Professional in de spiegel - werkwijze
Hanne Touw
Onderzoeker en docent bij Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht
Geraadpleegd op 12-12-2024,
van https://wij-leren.nl/professional-in-de-spiegel-1.php
Dit artikel is geschreven samen met Tanja van Beukering.
Samenvatting
Positieve relaties met leerlingen en helemaal met leerlingen die we als gedragsmoeilijk ervaren vinden we belangrijk. Een essentiële voorwaarde is dat we ons zelf goed kennen. Om het zelfinzicht te vergroten is ‘Professional in de spiegel’ ontwikkeld. Deze reflectieve werkwijze biedt onderwijsprofessionals een kader dat hen stimuleert na te denken over hun aandeel in relaties met leerlingen, collega’s en ouders. Hierbij is speciale aandacht voor de persoonlijke onderwijsvisie van de onderwijsprofessional ten aanzien van leerlingen met moeilijk gedrag. De werkwijze richt zich op het tastbaar maken van persoonlijke opvattingen en overtuigingen, de zogenoemde constructen. ‘Professional in de spiegel wordt in lerarenopleidingen en in diverse schooltypen toegepast. In dit artikel bespreken we de intentie van de werkwijze, de verschillende stappen en de rol van de trainer/begeleider. De theoretische achtergronden van de werkwijze zijn in het vorige artikel ‘Professional in de spiegel: achtergronden’ toegelicht.
Vooraf enkele reacties van deelnemers
‘Het was een avontuur om mijn eigen constructen en die van mijn collega te verzamelen, terwijl we aan dezelfde leerlingen dachten. Onze constructen waren duidelijk verschillend. Het heeft mij geholpen bij het leren kennen van de bril waardoor ik kijk, op z’n minst de kleur van de glazen’. ‘Deze zelfevaluatie veroorzaakte een ommezwaai in mijn denkproces. Ik weet nu veel meer over mijzelf, mijn sterke en zwakke punten’. ‘Op voorhand had ik altijd vrij duidelijke ideeën over leerlingen en hun ouders. Ik ben nog altijd wat kritisch, maar ik zal niet meer zo snel met een vinger naar iemand wijzen. Ik ben een helikopterview aan het ontwikkelen’. ‘Mijn reflectieproces heeft zich verdiept door het leren over mijn constructen. Deze werkwijze heeft bijgedragen aan een meer onderzoekende
houding van mijn eigen praktijk’.
1 Inleiding
Dat je als leraar met veel leerlingen soepel omgaat en met een paar leerlingen beduidend stroever zul je vast herkennen. Maar waar wordt dit door versterkt of bevorderd? En zijn er inzichten die je kunnen helpen bij het opbouwen van positieve relaties met alle leerlingen? In elk geval speelt daarbij het contact tussen leraar en leerling een belangrijke rol. Beiden brengen gedrag in waarbij de houding en de opvattingen van de leraar de problematiek kan intensiveren, maar deze ook kan voorkomen, beperken of verhelpen. Natuurlijk willen we allemaal graag een positieve invloed hebben op gedragsproblemen. Maar hoe doen we dat dan? We moeten ons zelf daarvoor eerst goed kennen.
Om zelfinzicht te stimuleren hebben wij voor onderwijsprofessionals de werkwijze ‘Professional in de spiegel’ ontwikkeld. Intussen wordt de werkwijze in lerarenopleidingen en in diverse schooltypen toegepast. De theoretische achtergronden die ons bij het ontwikkelen van de betekewerkwijze hebben geïnspireerd worden in het artikel: ‘Professional in de spiegel: achtergronden’ toegelicht. De intentie van de werkwijze en de twaalf stappen ervan worden in dit artikel besproken.
2 Intentie van Professional in de spiegel
‘Professional in de spiegel’ biedt onderwijsprofessionals een kader dat hen stimuleert na te denken over hun aandeel in relaties met leerlingen, collega’s en ouders. Er is speciale aandacht voor de persoonlijke onderwijsvisie van de leraar ten aanzien van leerlingen met moeilijk gedrag. De werkwijze richt zich op het tastbaar maken van deze persoonlijke opvattingen en overtuigingen, de zogenoemde constructen. De werkwijze richt zich niet enkel op leraren, maar op alle onderwijsprofessionals in het basis-, voortgezet en speciaal onderwijs.
