Syndroom van Down
Het syndroom van Down, ook wel aangeduid als trisomie-21(3) is een aangeboren afwijking die zorgt voor een verstandelijke beperking, bepaalde uitwendige kenmerken en medische problemen. Dit wordt veroorzaakt doordat het erfelijk materiaal van chromosoom 21 in drievoud voorkomt in plaats van tweevoud.
In Nederland worden per jaar 180.000 kinderen geboren, waarvan 300 met het syndroom van Down. Bij een hogere leeftijd van de moeder neemt de kans op het syndroom toe.
Kenmerken zijn onder andere: verstandelijke handicap, ietwat scheefstaande ogen, een vlak achterhoofd, open mond, één dwarse, doorlopende handplooi, in 40 tot 50 procent een hartafwijking. Vaak sluik, dun haar en een kortere levensverwachting. Mensen met het syndroom van Down hebben een groter risico op medische problemen, zoals aanlegstoornissen aan de darmen, minder goed werkend afweersysteem of verhoogde kans op leukemie.
De afgelopen jaren is de zorg voor mensen met downsyndroom sterk verbeterd. Er zijn downsyndroom-teams die jonge kinderen met downsyndroom en hun ouders begeleiden. Deze teams zijn samengesteld uit onder andere een kinderarts, logopedist, fysiotherapeut en een maatschappelijk werker. Ook zijn er programma’s opgesteld voor het stimuleren van de ontwikkeling. Ouders leren vaak op hun eigen manier om te gaan met het hebben van een kind met downsyndroom. Sommige downkinderen volgen binnen het reguliere onderwijs een aangepast programma.
Gerelateerd




