Kennisplatform
Alles over executieve functies: Leermodules van Emiel van Doorn.

Leesdorst lessen (1) - Tien tips voor een goede les

Filipiak, P. (2016) Leesdorst lessen (1) - Tien tips voor een goede les.
Geraadpleegd op 15-10-2024,
van https://wij-leren.nl/begrijpend-lezen-hardop-denken-strategie.php
Geplaatst op 1 juni 2016
Leesdorst lessen - 1

14.00 uur: Meester Frans noemt het doel van de les: het gaat vanmiddag over W- en H-vragen. Weten jullie wat dat zijn? Zulke vragen en ook je antwoorden op die vragen veranderen bij elke tekst. Kijk maar even naar de poster met de leesstrategieën. En wat zie je op de foto van het vogelhuisje op het digibord? Een camera, vogelhuisje, eitjes……. Ja, goed zo.

In Leesdorst lessen(1) bekijk je twee leeslessen en bespreekt die met een collega.

  • Hoe pas jij het hardopdenkend leren lezen toe?
  • Wat zou je kunnen doen met het leren lezen van moeilijkere teksten?
  • Wat is het effect van je leesmethode op je leerlingen?
  • Kan het beter in de leeslessen?

In Leesdorst lessen (2), ga ik dieper in op het lezen van meer leesgenres, het doel van je leesonderwijs en de kwaliteit van leesmethoden.

1       Twee leeslessen

Bespreek de volgende leeslessen met een bouwcollega, bedenk een verbetering, lees daarna de rest van dit artikel, probeer één verbetering uit en bespreek je ervaringen in het team.

Les A

De les van meester Frans gaat verder. Bij het wachten op het instructiefilmpje, kijken de leerlingen alvast wat op hun werkbladen. Het filmpje wordt na enige vertraging getoond en er wordt gevraagd wat de leerlingen hebben gezien: gekke vogels, een vogelhuisje met camera. De leerkracht legt een verband tussen de foto en het filmpje.

Vervolgens komt het woordweb aan de orde: webcam, veren, eitjes, vogelspotter, vliegen, snavel. Dan de vraag: aan welk onderwerp denk je bij de foto en het filmpje? Vervolgens wordt de eerste opdracht gezamenlijk op het digibord gemaakt.

14.18 uur: het liedtekst van het werkblad wordt door leerkracht voorgelezen en hij wijst op de verschillende tekstsoorten, waardoor je steeds andere vragen moeten stellen en daardoor ook je antwoorden veranderen. De instructies op de werkbladen worden voorgelezen door leerlingen.

Vervolgens wordt het strategie-instructiefilmje getoond over vragen stellen: bij een zelfde tekstsoort steeds dezelfde vragen.

  • Lees altijd verder want je antwoord kan veranderen.
  • Bij een recept voor een appeltaart bijvoorbeeld: wat heb je nodig?
  • Waarom moet je dus verder lezen?
  • Leerling: voor meer informatie.

De instructie wordt na instructiefilmpje door leerkracht herhaald: wat moet je weten?

  • Er zijn instructieve teksten: wat zijn dat?
  • Er zijn ook reclameteksten, wie kent plezierteksten?
  • Leerlingen antwoorden: strips, AVI-boeken, moppen.

Dan volgt nog aandacht voor de moeilijke woorden in de tekst: tuimelen, de vogelaar, noteren, webshop, het detail. Meestal met vragen aan de leerlingen over wat het is.

14.30 uur: Leerlingen gaan aan het werk met het werkblad. Leerkracht: Eerst de tekst lezen en dan pas de opdrachten gaan maken. De eerste vraag wordt klassikaal gedaan.

  • Welke tekstsoort is dit en wat wil je weten: Ik denk een pleziertekst.
  • Welke vragen horen daarbij?
  • Waar gaat het over?
  • En hoe loopt het af?
  • Leerlingen geven antwoorden.

14.37 uur. Maak met je maatje de vragen 3 t/m 7 af. Daarna bespreken we het.

Les B

We gaan voorspellen. Wat is er in het nieuws geweest?