3 Professional in de spiegel: de basisstappen
De werkwijze bestaat uit twaalf stappen. De eerste zes zijn de basisstappen. Die zijn erop gericht om de geïnventariseerde constructen te ordenen, te omschrijven en aan de ‘eigen’ leerlingen te relateren. De overige zes stappen zijn verwerkingsstappen. Na de zesde stap kan de deelnemer de informatie over zijn constructen invoeren in het computerprogramma IDA. Dit is een, bij deze werkwijze ontwikkeld, Instrument voor Data Analyse.
Stap 1: Inventariseren van persoonlijke constructen en tegenpolen
We vragen iedere deelnemer om de namen van alle leerlingen uit zijn3 groep of leerlingen met wie hij regelmatig werkt, op afzonderlijke kaartjes te schrijven. We vragen hem om uit de stapel kaartjes drie willekeurige kaartjes te trekken. Vervolgens verzoeken we hem om uit deze set de twee leerlingen te selecteren die het meest met elkaar overeenkomen. De deelnemer stelt zich de vraag: “Waarin zijn deze leerlingen het meeste gelijk?” Het antwoord op deze vraag is een construct en wordt genoteerd op het formulier. De deelnemer pakt de drie kaartjes op en voegt ze bij de stapel. Opnieuw legt hij drie willekeurige kaartjes neer en herhaalt de procedure. Op deze manier worden persoonlijke constructen over leerlingen verzameld. Gemiddeld blijken we twaalf tot zestien constructenparen te hebben, maar meer en minder komt ook geregeld voor. Zodra de deelnemer geen nieuwe constructen meer bedenkt, vragen wij hem om per construct een tegenpool te bedenken. Hierbij zijn de naamkaartjes niet meer nodig. Voor voorbeelden van constructen en tegenpolen zie Figuur 1.
Stap 2: Beleven van persoonlijke constructen
Aan de deelnemer wordt gevraagd naar de beleving van zijn constructen en tegenpolen. Welke ervaart hij zelf als positief? De andere helft van het construct wordt daarmee automatisch de tegenpool. In Figuur 2 staat als voorbeeld de ordening van deelnemer Joris.
Vergelijken we dit met Figuur 1. dan zien we dat Joris enkele constructen van positie verwisselt binnen het constructenpaar. De keuze voor het indelen in construct of tegenpool hangt af van de onderwijsvisie van de deelnemer, diens eerdere ervaringen en datgene wat hij met zijn construct of tegenpool precies bedoelt. Daarover gaat stap 3.
Stap 3: Geven van een persoonlijke definitie aan het construct en de tegenpool
Aan ieder construct en tegenpool wordt door de deelnemer een persoonlijke definitie gegeven. Daarmee wordt de betekenis van een gekozen construct en tegenpool verduidelijkt. Een construct blijkt door deelnemers verschillend omschreven te worden. Ontdekt wordt hoe vanzelfsprekend we in het onderwijs aannemen dat we elkaar begrijpen zodra we constructen als ‘druk’, ‘rustig’ of ‘faalangstig’ gebruiken. Vaak bedoelen we er verschillende dingen mee. Daarom is een omschrijving van een construct in eigen woorden van cruciaal belang. Dan pas kan er wederzijds begrip ontstaan.
Stap 4: Scoren van leerlingen op de positieve constructen van de deelnemer
De positief ervaren constructen neemt de deelnemer over op een formulier. Daarna scoort hij zijn leerlingen op de eigen constructen. Dit doet hij met behulp van een vijfpuntsschaal (zie Figuur 3). De scores variëren van 0 tot 4. Een lage score op het positieve construct (score 0 of 1) geeft aan dat het construct volgens de deelnemer bij deze leerling niet of in geringe mate van toepassing is. De deelnemer geeft daarmee aan bij deze leerling meer aspecten van de tegenpool te ervaren. Bij de keuze voor score 2 is het positieve construct even vaak wel als niet van toepassing. Krijgt een leerling score 3 of 4 dan is het construct (helemaal) van toepassing, de tegenpool is in dit geval zelden of nooit van toepassing. De ingevulde lijsten bieden goede mogelijkheden voor begeleidingsgesprekken in leerteams. Deze teams bestaan uit studenten of collega’s die tegelijkertijd de werkwijze doorlopen.
