Ondernemende pedagogen gezocht!
Bert Kalkman
Adviseur - veranderaar bij Edu-Sign
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/ondernemende-pedagogen-gezocht.php
Het is tijd voor een pedagogische revival
Pedagogen staan in een ondernemende historische context. De echte pedagogen hebben de handen uit de mouwen gestoken, als zelfstandig ondernemer of door in bestaande contexten ondernemend gedrag te vertonen en het verschil te maken. In dit artikel zijn het Geheeb en Wagenschein die ons inspireren. Maar ook mensen als Jan Ligthart en Theo Thijssen scharen zich in deze rij. Laten we de situatie in het Nederlandse onderwijs op ons inwerken, dan is het tijd voor een pedagogische revival. Pedagogen moeten veel nadrukkelijker aanwezig zijn in het onderwijs!
Mijn pleidooi is dat de pedagogen, ondernemer of in loondienst, zelf of samen met leraren en kinderen werkbare praktijken ontwikkelen en deze breed toegankelijk maken. Dat betekent het met Paul Geheeb aandurven bestaande structuren te doorbreken en iets nieuws te beginnen. Maar laten we de les van Martin Wagenschein niet vergeten. Laat u omgeven door de kinderen! Zij zijn het die inspireren en een beroep doen op het entrepeneurship van de pedagoog!
Samenvatting
Deze bijdrage gaat over de pedagoog als ondernemer. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de pedagoog als ondernemer en de ondernemende pedagoog. Met een kritische blik wordt gekeken naar de plaats die pedagogen innemen binnen het onderwijs en hun invloed op de onderwijspraktijk. Daarbij heeft deze bijdrage vooral de schoolpedagoog in het vizier. Omdat bij historische pedagogen het nodige ondernemerschap aanwezig was, kijken we ter inspiratie in de spiegel van twee Duitse pedagogen. De in Nederland relatief onbekende Paul Geheeb (1870-1961) als pedagoog en ondernemer en Martin Wagenschein (1896-1988) als ondernemende pedagoog.
Inleiding
Vraag een willekeurige Nederlander waar hij aan denkt bij het woord ondernemen. In de meeste gevallen wordt dan allereerst gedacht aan het bedrijfsleven en aan zakenmensen met een hoog gehalte business uitstraling. De kans dat het over pedagogen gaat is niet groot. Wordt de vraag anders gesteld: ‘Zijn er pedagogen die ondernemen?’ Dan is het een reële mogelijkheid dat mensen wel eens in aanraking geweest zijn met een pedagoog als hulpverlener. ’Die werk bij een bureautje of zo…’, is dan de reactie. Maar echt ondernemen? Dat is niet het beeld dat de pedagoog oproept.
Entrepeneurship
Niemand zal ontkennen dat het verschil maakt of iemand in loondienst is of als zelfstandig ondernemer de kost verdient. Het onderscheid zit niet zozeer in de motivatie dan wel in de context van waaruit het werk gedaan wordt. De ondernemer heeft geen organisatie achter zich die hem van werk voorziet. Zijn voortbestaan hangt vooral af van de wijze waarop hij zich onderscheid door zijn product, creativiteit, kwaliteit en prijs. Dit geldt dus ook voor de pedagoog als ondernemer.
Toch wil ik de pedagoog als ondernemer niet beperken tot de zelfstandig ondernemer. Ondernemen is namelijk een begrip dat breder is en vooral ondernemend gedrag veronderstelt. Tot ondernemend gedrag behoren zaken als initiatief nemen, creatief en innovatief zijn en oog hebben voor kansen in de markt.
Ondernemend gedrag veronderstelt ook durf om buiten de bestaande orde te denken en te handelen. Het is het gedrag dat authentieke en originele mensen kenmerkt. Dit zou wat mij betreft de rol van de pedagoog als ondernemer moeten zijn. Niet denken in bestaande kaders en structuren, maar het lef hebben om pedagogisch en onderwijskundig het verschil te maken. Dit sluit helemaal aan bij de etymologische herkomst van het woord lef. Afkomstig uit het Jiddisch heeft het de connotatie van moed en durf . Tegelijk staat het niet los staat van de achterliggende Hebreeuwse context waar lev alles te maken heeft met het hart, het innerlijke zijn. (Philippa, 2009).