  • Voetbal.
  • Ebola........
  • ja, de landing op een komeet!

Wat is dat? De leerlingen gaan raden naar het nieuwsonderwerp. De tekst staat op het digibord. Voorkennis bij het onderwerp wordt opgeroepen bij de leerlingen:

  • ‘Schuin geland?
  • Wat is dat?
  • ‘Wat staat er op het plaatje?'
  • Het kopje '10 jaar onderweg' wordt besproken.

Daarna worden ook de andere kopjes van de tekst besproken. Regelmatig is er een gedragscorrectie door leerkracht. Vervolgens volgt een taakinstructie bij de tekst: opdracht 1 moet je eerst lezen, dan eerst zelf nadenken en dan in je groepje bespreken.

De leerlingen krijgen vijf minuten. Dan volgt nog wat aandacht aan enkele woorden. Wat is ‘landing?’

Vervolgens gaat het nog even over de eigen voorspellingen die leerlingen moeten invullen in het schema op het werkblad: kloppen straks je voorspellingen? Vervolgens wordt het filmpje over de landing op de komeet getoond.

Dan wordt de tekst in leesbeurten voorgelezen. Frits leest vloeiend, een andere leerling hakkelend.

Vervolgens: klopt het met onze voorspelling?

  • Wat heb je nog meer geleerd?
  • Wanneer is die komeet gelanceerd, denk je?

Carel wil al naar opdracht 2, wil dus sneller. Maar dat mag niet. Alleen leerlingen die geïnteresseerd zijn in het onderwerp doen mee. Het stukje over de batterij wordt gelezen: wat hadden we daarover voorspeld?

Daarna mogen de leerlingen vraag 2 en 3 maken met overleg in groepjes. Leerlingen mogen tot slot nog een 'wie, wat, waar - schema' op hun werkblad invullen.

2       De didactiek van het (interactief) hardopdenkend lezen

De belangrijkste didactiek voor onderwijs in begrijpend lezen is het (Interactief) Hardopdenkend leren lezen (Wilhelm, 2001).

Kinderen moeten namelijk leren hardop na te denken bij hun vloeiend lezen. Ik zag het weinig in leeslessen en vaak wordt het toegepast in een verkapte vorm van directe instructie over leesstrategieën. Dat heeft geen effect op beter begrijpend lezen (zie ook: Filipiak 2011, pagina 6, 57).

Jeffrey Willems en Lori Oczkus, onderzoekers én leraren, doen voor hoe je het in de klas kunt toepassen. Ze laten aan leerlingen horen hoe je kunt denken bij het lezen om je eigen onbegrip op te lossen. Denkstrategieën komen op die manier functioneel langs om informatie op te nemen terwijl je leest. Je begeleidt verder het lezen voornamelijk coachend bij het hardop denkend lezen van de leerlingen.

"Leesstrategieën zijn niet lineair van karakter." 

Ze één voor één onderwijzen in strategielessen kan zelfs het diepe begrip van teksten verstoren en zal niet leiden tot zelfstandig denkend lezen. (zie ook: Pinnell en Foundas, 2003).

Ervaren lezers gebruiken niet veel meer dan de vier V’s:

  • Voorkennis gebruiken;
  • Voorspellen;
  • Verbeelden;
  • eigen Vragen stellen bij het lezen.

Neem zelf de proef op de som door met elkaar hardopdenkend te gaan lezen en van elkaar te horen hoe iedereen op verschillende manieren denkt bij het begrijpend lezen.

Het begint er al mee dat je collega’s andere voorkennis bij teksten hebben. Dat is niet hinderlijk maar maakt het lezen met elkaar juist interessanter. Trek daarover je conclusies voor toepassing in de klas:

  • hebben al jouw leerlingen de zelfde voorkennis bij teksten?
  • Zo nee, houd je daar dan rekening mee bij je lessen begrijpend lezen?