Naam deelnemer: Joris ten Cate | Groep: 7, Baisisschool De Kameleon |
Persoonlijk construct (stap 1A) | Persoonlijke tegenpool (stap 1B) |
1. Snel van begrip | Langzame denker |
2. Pratend oplossen | Vechtend oplossen |
3. Onvoorspelbaar | Gelijkmatig |
4. Traag tempo | Harde werker |
5. etc. |
Stap 5: Ordenen van persoonlijke constructen in zeven aandachtsgebieden
Voor een analyse van de constructen wordt de deelnemer een model aangeboden, waarin hij zijn positief ervaren persoonlijke constructen kan ordenen (vergelijk Pameijer en Van Beukering, 2009). Dit model beschouwen wij als een kader voor het denken (en uiteindelijk het handelen) over het functioneren van leerlingen in de school- en thuissituatie. In het model worden zeven gebieden onderscheiden. De indeling vindt als volgt plaats. Elk construct wordt door de deelnemer bij één van de gebieden ondergebracht. Er kunnen meer constructen bij één aandachtsgebied worden ingedeeld. In Figuur 4 wordt dit ordeningsmodel geïllustreerd aan de hand van de constructen uit Figuur 2. Joris heeft zijn constructen in drie verschillende aandachtsgebieden ingedeeld. Tijdens het bespreken van deze ordening wordt door Joris, samen met de trainer/begeleider, nagegaan of deze drie aandachtsgebieden zijn belangrijkste invalshoeken vormen. Als dat zo is, welke implicaties heeft dit dan mogelijk voor hem en de leerlingen? Als het niet
het geval is, welk aandachtsgebied is er dan wellicht onderbelicht?
Stap 6: Psychologische nabijheid tussen de leraar en zijn leerlingen
In deze stap kan de deelnemer aangeven hoe hij de op zichzelf en zijn leerlingen ervaart. In Figuur 5 wordt dit geïllustreerd. 4 Professional in de spiegel: verwerkingsstappen Na zes basisstappen zetten de deelnemers vervolgens zes verwerkingsstappen. De
verwerkingsstappen combineren twee of meer basisstappen of verbinden de constructen met een nieuw aspect. Hierdoor kan een construct op een andere manier worden bekeken.
Positief ervaren persoonlijke constructen | Persoonlijke tegenpolen |
1. Snel van begrip | Langzame denker |
2. Pratend oplossen | Vechtend oplossen |
3. Gelijkmatig | Onvoorspelbaar |
4. Harde werker | Traag tempo |
5. etc. |
Stap 7: Betrekken van de constructdefinities op de scores van twee leerlingen.
Deze verwerkingsstap combineert informatie uit stap 3 en stap 4. De deelnemer schrijft een portret over twee leerlingen op basis van de scores op zijn constructen. Hierbij worden de eigen definities (stap 3) en de scores van deze twee leerlingen (stap 4) met elkaar in verband gebracht. Doel hiervan is om te ontdekken of de definities de lading dekken, zodra zij worden toegepast op de leerlingen. Ter illustratie geven we de eerste twee zinnen van Joris over leerling Josien. Het eerste positieve construct van Joris is ‘snel van begrip’. De definitie die Joris formuleerde in stap 3 is: ‘heeft snel door waar het om gaat bij uitleg’. Joris heeft zijn leerling Josien op het construct ‘snel van begrip’ een score 4 gegeven (zie Figuur 3). Het positieve construct is dus geheel op Josien van toepassing.