Dat is ook wat de pedagoog past. Vanouds is hij niet alleen gericht op het bijbrengen van inhoudelijke kennis, maar evenzeer op het cultiveren van het innerlijk, de dimensie van het hart. Van Riessen (2013) wijst er op dat de ontwikkeling van het innerlijk langs een ander tempo, ook wel de trage zielsdimensie genoemd, verloopt dan die van de informatiecultuur waarin wij vandaag leven. De pedagoog is dus niet alleen gericht op kwalificatie, het aanleren van kennis, vaardigheden en begrip om er iets mee te kunnen. Maar hij richt zich evenzeer op de dimensies van de socialisatie, het bijbrengen van waarden en normen en de subjectwording, de persoonlijke vorming van jonge mensen tot onafhankelijke denkers (Biesta, 2012). Dat is immers ook de pedagogische opdracht van het onderwijs. Maar, bijzonder in het onderwijs, is er pedagogische moed nodig om niet te vervallen in het functionele en uitvoerende handelen, het kwalificatieniveau Immers de nadruk op de resultaten prevaleert nog al eens boven aandacht voor de opbrengsten. De aandacht voor de resultaten past daarbij helemaal in de cultuur van het new public management (Derkse, 2011) met de grote nadruk op accountability, rekenschap geven op basis van ‘harde’ gegevens. Maar denken in termen van opbrengsten is van een andere orde. Dit begrip verwijst etymologisch (Philippa, 2009) naar iets anders dan alleen het behalen van resultaten. Het verwijst namelijk ook naar iets ‘op-brengen’ in de zin van onder naar boven brengen of iets opdiepen (Kalkman, 2011). Opvoeden en onderwijzen, werken aan de ontwikkeling van jonge mensen kost dus inspanning. Maar het is de moeite waard om er in te investeren, het gaat immers over de toekomst van een nieuwe generatie. Willen we pedagogisch geen brokken maken, dan wordt het hoogt tijd dat het onderwijs duidelijk onderscheid maakt tussen de begrippen leerresultaten en opbrengsten. En wie anders moeten dit onderscheid maken dan de pedagogen zelf! Dat vraagt moed en durf, niet alleen om een stem te laten horen, maar vooral ook om er daadwerkelijk iets tegen te doen. Om nog een keer een Jiddische woordspeling te gebruiken, de pedagoog moet zich een ‘lefgozer’ betonen, iemand die moed heeft, maar ook iets onderneemt, iets doet!
Vanuit dit perspectief is iedere rechtgeaarde pedagoog een ondernemer of beter nog een entrepreneur. Een entrepreneur laat zich niet in een hoek duwen, maar reageert op kansen, heeft ideeën en weet deze ook te transformeren in waarde(n) voor anderen (Eurydice, 2012).
Pedagogisch ondernemerschap betekent dus aanwezig en attent zijn. Kansen om opvoedkundige en onderwijskundige waarde(n) te realiseren moeten opgepakt en omgezet worden naar de praktijk van het handelen. Niet achter de feiten aanlopen, maar initiatief nemen en realistische alternatieven bieden.
(On)zichtbare pedagogen
Pedagogen zijn er genoeg, maar waar zijn de pedagogen in de debatten rond onderwijs? Met deze vraag doel ik niet in eerste instantie op de pedagogen die onderzoek doen en publiceren, maar veel meer op de rol van de pedagogen in de scholen zelf. Zijn pedagogen niet teveel hulpverleners geworden en komen ze pas in beeld wanneer zich problemen voordoen? Moet de pedagoog niet veel zichtbaarder zijn aan de voorkant van het onderwijsproces.
En dan niet in eerste instantie als zorgspecialist of hulpverlener, maar als schoolpedagoog. Dat is iemand die onderwijs en opvoeding bij elkaar weet te houden en weet hoe je betrokkenheid en diepgang in het onderwijs kunt brengen. Die weet hoe je jonge mensen in de boot kunt houden, door achter hun ogen te zien wat ze willen vragen en weten. De ondernemende pedagoog laat het dus niet gebeuren, maar toont initiatief. De een doet dat als zelfstandig ondernemer, de ander in loondienst, maar beiden voelen zich entrepreneur en nemen het voortouw!
