt ook voor veel frustratie omdat het gedrag meestal gewoon aanhoudt of zelfs verergert. Ik zie dat ernstig en complex probleemgedrag zich nauwelijks laat controleren. Het zou beter zijn om de tijd en energie aan te wenden voor een doelgroep waar met minder inspanning en frustratie wel de nodige winst valt te halen: de klas als geheel, inclusief de leerlingen met complex gedrag.
Gedragsproblemen, waaronder pesten, kunnen het beste vermeden worden door te denken en te handelen vanuit een model voor preventie. Het is een model waarmee leraren tijd en ruimte creëren voor positieve, effectieve interacties met de klas als geheel en individuele leerlingen in het bijzonder. Hierdoor kunnen leraren in Vlaanderen en Nederland een antwoord vinden op de uitdagingen, mede als gevolg van nieuwe wetgeving2, die het pedagogisch klimaat in de school behoorlijk kunnen verstoren.
Ik pleit ervoor om meer in te zetten op preventie van gedragsproblemen zodat je minder hoeft in te zetten op zorg.
Preventie: hoe voorkom je gedragsproblemen in plaats van ze te bestrijden?
Gedragsproblemen kun je op verschillende manieren aanpakken. In de boeken over Groepsplan Gedrag beschrijven we de preventieaanpak. De preventieaanpak heeft als doel gedragsproblemen te voorkomen in plaats van ze te bestrijden.
De aanpak kent drie niveaus:
- primaire preventie: de aanpak die zich richt op de gehele klas, problemen aanpakken voor ze er komen3;
- secundaire preventie: de hulp die wordt geboden aan groepjes leerlingen met eenzelfde onderwijsbehoefte op het gebied van gedrag. Bijvoorbeeld het gebruik van een emotieschaal bij leerlingen met verdrietig, angstig en agressief gedrag. Dit is wat we binnen HGW het clusteren van leerlingen met gelijkwaardige onderwijsbehoeften noemen;
- tertiaire preventie: de maatregelen die gericht zijn op het verminderen dan wel controleren van complexe gedragsproblemen. De maatregelen zijn gericht op het gedrag van individuele leerlingen.
Primaire preventie: creëer een sociaal veilig schoolklimaat
Primaire preventie bestaat uit een algemene, universele aanpak die bestemd is voor alle leerlingen uit een klas, dus ook voor de leerlingen die gedragsproblemen vertonen én voor de leerlingen met een gedragsstoornis. De maatregelen op dit eerste niveau zijn gericht op het creëren van een sociaal veilige school waarin iedereen kan leren en leven.
Concreet omvat dit niveau kwalitatief goed onderwijs, effectief klassenmanagement, duidelijke leefregels, positieve communicatie tussen alle betrokkenen in en rond de school, een planmatige aanpak van groepsvorming, systematische aandacht voor sociaal-emotioneel leren en een preventieve groepsaanpak van pesten. Deze aanpak is over het algemeen voor 85-90% van de leerlingen meer dan voldoende.
Mocht deze aanpak niet voldoende zijn, dan is een aanpak op niveau 2 (secundaire preventie) of 3 (tertiaire preventie) wenselijk. Het is de leraar die samen met de zorgcoördinator bepaalt (op grond van een degelijke analyse) welk niveau het meest geschikt is.
Secundaire preventie: neutraliseer de situatie
Voor 7-10% van de leerlingen is een aanpak op schoolniveau alléén onvoldoende. Het gaat hier over leerlingen die meer dan anderen het risico lopen zich problematisch te ontwikkelen. In de praktijk zien we korte momenten van probleemgedrag zoals het maken van geluiden, kletsen, clownesk gedrag, hardop boeren of het gooien van propjes door de klas. Omdat deze gedragingen een herhalend karakter hebben, is het voor een leraar vaak mentaal erg uitputtend.
De interventies en strategieën op niveau 2 richten zich op het neutraliseren van de situatie. Het is noodzakelijk om via een kortdurende, intensieve aanpak de leerling weer op het goede spoor te krijgen zodat een ‘doorstroming’ naar het derde niveau wordt voorkomen. Dit lukt over het algemeen vrij aardig omdat de problemen relatief licht van aard zijn.