De eerste zin in het portret over Josien luidt daarmee: Josien is snel van begrip, zij heeft snel door waar het om gaat bij uitleg. Op het tweede construct geeft Joris Josien de score 0. Die score gaat uit van de tegenpool van het construct, immers zij heeft op het positieve construct ‘pratend oplossen’ de score 0 gekregen (zie Figuur 3). De definitie die Joris voor deze tegenpool koos is: ‘wordt lichamelijk bij conflicten’. De score 0 geeft aan dat de tegenpool helemaal op Josien van toepassing is. De tweede zin in het portret over Josien luidt daarmee: Josien is een vechtende oplosser, zij wordt altijd lichamelijk bij conflicten. Voor elke score op een construct wordt bovenstaande procedure herhaald tot alle positieve constructen of tegenpolen aan bod zijn gekomen. Het portret van
een leerling, dat zo is ontstaan, vormt een goed uitgangspunt voor een gesprek over het denken en oordelen over leerlingen. Hoe werkt dit door in de aanpak van de leerling, het handelen van de onderwijsprofessional?
Stap 8: Combineren van tegenpolen met typen gedragsproblemen
Doel van deze verwerkingsopdracht is dat de deelnemer ontdekt bij welk type gedragsproblemen hij al dan niet constructen formuleert. Er worden in deze stap acht ‘typen’ gedragsproblemen aangereikt (zie Van der Wolf & Van Beukering, 2009).
Stap 9: Combineren van positieve constructen met sterke karaktereigenschappen
In deze verwerkingsstap gaat de deelnemer zijn positieve constructen combineren met 22 sterke karaktereigenschappen. Deze zijn onderverdeeld in vijf categorieën. Doel is om inzicht te krijgen in de sterke karaktereigenschappen waarnaar de constructen van de deelnemer verwijzen. Deze eigenschappen ontlenen wij aan de ‘Classification of Character Strengths’4 (Seligman & Peterson, 2005). Deze is ontwikkeld als tegenhanger van de classificatie van psychische stoornissen, de DSM IV.
Naam deelnemer: Joris ten Cate | |||||
Naam leerling: Josien | |||||
Positief ervaren construct | Helemaal niet van | Geheel van | |||
1. Snel van begrip | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 |
2. Pratend oplossen | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 |
3. Gelijkmatig | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 |
4. Harde werker | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 |
5. etc. | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 |
Stap 10: Maken van een mindmap
Als opmaat voor een persoonlijk professioneel portret (stap 11) maakt de deelnemer een mindmap. Hierin visualiseert hij de samenhang van zijn constructen onderwijsen de mate waarin de constructen belangrijk voor hem zijn.
Aandachtsgebieden | Persoonlijke constructen (meer constructen per gebied is mogelijk) |
1. Leervorderingen / leerontwikkeling leerling | |
2. Werkhouding en taakgericht gedrag leerling | Harde werker |
3. Cognitief functioneren leerling | Snel van begrip |
4. Sociaal-emotioneel functioneren leerling | Pratend oplossen |
5. Artistiek of expressief vermogen leerling | |
6. Lichamelijk functioneren leerling | |
7. Opvoedingssituatie respectievelijk thuissituatie |
Stap 11: Schrijven van een persoonlijk professioneel portret
De werkwijze biedt de deelnemer ingrediënten voor het schrijven van een persoonlijk professioneel portret, het formuleren van leervragen en de wijze waarop hij wil werken aan de beantwoording ervan.
Bij het ontwerpen van het persoonlijk professioneel portret betrekt de deelnemer alle gegevens die hij bij het doorlopen van de stappen heeft verzameld. Hierbij worden ook de eigen reflecties benut die bij het doorlopen van de verschillende stappen zijn geformuleerd. Door tijdens het zetten van de stappen ‘in de eigen (achteruitkijk)spiegel te kijken’ kan een deelnemer ontdekken welk type gedrag van leerlingen hem meer of minder aanspreekt en mogelijk ook waarom dat zo is.