Paul Geheeb, een pedagoog als ondernemer
De tijd dat pedagogen eigen scholen stichtten ligt lange tijd achter ons. Wie in Nederland iets wil ondernemen krijgt direct te maken met de complexiteit van wet- en regelgeving. Dat geldt niet alleen voor wie een school wil stichten, maar evenzeer voor al degenen die dagelijks in de scholen met veel energie aan het werk zijn. Maar om als pedagogen geïnspireerd te blijven is het goed kennis te nemen van het ondernemerschap van historische pedagogen. In vaak veel moeilijker omstandigheden dan waar wij in werken, slaagden sommigen er desondanks in toch hun idealen te realiseren.
Kenmerkend aan hun ondernemerschap is dat ze in veel gevallen een duidelijk opvoedingsdoel voor ogen hadden, een zeker charisma ten toon stelden en beschikten over een tomeloze inzet en doorzettingsvermogen. Echte entrepreneurs dus. Een pedagoog die onder deze categorie ondernemers valt is de Duitser Paul Geheeb. In vogelvlucht volgt nu een impressie van zijn levensloop met het accent op die momenten waar zijn ondernemerschap duidelijk zichtbaar was.
Het is 1910 wanneer de dan veertigjarige Paul Geheeb (1870-1961) samen met zijn vrouw Edith Cassirer (1885-1982) de Odenwaldschule in Oberhambach, dichtbij Heidelberg, opricht. Zijn schoonvader, de Joodse ondernemer Max Cassirer, is zijn investeerder. De school is er uiteraard niet zomaar gekomen. Veel inzet en teleurstellingen zijn er aan vooraf gegaan. Maar nu is het zover. De pedagoog Geheeb sticht zijn eigen school waarin het motto ‘Werde der du bist’ centraal staat. Samen met zijn medewerkers ziet hij het als doel een sfeer te creëren waarin de religieuze gevoeligheid van kinderen ontwikkeld wordt en waar eveneens de lichamelijke, intellectuele, morele en esthetische mogelijkheden harmonieus gestimuleerd worden (Geheeb,1931).
De start van de school gaat met veel gedoe gepaard. Het valt niet mee om alles goed georganiseerd te krijgen op een school waar leraren en leerlingen ook nog eens intern verblijven. En leiding geven ziet de ondernemer Geheeb niet als zijn eerste taak. Een school wordt in zijn visie niet door volwassenen gemaakt, maar is een gemeenschap waar iedereen de ruimte heeft zichzelf te zijn. De basis voor de gemeenschap is het gezamenlijke gesprek. Gelijkwaardigheid tussen volwassenen en kinderen is daarbij essentieel. Zijn rol als leider ziet Geheeb vooral in het uitdragen en voorleven van de door hem gewenste cultuur van liefde vertrouwen, vrijheid en menswaardigheid. De school als gemeenschap moet zich zo ontwikkelen dat ze eigenstandig kan functioneren.
Een uitermate moderne manier van leiding geven, waarin hij niet als leidinggevende maar als pedagoog het voortouw neemt. Hij doet letterlijk voor, waar hij voor staat. Dat is ook wat een ondernemer past, laten zien waar je voor staat.
Entrepeneurship is het omzetten van kansen en mogelijkheden in waarde(n) voor anderen. Dat is wat Geheeb ook doet. Hij realiseert in het belang van de kinderen zijn systeem waarvan de opvallendste kenmerken zijn: geen leerstofjaarklassen, geen zittenblijven, samen (jong en oud) werken en leren in zogenaamde vakgroepen, beperking van de leerstof geconcentreerd rond grote thema’s, naast een verplicht vakkendeel ook een vrije keuze. Vaste docenten en gastdocenten wisselen elkaar af. Zo worden de kinderen in aanraking gebracht met interessante persoonlijkheden, zoals Martin Buber, die iets toe kunnen voegen aan hun persoonlijke ontwikkeling (Näf, 1998). Geheeb verliest zich niet in abstracties of het schrijven van visiestukken. Zijn pedagogische ideeën zet hij om in concrete activiteiten. Een typisch voorbeeld van ondernemerschap.