Tertiaire preventie: gedragsfunctieanalyse en extra ondersteuning
Zo’n 3-5% van de leerlingen profiteert in onvoldoende mate van de preventiemaatregelen op primair en secundair niveau. Het kan gaan om leerlingen met ernstig ordeverstorend en regelovertredend gedrag, vaak ten gevolge van een gedragsstoornis. Zij zijn ten eerste gebaat bij een gedragsfunctieanalyse (‘Waarom doen ze wat ze doen?’) en daarnaast extra ondersteuning die zeer nauw aansluit bij de ontwikkelingsbehoeften.
Bij de uiteindelijke gedragsaanpak kunnen meerdere partijen betrokken zijn, zoals leerkrachten, ouders, klasgenoten, CLB, professionals uit de gezondheidszorg, voor de leerling belangrijke familieleden en externe hulpverlening. De verwachting is dat met een goed uitgewerkt programma op het eerste niveau, er minder specifieke maatregelen en interventies nodig zijn op het tweede en derde niveau.
Hoe reageer je op leerlingen? 5 tips
- Niet doen: de les stil leggen en met harde stem zeggen: ‘Ga toch eens een keertje rechtop zitten!’ Wel doen: door de klas lopen, even de hand op de tafel van de leerling leggen, de leerling aankijken en ondertussen gewoon doorpraten over het onderwerp van de les. Daarna oogcontact verbreken en weglopen. (‘Corrigeren zonder corrigeren’).
- Een leerling betrappen op goed gedrag: ‘Zo Jeff, jij zit mooi recht op je stoel.’ Reageer bewust even niet op het ongewenste gedrag.
- Haal de leerling uit de negatieve gedachtegang door een rare, onverwachte vraag te stellen: ‘Heb je vandaag nog een roze olifant gezien?’
- Gebruik de voornaam van de leerling vooral bij positieve interacties. ‘Dank je wel, Carlijn. Dat heb je goed gedaan.’
- Een leerling kun je niet controleren. Je hebt alleen controle over je eigen wijze van reageren. Blijf te allen tijde kalm en laat je niet meesleuren door negatieve emoties.
Wat is sociaal-emotioneel leren?
Sociaal-emotioneel leren (SEL) is het ontwikkelingsproces waarmee leerlingen fundamentele levensvaardigheden verwerven. Het gaat om vaardigheden waarmee we onszelf, onze vriendschappen en ons leven effectief en moreel verantwoord kunnen vormgeven. Concreet gaat het om levensvaardigheden als het herkennen van emoties bij jezelf en de ander, het managen van heftige emoties, voor anderen zorgen, verstandige beslissingen nemen, gezonde relaties aangaan met anderen en uitdagende situaties effectief oplossen.
Het aanleren van SEL-vaardigheden, en daardoor de aanpassing van het gedrag van leerlingen, kan bijdragen aan het bereiken van een veilige leer- en leefomgeving binnen het onderwijs. De levensvaardigheden waar het om gaat zijn uitgewerkt in drie groepen competenties: de ik-competenties, de jij-competenties en de wij-competenties.
Primaire preventie: aandacht voor sociaal-emotioneel leren
Primaire preventie zorgt voor het pedagogisch fundament in de klas. Een school kan uit veel maatregelen kiezen om deze preventielaag gestalte te geven. Een van die maatregelen is aandacht voor sociaal-emotioneel leren.
Veel gedragsproblemen ontstaan omdat leerlingen de taal van hun eigen lichaam niet herkennen of begrijpen.
Ik-competenties
De ik-competenties gaan over besef van zichzelf en zelfmanagement. Het zijn de competenties die horen bij het onderdeel ‘emotioneel’ in de term sociaal-emotioneel leren.