De vier eenvoudige denkstrategieën kun je altijd gebruiken, voor alle tekstsoorten en voor alle luister- en leesniveaus bij leerlingen in groep 1 tot en met groep 8. Ook als teksten moeilijker worden en bij het studerend lezen.

Verstoring

Er zijn helaas veel lijstjes met ‘leesstrategieën’ in omloop die het leren lezen van jonge kinderen sterk bemoeilijken. Ik zag er weer eens een in een boek van Nancy Fry en Douglas Fisher (2013):

  • vraagstrategieën;
  • samenvatting strategieën;
  • strategieën van concluderen en afleiden (‘Inferencing’);
  • reflectieve strategieën: meta-cognitie;
  • connectiestrategieën: koppelen van informatie aan eigen (lees)ervaringen;
  • analysestrategieën (Analyzing).

"Verschillende leesdeskundigen stellen verschillende lijstjes op en maken er een potje van." 

Ze mixen strategieën (jezelf vragen stellen tijdens het lezen) met leesdoelen (een samenvatting maken). En dat komt ook allemaal in leesmethoden terecht.

  • Samenvatten is meer een leesdoel waarvoor je je denk-strategieën gebruikt. Samenvatten doe je niet altijd met alle teksten. Een recept samenvatten heeft bijvoorbeeld niet zoveel zin.

En dat is niet het enige probleem.

  • De complexiteit wordt voor jonge lezers ook nog eens vergroot door te werken met elkaar overlappende strategieën zoals ‘Analysis’ en ‘Inferencing’.

Dit terwijl je leerlingen bij het analyseren van informatie in een tekst veel eenvoudiger kunt begeleiden, door ze hun voorkennis met hun voorspelling te laten vergelijken. Op basis daarvan kun je vaak als lezer ook een conclusie bedenken.

  • Tevens bevatten zulke lijstjes opsommingen van strategieën in willekeurige volgorde en daarmee miskennen de bedenkers de samenhang van het denken voor, tijdens en na het lezen.

Geef kinderen aanwijzingen hoe je eigen vragen kunt stellen op basis van je verbeelding: bedenk een foto bij deze zin en bedenk je vraag. Of laat aan je leerlingen horen hoe je een vraag bij je voorkennis en daarop gebaseerde voorspelling, kunt bedenken. Zie verder ook ‘De keuze en definitie van leesstrategieën’ in ‘(Hardop)denkend leren lezen’ (Filipiak, 2012).

Lestips

Kies na de bespreking van het bovenstaande één tip en ga die samen met een collega invoeren.

"Presenteer samen je parel in het team."