Ondernemen is echter ook afzien. Grote onzekerheid komt er in het leven van Geheeb en zijn vrouw Edith wanneer de invloed van het naziregime in de dertiger jaren toeneemt. De opvoeding tot democratie ( Shirley, 1992) is de nazi’s een doorn in het oog. Geheeb creëert tegen de geest van die tijd, een pedagogische vrijstaat te midden van een samenleving die zich kenmerkt door toenemend nationalisme, racisme en intolerantie. Als ondernemer maakt Geheeb eigen keuzen. Vandaag zouden we zeggen dat hij zich profileert in een nichemarkt. Zijn tegendraadse aanpak trekt aan, maar roept ook weerstand op bij degenen die die zich het liefst in de mainstream voegen.
Wanneer na veel gedoe de nazi’s de leiding van de school overnemen, neemt Geheeb een rigoureus besluit. Hij laat de Odenwaldschule achter en emigreert naar Zwitserland. Zonder middelen en de financiële steun van zijn Joodse schoonfamilie vertrekt hij in 1934. Van de 200 leerlingen gaan er 24 mee, het merendeel Joodse kinderen. Langs up en downs begint Geheeb aan de wederopbouw van zijn ideaal. In 1937 sticht hij zijn Ecole d’Humanité, school van de (mede)menselijkheid.
In deze fase rond de periode van de tweede wereldoorlog is er bijna altijd geldgebrek, kan de huur niet betaald worden omdat er te weinig leerlingen zijn of omdat ouders het schoolgeld niet kunnen betalen. En van Joodse vluchtelingenkinderen kun je uiteraard niets vragen. In deze jaren moet iedereen dan ook de handen uit de mouwen steken. Naast lesgeven, is het houthakken, groenten verbouwen, wassen, strijken enzovoorts. Pedagogisch ondernemen is dus ook afzien omwille van het grote doel. Maar Geheeb blijft ondanks alles trouw aan zijn idealen en bouwt samen met zijn vrouw en medewerkers aan de uitbouw van de Ecole ‘d Humanité. In 1946, twaalf jaar na zijn emigratie, vindt de school uiteindelijk zijn definitieve bestemming in het Zwitserse plaatsje Hasliberg, waar in de uitgangspunten van de school zijn geest nog steeds te herkennen is (Näf, 2006). Lüthi (2009), de opvolger van Geheeb geeft kernachtig enkele van de uitgangspunten weer:
- Geen leerstofjaarklassensysteem maar een flexibel onderwijsprogramma;
- Het kind heeft inspraak in het samenstellen van het eigen onderwijsprogramma;
- Het kind neemt de verantwoordelijkheid voor het leerproces van de leraar over;
- Geen concurrentie door cijfers, maar een persoonlijke waardering over de geleverde inspanning en geen zittenblijvers;
- Werken en leren in leeftijdtijdoverstijgende ‘vakgroepen’;
- Drastische beperking van de leerstof en leren volgens het principe dat minder meer is;
- Een evenwichtige balans tussen kennisgerichte vakken en persoonlijke vorming doormiddel van ambachtelijke vakken en aandacht voor cultuur, sport en muziek;
- Geen straf maar consequenties.
Wat is de les voor ons? Pedagogen moeten iets doen, stichten ze zelf geen scholen, dan moeten ze zichtbaar in de scholen aanwezig zijn. Het pedagogische debat moet niet over gelaten worden aan de politiek of de academische discussie. Nee, in de beroepspraktijk moeten de pedagogen aanwezig zijn om het debat te voeren en mee te werken aan de bevordering van een cultuur van leven en leren die een nieuwe generatie vormt en stimuleert om zelf ook iets te doen. Dat is kinderen leren zich in te spannen voor de eigen ontwikkeling en tegelijk bij te dragen aan de ontwikkeling van de ander en maar ook aan de samenleving als geheel.