Veel gedragsproblemen ontstaan omdat leerlingen de taal van hun eigen lichaam niet herkennen en/of begrijpen. De hoofdpijn of het kippenvel dat ontstaat als de leerling door anderen wordt uitgedaagd, neemt hij niet bewust waar of benoemt hij niet als boosheid, frustratie, verdriet of angst. Veel leerlingen voelen zich in (potentieel) bedreigende situaties ongemakkelijk, maar ze hebben er letterlijk geen woorden voor. Het vervelende gevoel dat ze wel ervaren, uit zich vaak in het vloeien van tranen of het laten spreken van de vuisten.
Scholen die probleemgedrag willen voorkomen, kunnen in hun lessen aandacht besteden aan de ik-competenties. De lessen richten zich dan op:
- de signalen van ons lichaam: wat zeggen ze ons?;
- emotietaal: woordenschat om de eigen emoties te benoemen;
- strategieën om beter om te gaan met heftige emoties.
Jij-competenties
‘Besef hebben van de ander’ en ‘relaties kunnen hanteren’ maken deel uit van de jij-competenties. Het zijn de competenties die horen bij het onderdeel ‘sociaal’ in de term sociaal-emotioneel leren.
Als je snapt hoe je zelf functioneert, kan je ook oog krijgen voor de ander. Veel probleemgedrag ontstaat omdat leerlingen zich niet (kunnen) verplaatsen in de gevoelens en gedachten van de ander.
- Als leerlingen echt voelen hoe het is om dag-in-dag-uit te worden beschimpt, geslagen, geschopt, gekleineerd, bespot …
- Als leerlingen echt voelen hoe het is als je tas boven een plas wordt omgedraaid, als je foto op internet wordt bewerkt en geplakt in een pornografisch tafereel …
Als leerlingen ECHT voelen hoe dát is, dan laten ze het wel uit hun hoofd om anderen zo’n fysieke of psychische pijn te bezorgen. Ze laten dan een competentie zien die van grote waarde is in medemenselijk contact: empathie.
Besef hebben van de ander verwijst vooral naar het denken over de ander, terwijl relaties kunnen hanteren veel meer gaat over het handelen, het doen. Hoe maak je bijvoorbeeld kennis met een jongen of meisje dat je voor het eerst ontmoet? Hoe reageer je op een afwijzing? Hoe ga je om met kritiek van anderen? Het gaat hier om vaardigheden die het contact met anderen moeten versoepelen.
Scholen die preventief willen werken aan gedragsproblemen, zullen in hun lessen ook aandacht besteden aan de jij-competenties. De lessen richten zich op:
- empathie (wat denkt of voelt de ander?);
- lichaamstaal;
- sociale vaardigheden.
Wij-competenties
In de wij-competenties komen de ik- en jij-competenties samen. De grote vraag is hoe je iedere dag, in iedere situatie opnieuw een keuze maakt die goed is voor jou en goed is voor de ander. De wij-competenties zijn eigenlijk morele competenties: ze verwijzen naar waarden, normen, opvattingen en overtuigingen.
Scholen die sociaal-emotioneel leren willen inzetten als preventieve methodiek kunnen niet om deze laatste serie competenties heen. Leerlingen kunnen niet altijd hun zin doordrijven of juist maar toegeven aan de eisen van de ander. Preventie van gedragsproblemen vraagt om leraren die allerhande situaties met hun leerlingen bespreken. In die gesprekken gaat het om die ene belangrijke vraag: ‘Waarom doe je wat je doet?’
Scholen die met hun leerlingen willen werken aan morele competenties, kunnen in hun lessen aandacht besteden aan:
- normen en waarden;
- morele vraagstukken;
- probleemoplosssende vaardigheden
Preventie van gedragsproblemen op school. Zet in op ik-, jij-, wij-competenties
- Ik-competentie Besef hebben van jezelf
De leerling:
- vertelt dat hij zich lichamelijk (niet) prettig voelt;
- gebruikt een gevoelswoord om aan te duiden hoe hij zich voelt;
- kan binnen een basisemotie nuances aanbrengen door het gebruik van verschillende emotiewoorden (bv. angstig, bang, doodsbang);
- durft in het bijzijn van anderen te vertellen hoe hij zich voelt;
- kan vertellen waar hij al dan niet goed in is;
- kan succes en falen in schoolwerk verklaren;
- vertelt met trots en zelfvertrouwen over zijn successen.