  1. Ga met teamgenoten het interactief hardop denkend lezen oefenen en bespreek daarna hoe je het kunt gebruiken in je leesonderwijs. Let op verschillen in voorkennis en de gevolgen daarvan voor het leesonderwijs met de kinderen in je klas.
  2. Wissel bij de lesstart eerst voorkennis uit: start het onderwerp van de tekst met het filmpje, geluidsfragment of foto bij de tekst. Ga niet 'hengelen' naar wat leerlingen (niet) weten. Sommige leerlingen weten iets en andere leerlingen weten niets. Zonde van de tijd. Let op: niet alle leerlingen zijn zomaar gemotiveerd voor het onderwerp van de tekst. Laat ze eerst een verbinding maken met hun eigen leven voordat je verder gaat.
  3. Laat de leerlingen regelmatig zelf vragen bedenken bij het filmpje, geluidsfragment of foto en schrijf enkele zinvolle vragen van de leerlingen op het bord en ga juist daarmee lezen. Dat motiveert meer dan vreemde vragen van de methodemakers. Laat ze lezen om eigen vragen te beantwoorden. Of laat een kind lezen met de vraag van een ander kind.
  4. Kies een beperkt aantal mogelijk onbekende woorden, bijvoorbeeld onbekende woorden van de kopjes. Hengel niet naar de betekenis van deze woorden, maar geef voorafgaand aan de tekst kort een voorbeeldzin met het woord. Zeg dat leerlingen even na moeten denken over de betekenis. Meer niet. Als je leerlingen verkeerde betekenissen laat noemen worden ook die onthouden en dat zorgt voor verwarring.
  5. Lees de tekst voor en de leerlingen lezen de tekst mee. Doe dit klassikaal. Zo ondervang je een beetje het verschil tussen mindere en betere technisch lezers en kunnen mindere lezers eerst mondeling naar de betekenis luisteren erover nadenken en mondeling reageren. Het lezen daarna gaat dan voor hen wat gemakkelijker.
  6. Zo nu en dan: doe de techniek van het hardopdenkend lezen voor, bijvoorbeeld met je eigen gebruik van een voorspelling. Doe dit dus alleen omdat je daardoor iets uit de tekst beter begrijpt: he, wat is dit nou? Ga dus leesstrategieën niet altijd uitleggen, want dat wordt al snel te abstract en leidt af van de motiverende inhoud en de rode draad in de tekst. Enkele woorden die vooraf zijn aangestipt komen ook tijdens het lezen in de context langs. En na het lezen kom je er op terug en vraag je aan leerlingen ‘ ik – zinnen’  met het nieuwe woord.
  7. Werk pas in groepjes om samen pratend te lezen of om vragen te beantwoorden als alle leerlingen al meer weten over het onderwerp. Dan kunnen ze er beter met elkaar over praten en is niet steeds één leerling actief is. Laat leerlingen fluisterend hardopdenkend met elkaar lezen in groepjes.
  8. En nog zinvoller wordt het als twee leerlingen uit het groepje een korte presentatie over de komeet moeten voorbereiden. Met daarbij vragen van de luisterende klasgenoten en hulp van het eigen groepje bij het beantwoorden.
  9. Loop langs de groepjes. Coach het hardopdenkend en pratend lezen van de leerlingen en leer ze op die manier het denkend lezen. Je hoort dan ook wat de leerlingen doen bij hun begrijpend lezen en je kunt ze meteen feedback geven. Dat werkt beter dan leestoetsen.
  10. Na het lezen wordt eerst aandacht besteed aan de inhoud: wat weet je nu meer over kometen, wat je eerst niet wist? Dan worden de eigen vragen van de leerlingen beant-woord. En als de tijd het toelaat wordt extra aandacht besteed aan enkele nieuwe woorden.

"Les de leesdorst van de kinderen in je klas."


Geraadpleegde Literatuur

  • Frey, N.,F isher, D. (2013) Rigorous Reading; 5 Acces Points for Comprehending Complex Texts. Corwin.
  • Filipiak, P. (2012) (Hardop) Denkend Leren Lezen; begrijpend lezen is denkend lezen. OMJS.
  • Heathington, B. (1979) What to Do About Reading Motivation in Middle School. Journal of Reading, 22, pp 709-713.
  • McKenna, M., Ellsworth, R en Kear, D. (1995) Children’s Attitudes Towards Reading: A National Survey. Reading Research Quarterly, 30, pp 934-957.
  • Oczkus, L. (2009) Interactive Think-Aloud Lessons; 25 Surefire Ways to Engage Students an Improve Comprehension. Scholastic.
  • Pinnell, G.S., Fountas, I, C. (2003) Teaching Comprehension. The California Reader, 36 (7-14).
  • Shapiro, J. en White, W. (1991) Reading Attitudes and Perceptions in Traditional and Nontraditional Reading Programs. Reading Research and nstruction, 30 pp 52-66.
  • Walta, J. Open Boek (2013); Handboek leesbevordering; Kinderboekenwinkel de Boekenberg.
  • Wieberdink, H. Kuster, H. (februari 2015) Naar een cognitief-linguïstische benadering van begrijpend lezen in de basisschool. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 54 (2), 91.
  • Wilhelm, J., Baker, T. en Dube, J. (2001) Strategic Reading, Guiding Studens to Lifelong Literacy. Heineman.
  • Wilhelm, J. (2001) Improving Comprehension With Think - Aloud Strategies; Modeling What Good Readers Do. Scholastic.
  • Wilhelm, J. (2008) Hardopdenkend leren lezen. OMJS.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.