Bovenstaande brengt bij de vraag waar de pedagogen vandaag te vinden zijn? Geheeb leert ons dat ze in de scholen moeten zijn, daar waar opgevoed en onderwijs gegeven wordt. Hoe ze daar moeten zijn? Niet als vertegenwoordigers van het oude, maar als personen die in de traditie van de grote pedagogen bij willen dragen aan de opvoeding tot de humanitas van de nieuwe generatie. En dat gaat niet vanachter een bureau, daarvoor moet je in de benen komen. Pedagogisch entrepeneurship dus!
De realiteit is echter dat wat Paul Geheeb realiseerde, voor de meeste pedagogen niet weggelegd is. Daarom wordt in het nu volgende gedeelte een pedagoog voor het voetlicht gehaald die geen ondernemer was, maar zeker te typeren is als een ondernemende pedagoog.
Martin Wagenschein, de ondernemende pedagoog
Het is 1923 als zich op de Odenwaldschule van Paul Geheeb een gast meldt. Het is de dan 27-jarige Martin Wagenschein (1896-1988). Afgestudeerd en gepromoveerd in de wis- en natuurkunde, heeft hij na lang aarzelen besloten te gaan werken in het onderwijs. Had hij zich al een traditionele school voorgesteld, dan is daar bij de Odenwaldschule geen enkele sprake van.
Volgens Wagenschein (1986) begon op deze school voor hem een tweede pedagogische jeugd. Hij leerde hier wat het betekende om kinderen serieus te nemen, vertrouwen in hen te hebben en vertrouwen bij kinderen te krijgen zonder vertrouwelijk te worden. Hij leert enorm veel van de onderwijs- en opvoedingskunst van zijn collega’s. En begrijpt al snel: “dat er toch echt een verschil bestaat tussen je door leerlingen of door kinderen omgeven te weten” (p.33).
Tien jaar zal Wagenschein bij Paul Geheeb werken. Maar in 1932 volgt hij zijn hart en besluit zijn kennis en ervaring van de Odenwaldschule in te gaan zetten in een oude Oberrealschule in Darmstadt. Een enorme stap! Van de pedagogische vrijstaat bij Geheeb begeeft hij zich naar een onderwijsomgeving die gekenmerkt wordt door oude structuren en oude gebouwen. Hij laat zich echter allerminst uit het veld slaan en gaat aan het werk.
Ik experimenteerde met de kinderen door lang en intensief met een onderwerp bezig te zijn en hen door het gesprek zelfstandig het probleem te laten oplossen. Natuurlijk ging dat in tegen de regels van wat in een les bereikt moest worden. Maar zo probeerde ik mijn ideeën een plaats te geven binnen wat men gewend was. (p.44).
Een prachtig voorbeeld van een ondernemende pedagoog. Tegen de regels en structuren in gaat hij aan het werk met de jongelui in Darmstadt. Als een van de eersten organiseert hij al voor de tweede wereldoorlog zogenaamde blokuren. Hoewel er bezwaren zijn tegen zijn vooruitstrevende werkwijze, verstommen deze wanneer de praktijk het succes aantoont. Wagenschein is het prototype van de pedagoog die zijn ideeën over opvoeding en onderwijs daadwerkelijk praktiseert in de praktijk van elke dag. Daarbij trekt hij opvoeding en onderwijs niet uit elkaar, maar gebruikt de inhoud van zijn vakgebieden om jonge mensen te enthousiasmeren en persoonlijk te laten groeien.
Zijn ervaringen houdt hij niet voor zichzelf. Op beeldende, bijna literaire wijze schrijft hij kleine essays waarin hij de lezer als het ware meeneemt in het klaslokaal en laat ervaren wat er gebeurt wanneer je op authentieke wijze te werk gaat. Voor Wagenschein was dat het leren aan de natuurverschijnselen zelf. Een mooi voorbeeld is zijn onderwijs over de ‘Slinger van Foucault’.