- Ik-competentie Zelfmanagement
De leerling:
- herkent en benoemt emoties (bv. boos, verdrietig, gefrustreerd, opgewonden, kalm, prettig);
- legt uit hoe emoties, gedachten en gedrag samenhangen;
- herkent gedragsketens (oorzaak-gevolg);
- gebruikt technieken om impulsief gedrag te voorkomen (bv. tot 10 tellen, rustig ademen vanuit de buik);
- gebruikt technieken om zichzelf te kalmeren als situaties escaleren (bv. weggaan van de situatie/ de trigger, zichzelf zachtjes toespreken);
- weet wat zijn gedrag bij de ander teweegbrengt;
- kan zijn aandeel in een uit de hand gelopen situatie benoemen.
- Jij-competentie Besef hebben van de ander
De leerling:
- kan verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en andere leerlingen benoemen;
- vraagt aan de ander hoe deze zich voelt;
- vraagt aan de ander wat deze denkt;
- is geïnteresseerd in wat een ander kind bezighoudt;
- herkent de emotie van de ander;
- herkent de emotie van de ander;
- benoemt de emotie van de ander;
- kiest ervoor zijn gedrag aan de ander aan te passen;
- snapt de non-verbale uitingen van de ander;
- kan redeneren vanuit het perspectief van een andere leerling;
- staat op tegen pesten en sociale uitsluiting (bv. neemt het openlijk op voor het gepeste kind, zegt tegen de pester dat hij moet stoppen met het pesten).
- Jij-competentie Relaties kunnen hanteren
De leerling:
- laat een variëteit aan sociale vaardigheden zien (bv. vragen of je mee mag doen met spelletje, reageren op een afwijzing, kennismaken met nieuwe kinderen);
- is vaardig in het leggen van contacten;
- heeft een of meerdere vrienden/vriendinnen;
- voegt zich naar de normen van de klas maar kan voor zichzelf en voor anderen opkomen;
- kan problemen op een sociaal aanvaarde manier oplossen (bv. vraagt aan de ander te stoppen met het vervelende gedrag, op zelfverzekerde wijze weggaan van een situatie, hulp inroepen van een volwassene).
- Wij-competenties of morele competentie Keuzen kunnen maken
De leerling:
- weet welke normen en waarden er gelden in een specifieke schoolsituatie (bv. als twee kinderen samen aan het spelen zijn met Lego pak je niet zomaar wat steentjes weg. Je vraagt of je het mag lenen. Als het antwoord negatief is, neem je daar genoegen mee);
- handelt op een sociaal aanvaardbare wijze naar de geldende normen en waarden;
- gebruikt morele emoties op een juiste wijze;
- kan een kwestie vanuit een moreel standpunt bekijken (bv. de leerling van 10 snapt dat je je ouders niet moet uitschelden als zij je een koekje weigeren);
- neemt moreel aanvaardbare beslissingen;
- lost op constructieve wijze problemen op.
Sociaal-emotioneel leren: preventie tegen pesten
Pestgedrag kunnen we beschouwen als een van de ergste uitwassen van gedragsproblemen. Op veel scholen bestaat de neiging om pesten dan ook keihard te bestrijden. Men kiest vaak voor een meer curatieve of repressieve aanpak die gericht is op enkele individuen, in plaats van een positieve aanpak die op de gehele klas is gericht.
Een systematisch aanbod van SEL-competenties op school is volgens mij een beter alternatief voor de vaak stigmatiserende trainingen voor slachtoffers en pesters.
- Waarom zou je een slachtoffer van pestgedrag uit de eigen klas halen, naar een sociale vaardigheidstraining of weerbaarheidstraining sturen, terwijl je de te leren competenties ook kunt verwerven via een SEL-programma dat de school gebruikt? Is de laatste optie niet veel meer een inclusieve oplossing?