Stap 12: Bespreken van het persoonlijk professioneel portret (PPP) en de leervragen
Het is aan de deelnemer hoe hij zijn PPP in zijn leerteam wil presenteren. Hij kan dit doen door te vertellen over de constructen aan de hand van een voorwerp. Hij kan er ook voor kiezen om het PPP voor te lezen. In dit tijdschrift wordt een voorbeeld van een PPP in de vorm van een sprookje opgenomen. Een leraar zei over deze stap: ‘Je leert je collega’s op een heel andere manier kennen. De portretten leveren nieuwe beelden op van elkaar. Zo ontstaat een beter zicht op elkaars sterke en minder sterke kanten. Daar kunnen we in onze school en in ons onderwijs van profiteren’.
5 Rol van de trainer
Trainers/begeleiders van ‘Professional in de spiegel’ zijn ervaren coaches. Belangrijk is dat ze zelf ook de werkwijze hebben ‘ondergaan’. In de werkwijze staat de gerichtheid op de beroepsuitoefening centraal. Natuurlijk kunnen verschillende aspecten of ‘lagen’ van de deelnemer aan de orde komen, zoals meningen, drijfveren, innerlijke conflicten. Dat is bijna onvermijdelijk als sterke en kwetsbare kanten van een persoon in beeld komen. De begeleider heeft echter de verantwoordelijkheid om professionele grenzen te
bewaken. Als er sprake is van ernstige persoonlijke problematiek, die bijvoorbeeld doorwerkt in relaties met leerlingen, dan zal de trainer/begeleider de onderwijsprofessional adviseren om een andere weg in te slaan, bijvoorbeeld supervisie of gesprekken met een psycholoog. Maar in de meeste gevallen zal dat niet nodig zijn.
6 Conclusie
De reflectieve werkwijze ‘Professional in de spiegel’ biedt onderwijsprofessionals een kader dat hen stimuleert na te denken over hun aandeel in relaties met leerlingen, collega’s en ouders. Hierbij is speciale aandacht voor de persoonlijke onderwijs visie van de onderwijsprofessional ten aanzien van leerlingen met moeilijk gedrag. Wij gaan er vanuit dat gedragsproblemen het resultaat zijn van interacties tussen de leerling, de thuisomgeving en de klas- en schoolomgeving. De leraar als persoon speelt hierbij een cruciale rol.
De werkwijze richt zich daarom op het tastbaar maken van persoonlijke opvattingen en overtuigingen, de zogenoemde constructen. We stimuleren de onderwijsprofessional zijn eigen constructensysteem te onderzoeken en na te gaan welke implicaties dit heeft voor zijn omgang met leerlingen, vooral die leerlingen die hij als gedragsmoeilijk ervaart. Dat doen we door aandacht te besteden aan intuïtie, theorie en reflectie.
Van de ‘ik’ rechts tot het gemarkeerde punt X is sprake van een geringe afstand. Daarmee geeft Joris aan dat hij nauwelijks psychologische afstand ervaart ten opzichte van Josien . |
Opmerkingen
1 De werkwijze is mede ontwikkeld en beproefd door collega’s van proefscholen, collega’s en studenten van Instituut Theo Thijssen en het Seminarium voor Orthopedagogiek van de Faculteit Educatie, Hogeschool Utrecht.
2 Met ‘leraren’ bedoelen we ook aanstaande leraren en andere onderwijsprofessionals.
3 We schrijven ‘hij’ en bedoelen daarmee uiteraard ook ‘zij’.
4 Zie www.authentichappiness.org
Literatuur
- Pameijer, N., Beukering, T. van & Lange, S. de (2009). Handelingsgericht werken: een handreiking voor het schoolteam. Samen met collega’s, leerlingen en ouders aan de slag. Leuven: Acco.
- Seligman, E.P., Steen, T.A., Park, N. & Peterson, C. (2005). Positive Psychology Progress: Empirical Validation of Interventions. American Psychologist, 60, 5, 410-421.
- Touw, H. & Baars, A. (2008) Professional in de spiegel: herken je aandeel in relaties. De wereld van het jonge kind, 36, 4-7.
- Wolf, K. van der & Beukering, T. van (2009). Gedragsproblemen in scholen. Het denken en handelen van de leraar. Intuïtie, theorie en reflectie. Leuven: Acco.
Zie voor meer achtergrondinformatie de literatuurlijst in het artikel ‘Professional in de spiegel: achtergronden’.