Na lang gepiekerd te hebben over de vraag hoe hij dit lastige onderwerp bij kinderen onder de aandacht kon brengen, kwam hij op het idee in de klas een experiment te doen. We laten Wagenschein (1995) zelf aan het woord.
Dus sleepte ik ’s middags een rotsblok zo groot als een hoofd naar school en hing dit met een dik touw aan het vijf meter hoge plafond. De volgende dag in de natuurkundeles zei ik helemaal niets en liet alleen de zware slinger van de kant af in de richting van de kinderen slingeren. Wat langzaam! Het toekijken alleen al maakte rustig. Vanzelf kwamen de jongens en meisjes van hun plaatsen. Vol respect stonden zij daar, dicht om de gevaarlijke slingerruimte heen. Er hoefde niets gezegd te worden. Het leggen van contact behoefde geen aansporing. De slinger had slechts tijd nodig die de school zich zelden permitteert. Alle hoofden gingen mee, op en neer, heen en weer. Het zachte aankomen van de steen, het suizen door het midden en aan het eind van de beweging het aarzelende stijgen tot aan het keerpunt. Het blok steen komt niet meer zo hoog als de eerste keer. Zij schommelt alleen, bijna onvermoeibaar, zonder dat iets of iemand haar aandrijft.. Alleen al het kijken leidt de aandacht naar de beheerste maatbeweging van de slinger. Waarom zwaait de lange slinger zo langzaam? Het is te zien, het aantal slingerbewegingen nadert een wetmatigheid. De grote slinger roept vragen op die een kleine snelle slinger nooit zal oproepen. Zeker niet zoals bij het raadselachtige hoogste punt waar het rotsblok omkeert. Beweegt het blok zich daar op dat moment, of toch niet? Stopt het of ...? Hoe lang duurt de pauze van bewegingsloosheid? Is deze vraag eenmaal gesteld, dan begint een vooraf niet in te schatten gesprek tussen de kinderen . De leraar behoeft helemaal niets te zeggen. Hoogstens kan hij aan het eind samenvatten: het is een stilstand zonder duur, dat wat de natuurkunde een “tijdstip” noemt. Korter dan elk ogenblik, kleiner dan elk moment onder alle getallen. Het duurt, en toch is het nul! Daar staat een blok steen stil, en toch staat het niet stil – zoiets moet het dus zijn. Wie denkt dat deze manier van leren niet tot het leren van de formule komt, vergist zich. Dat is zeker het geval, maar allereerst moeten de leerlingen aangesproken worden, dan volgt de rest vanzelf. Geen haast dus, want haast bederft immers alles! (pp.101-102).
Ondernemend, pedagogisch en vakinhoudelijk tegelijk. Dat is de les van Wagenschein voor ons als pedagogen. Door in de onderwijspraktijk aan het werk te gaan, kunnen pedagogen laten zien wat je met pedagogische inzichten kunt bereiken. Het is ook hierom dat ik sceptisch ben over de impact van pedagogen die wel iets vinden over onderwijs, maar geen relatie hebben met de vakinhouden. Dat is ook de grote les die Wagenschein ons voor houdt.
Pedagogiek is niet alleen iets voor de lerarenopleidingen, maar vindt plaats in de beroepspraktijk. Onderwijs draait immers om de bemiddeling van inhouden en wanneer de pedagogiek daarin niet aanwezig is, wordt onderwijs plat en resultaatgericht.
Wanneer Wagenschein in 1955 hoogleraar pedagogiek wordt, houdt hij zijn praktijk vol. Hij blijft werken met leerlingen en ook met zijn studenten praktiseert hij zijn pedagogische ideeën. Nooit heeft hij zich neergelegd bij de moeizame praktijk of zich opgesloten in theoretische verhandelingen. Tot op hoge leeftijd bleef hij actief in het geven van onderwijs. Als pedagoog liet hij zich niet weerhouden ondanks de veranderende contexten zijn ideaal te praktiseren. Één mens, één pedagoog maakt immers het verschil. Wie zo te werk gaat is met recht ondernemend te noemen.