- Waarom zou je een anti-pestprogramma aanschaffen dat pesters publiekelijk straft, terwijl je ook kinderen van jongs af aan strategieën kunt aanleren om om te gaan met heftige emoties?
- Waarom zou je een anti-pestprogramma aanschaffen vanwege bange of ongeïnteresseerde klasgenootjes die wegkijken bij pestgedrag terwijl je via een SEL-programma planmatig kunt werken aan verantwoordelijkheid, empathie, diversiteit en sociale druk?
Ben ik een tegenstander van anti-pestinterventies? Neen, maar als er ook een preventieve manier is om problemen te voorkomen, dan heeft die manier mijn voorkeur.
Argumenten vóór preventie zijn:
- Preventie is gericht op alle personen in de klas. Iedereen is verantwoordelijk om het pesten te laten stoppen.
- Preventie is gericht op inclusie. Alle leerlingen blijven deel uitmaken van de groepsstructuur, niemand hoeft de klas uit om een speciale training te volgen.
- Voorkomen is beter dan achteraf de problemen oplossen.
Als preventie niet tot het gewenste resultaat leidt en de pestproblematiek houdt aan, dan moet er zeker naar een andere, effectievere interventie worden gezocht.
Pesten: wat hebben kinderen nodig en hoe speelt sociaal-emotioneel leren (SEL) daarop in? | ||
Kenmerken bij pesten | Veel gekozen trainingen en programma’s (aanbod vaak buiten de klas) | SEL-competenties (preventief, systematisch aanbod in de klas) |
Kinderen die psychisch lijden, veel verdriet hebben en dit uiten via emotionele uitbarstingen hebben een grote kans op slachtofferschap. | Socialevaardigheidstraining | Besef hebben van jezelf
|
Pesters hebben moeite om boosheid te reguleren. Ze zien pesten als middel om hun stressniveau te verlagen. | Anti-pestprogramma met straffende insteek Training om boosheid onder controle te krijgen (agressie regulatie training) | Zelfmanagement
|
Sommige slachtoffers overreageren als ze gepest worden (gillen, krijsen). De pester ziet dit als beloning en aanmoediging. | Weerbaarheidstraining | |
Omstanders voelen zich niet geroepen om iets aan het pesten te doen omdat ze vaak geen empathie hebben voor het slachtoffer. | Anti-pestprogramma in de klas | Besef hebben van de ander
|
Slachtoffers hebben vaak weinig vrienden, veel vijanden. Gaat gepaard met gebrek aan zelfvertrouwen en tekortschietende sociale vaardigheden. | Socialevaardigheidstraining | Relaties kunnen hanteren
|
Omstanders vinden het moeilijk om met groepsdruk en pesten om te gaan: óf men doet actief mee óf men blijft passief. Zij houden daardoor het pesten in stand. | Anti-pestprogramma in de klas | |
Pesters hebben de neiging om sociale interacties snel als bedreigend of provocerend te ervaren. Ze kiezen daarom vaak een strategie die op korte termijn bevredigend is: agressie t.o.v. de ander. | Sociaal-cognitieve training | Keuzen kunnen maken
|
Preventie: moet je er wat mee? Ja!
Gedragsproblemen in de school zorgen voor onrust, ongemak en leed. Het is om die reden dat de school vanuit een gedragen visie werk maakt van een aanpak die effectief is. De titel boven dit artikel luidt: ‘Preventie – je moet er wat mee?!’ Ik hoop dat ik voldoende verduidelijkt heb dat je iets aan gedragsproblemen moet en kunt doen. Wat mij betreft kiezen scholen massaal voor de weg van preventie. Want dat we gedragsproblemen vooral moeten voorkomen, is wel duidelijk!
Samengevat
- Met een schoolklimaat dat sociaal veilig is, voorkom je gedragsproblemen in de klas.
- Hoe maak je een schoolklimaat sociaal veilig? Werk met leerlingen aan sociaalemotioneel leren (SEL).
- Sociaal-emotioneel leren (SEL) gaat over het leren van levensvaardigheden zoals het herkennen van emoties bij jezelf en de ander, voor anderen zorgen, gezonde relaties aangaan of uitdagende situaties goed oplossen.
- SEL geeft scholen die probleemgedrag willen voorkomen, een houvast om te werken aan: ik-competenties (besef hebben van jezelf, zelfmanagement), jij-competenties (besef hebben van een ander, relaties aangaan) en wij-competenties (morele competenties).
Dit artikel is eerder verschenen in Caleidoscoop.
Voetnoot
1 Internaliserend gedrag (verdriet, eenzaamheid, angsten) benoemen leerkrachten meestal niet als probleemgedrag. Men heeft er immers weinig last van. Mijns inziens verdienen juist ook kinderen met internaliserende problemen aandacht voor hun gedrag, zorgen of verdriet. De leerkracht is er immers voor het welzijn van alle leerlingen! Dat betekent dat de preventieve aanpak ook gericht zal moeten zijn op deze stillere leerlingen in de klas.
2 Nederland: Wet Passend Onderwijs; Vlaanderen: M-decreet
3 In Vlaanderen kan de definitie van primaire preventie verschillen: primaire preventie (problemen aanpakken voor ze er zijn) hoeft daar niet noodzakelijk via een universele aanpak voor iedereen.
Bronnen
- van der Ploeg, J.D. (2007). Gedragsproblemen. Ontwikkelingen en risico’s. Rotterdam: Lemniscaat.
- van der Wolf, K., & van Beukering, T. (2009). Gedragsproblemen in scholen. Leuven/Den Haag: Acco.
- van Overveld, K. (2016). Groepsplan gedrag. Planmatig werken aan passend onderwijs (9e herziene en vermeerderde druk). Huizen: Uitgeverij Pica.
- van Overveld, K. (2014). Groepsplan gedrag in het voortgezet onderwijs. Planmatig werken aan passend onderwijs. Huizen: Uitgeverij Pica.
- Pameijer, N., van Beukering, T., & De Lange, S. (2009). Handelingsgericht werken: een handreiking aan het schoolteam. Samen met collega’s, leerlingen en ouders aan de slag. Den Haag: Acco.
- Golly, A. & Sprague, J. (2013). Positive Behavior Support. Goed gedrag kun je leren! Doelmatige strategieën voor in de school. Huizen: Uitgeverij Pica.
Meer lezen?
- van Overveld, K. (2014). Groepsplan gedrag in het voortgezet onderwijs. Planmatig werken aan passend onderwijs. Huizen: Uitgeverij Pica.
- van Overveld, K. (2016). Groepsplan gedrag. Planmatig werken aan passend onderwijs (9e herziene druk). Huizen: Uitgeverij Pica.
Beide boeken zijn bedoeld voor leerkrachten, leerlingenbegeleiders en zorgcoördinatoren en richten zich op het realiseren van een veilig pedagogisch klimaat. Op de verschillende niveaus van preventie krijgt de lezer tips om gedragsproblemen in klas en school te voorkomen en aan te pakken:
Niveau 1 (de klas als groep): bv. groepsvorming, klassenmanagement, ouderbetrokkenheid, het voorkomen van pesten, sociaalemotioneel leren.
Niveau 2 (kwetsbare leerlingen): bv. risicofactoren, beschermende factoren, intensieve en kortdurende interventies, meten van vooruitgang.
Niveau 3 (leerlingen met ernstig probleemgedrag): bv. analyse van probleemgedrag, handelingsstrategieën, interventies.
- Van Overveld, K. (2017). SEL. Sociaal-emotioneel leren als basis. Huizen: Uitgeverij Pica.
Dit boek bestaat uit drie delen. Het eerste deel gaat over de geschiedenis en theoretische achtergrond van het sociaal-emotioneel leren op school. In het tweede deel komen de vijf SEL-competenties aan bod (bv. omschrijving, voorbeelden van activiteiten). In het derde deel geeft de auteur handvatten om op school een programma van sociaal-emotioneel leren te selecteren en in te voeren. Het boek bevat ook enkele uitgewerkte leerlijnen voor SEL.