Traditie
Pedagogen staan dus in een ondernemende historische context. De echte pedagogen hebben de handen uit de mouwen gestoken, als zelfstandig ondernemer of door in bestaande contexten ondernemend gedrag te vertonen en het verschil te maken. Het zijn niet alleen Geheeb en Wagenschein die ons inspireren. Ook mensen als Jan Ligthart en Theo Thijssen scharen zich in deze rij. Laten we de situatie in het Nederlandse onderwijs op ons inwerken, dan is het tijd voor een pedagogische revival.
Entrepeneurship realiseert waarde(n). Laten we ons toch niet laten leiden door financiële prikkels of platte resultaten. De culturele en sociale waarde(n) die de pedagoog toe kan voegen, betalen zich wel degelijk uit in de levens van jonge mensen. Verborgen waarde heet dat in de zakelijke wereld. Het is de waarde van je gekend weten, van leren met diepgang en betrokkenheid. Dat zijn de zaken die bijblijven en precies het verschil uit maken tussen het principe van return on investment of de social return on investment.
‘Ondernemende pedagogen gezocht!’, dat is de titel boven mijn bijdrage. Pedagogen moeten veel nadrukkelijker aanwezig zijn in het onderwijs, Een bijna missionaire opdracht. Te weinig nemen de pedagogen in het voortouw nemen in de ontwikkeling van het onderwijs. Ook in de leiding van basis- of voortgezet onderwijsscholen of onder de leraren worden de pedagogen node gemist. En dat is een gemiste kans.
Mijn pleidooi is dat de pedagogen, ondernemer of in loondienst, zelf of samen met leraren en kinderen werkbare praktijken ontwikkelen en deze breed toegankelijk maken. Dat betekent het met Paul Geheeb aandurven bestaande structuren te doorbreken en iets nieuws te beginnen. Lesgeven, scholing verzorgen, onderzoek doen, artikelen schrijven, het hoort allemaal bij het werk van de pedagoog. Maar laten we de les van Martin Wagenschein niet vergeten. Laat u omgeven door de kinderen! Zij zijn het die inspireren en een beroep doen op het entrepeneurship van de pedagoog!
Deze bijdrage is ook gepubliceerd in: Jan Bekker e.a. (red.) (2015). De pedagoog in de spotlights. Opvoedingsidealen vanuit verschillende contexten. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
ISBN: 978 90 8850 504 1
Literatuur
- Biesta, G. (2012). Goed onderwijs en de cultuur van het meten. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
- Derkse. W.(2011). Vorming en het belang daarvan. In Onderwijsraad, Essays over vorming in het onderwijs (pp.7-15). Den Haag: Onderwijsraad.
- Eurydice (2012). Entrepreneurship Education at School in Europe. Brussel: Education, Audiovisual and Culture Executive Agency.
- Geheeb, P. (1931). Die Odenwaldschule im Lichte der Erziehungsaufgaben der Gegenwart. In Erziehung zur Humanität (pp. 131-154). Heidelberg: Verlag Lambert Schneider.
- Lüthi, A. (2009). Annäherung an die Ecole und ihre Pädagogik. In Eine Menschliche Schule (pp.263-274) Hrsg. H. Näf. Oberhofen am Thunersee: Zytglogge Verlag.
- Philippa, M., Debrabandere, F. & A. Quak. (2009). Etymologisch woordenboek van het Nederlands. Amsterdam: University Press.
- Kalkman, B. (2011). Over opbrengsten gesproken. In Artificium, Over opbrengsten gesproken (pp.14-29). Gouda: Driestar Educatief.
- Näf, M. (1998). Paul Geheeb. Weinheim: Deutscher StudienVerlag.
- Näf, M. (2006). Paul und Edith Geheeb- Cassirer. Weinheim: Beltz Verlag.
- Riessen, R. van (2013). De ziel opnieuw. Amsterdam: Sjibbolet.
- Shirley, D. (1992). The politics of progressive education. Cambridge: Harvard University Press.
- Wagenschein, M. (1989). Erinnerungen für Morgen. Weinheim: Beltz Verlag.
- Wagenschein. M. (1995). Naturphänomene sehen und verstehen. Stuttgart: Ernst Klett Verlag für Wissen und Bildung.